Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verkiezing-Verzoening-Verbond (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkiezing-Verzoening-Verbond (III)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijbelse verantwoording
De vraag die voor iedere gereformeerde theoloog geldt is: wat zegt de Schrift. Daarom is ook een onderzoek naar de bijbelse gegevens van de grootste betekenis wanneer het gaat over de Raad des vredes, of het verbond der verlossing. Dr. Loonstra heeft aan dit schriftuurlijk fundament van de leer van het pactum salutis zeer zorgvuldig aandacht gegeven. Hij heeft daarbij zichzelf voor de taak gesteld de gebruikelijke en gangbare schriftgegevens opnieuw te toetsen aan de norm van de Schrift zelf. Hij stelt daarbij van te voren vast welke bijbels-theologische maatstaven gebruikt moeten worden, waarbij hij afstand neemt van de methode, waarbij men de Schrift hanteert als de steengroeve, waaruit de bewijsplaatsen worden aangevoerd. „Wanneer men zich in onvoldoende mate kritisch afvraagt, of men misschien de Bijbel leest vanuit vooronderstellingen die aan de tekst vreemd zijn, wordt het schriftgebruik problematisch" (blz. 187). Dr. Loonstra stelt een summier onderzoek in naar de betekenis van de teksten, die als bewijsplaatsen voor de leer van het verbond der verlossing werden gehanteerd. Summier: het beslaat twee en een halve bladzijde.

Een beetje mager wanneer men het vergelijkt met de vele tientallen bladzijden, waarin een weergave werd geboden van wat gereformeerde theologen in het verleden uit de Schrift hebben afgelezen. Wellicht is hij hier toch wel wat spoedig afgegaan op zijn vermoeden, dat hij uitsprak: „De uitkomst van de toetsing van een dergelijk bijbelgebruik kan dus reeds worden vermoed", (blz. 187) en het resultaat op blz. 190: „De conclusie komt overeen met wat reeds vermoed werd: een rechtstreekse verwijzing naar een pactum salutis kan in deze teksten niet worden gevonden". Het schriftgebruik der vaderen, die ooit over het verbond der verlossing hebben geschreven, is problematisch. De manier waarop zij met de bijbel omgingen is de onze niet meer, zo kunnen we wel ongeveer zeggen.

Bijbels-theologisch
Maar met deze constatering is de zaak niet beslist. Dr. Loonstra is van oordeel, dat dit bij voorbaat niet behoeft te betekenen, dat er geen legitieme verantwoording mogelijk is van de leer van het pactum salutis, nl. op de wijze van een bijbels-theologische peiling. Daarbij is vanzelf de methode van de exegese in geding. In het verhaal, dat in de dissertatie dienaangaande wordt gegeven, gaat het inderdaad om een zeer belangrijk vraagstuk: hoe lezen wij de Schrift. Tijdens de promotieplechtigheid werden daarover een paar vragen gesteld. Wat wil het geval? Dr. Loonstra tracht de historisch-kritische methode van bijbelonderzoek en de resultaten daarvan voor zijn rekening te nemen en tegelijk wil hij blijven uitgaan van het verstaan van de tekst als openbaring van God. Zonder moeilijke woorden komt het er op neer, dat hij zegt: de tekst, zoals die daar ligt is voor mij basis. Zij vormt het resultaat van de openbaringsgeschiedenis. Ten aanzien van die overgeleverde tekst moet de grootste eerbied aan de dag gelegd worden. Tegelijk echter dienen we achter die tekst terug te kunnen gaan en voortdurend in het oog te houden dat er een traditiegeschiedenis is en een redactiegeschiedenis en een literaire geschiedenis. Achter de tekst teruggaande constateren wij dat er binnen de ontstaansgeschiedenis een traditie is geweest, die niet van belang ontbloot is voor het verstaan van de tekst.

Vaste grond?
De kwestie die hier ontstaat is dan vanzelf: is onze kennis van de ontstaansgeschiedenis zodanig volledig en zeker, dat wij daaraan argumenten kunnen ontlenen, die voor het verstaan van de uiteindelijke en definitieve tekst van betekenis zijn? Men begrijpt, dat dit een gewichtig moment is. Immers het zou kunnen gebeuren, dat wij aan de ontstaansgeschiedenis, de traditie binnen de tekst, gegevens zouden kunnen ontlenen, die er voor zorgen dat wij de tekst wel lezen, maar tot de conclusie komen: er staat eigenlijk niet wat er staat. Voor mijzelf is het een belangrijke vraag, of men de resultaten van de historisch-kritische school kan aanvaarden zonder de uitgangspunten van die school te aanvaarden, nl. dat we in de bijbel te doen hebben met een doodgewoon menselijk boek met een traditie. De historisch-kritische benadering van de Heilige Schrift is het produkt van de Verlichting. Kan men die methode voetstoots aanvaarden en tegelijk op het standpunt van de Reformatie blijven staan inzake het gezag van de Schrift? Binnen de canon van de Schrift speelt zich een traditie af, waarbij de traditie van de kerk eenvoudig verbleekt. Welke norm hebben we nu nog, die ons doet ontkomen aan de beruchte canon binnen de canon? Dat alles niet zo erg duidelijk ligt, blijkt wel uit het feit, dat dr. Loonstra op dit punt gaat werken met vermoedens en een enkele vooronderstelling (blz. 192). Er zijn onderscheiden tradities die elkaar binnen de canon aanvullen. Ook al moet men met vermoedens werken, met die verschillende tradities moet worden gerekend. Ik realiseer me, dat deze uitspraken behoren tot een verantwoording omtrent de methode die gevolgd gaat worden. De bijbel geeft geen rechtstreekse aanduidingen die wijzen op een verbond der verlossing. Maar de idee van zulk een verbond behoeft daarom nog niet verkeerd te zijn. Willen we de bijbel verstaan, dan moeten we niet naar teksten zoeken, maar naar de bijbelse boodschap in haar gevarieerdheid, zo luidt de conclusie van dr. Loonstra.

Dogmatische exegese?
Dat het niet geheel en al onmogelijk is, dat op die manier de bijbelse gegevens ook nog in de verdrukking komen, heeft dr. Loonstra wel gezien. Maar hij verweert zich. Zijn studie wordt gedragen door een dogmatische interesse. En dan is het niet te voorkomen dat de bijbels-theologische fase van het onderzoek beïnvloed wordt door een dogmatische doelstelling. Weliswaar moet men de schade tot een minimum trachten te beperken. Maar de dogmatische invloed bepaalt de uitkomst van het bijbels-theologisch onderzoek. Zo zijn we dan van scylla op charibdis terecht gekomen. De bijbel is geen magazijn van dogmatische bewijsplaatsen. Daarover valt te praten. De teksten onder de dogmatiek moeten waarde hebben. Maar met teksten valt moeilijk te werken. Goed, laten we dit voor dit moment toegeven. Mag men dan, zij het op een niet te voorkomen minimale manier, de dogmatische interesse zodanig laten meespelen, dat zij de uitkomst van het onderzoek naar bijbels-theologische methode beïnvloedt? Geen simpele, uit het verband gerukte tekst onder een dogmatische conceptie! Akkoord. Wel een dogmatische visie of conceptie boven op de Schrift, met haar eigen traditiegeschiedenis, die echter subjectief geïnterpreteerd kan worden? Met welk recht? Het schriftgebruik wordt gekenmerkt door wat dr. Loonstra met recht omschrijft als factoren van grote onzekerheid: pogingen om tradities van elkaar te scheiden (blz. 192), wankele basis van vermoedens (eveneens blz. 192). Leg er een stevige, dogmatisch geïmpregneerde visie onder en de zaak is gered?

Geen bijbeltekst, maar een bijbelse theologie
Hoe gecompliceerd de dingen liggen blijkt uit het betoog van dr. Loonstra waarin hij de expliciete verwijzingen onmogelijk acht en dan vervolgens zijn eigen methode zoekt te vinden. Het zou onvolledig zijn, wanneer we op dit moment niet wezen op de ongemakkelijkheid, waarmee veel gereformeerde theologen vandaag zich ten opzichte van de Schrift en haar spreken bewegen. Het oude voldoet niet meer. Maar de weg naar een nieuw omgaan met de Schrift is niet duidelijk. Het blijkt ook uit dit bijbels-theologisch deel van de dissertatie van Loonstra. Het zou te ver voeren, wanneer we op dit moment zouden trachten te komen tot een nauwkeuriger analyse van de methode, die dr. Loonstra hanteert. Zij wordt gedrukt door een bezwaar, dat veelal aan de stevige gereformeerde theologen uit de orthodoxie werd verweten: een dogmatisch vooroordeel gaat heersen over de Schrift. Maar we moeten deze kwestie nu laten rusten. Zij raakt de methode van het gebruik van de Schrift. Wat is het resultaat van die methode? Die vraag is voor het moment belangrijker. En de uitkomst van het onderzoek wordt bepaald door de methode, waarmee de hele studie is opgezet. Op dit punt menen we van een incongruentie te moeten spreken, die Loonstra's studie kenmerkt. Zij is nogal belangrijk.
Loonstra heeft zijn historisch onderzoek, dat ruim 170 bladzijden beslaat, grotendeels gebruikt om aan eertijdse gereformeerde theologen de vraag te stellen, hoe zij denken over het pactum salutis. Zij fundeerden hun antwoord op de Schrift. Daarbij hanteerden zij hún methode om de Schrift te verstaan. Die methode is niet los te maken van hun theologie. Zo kwam een leer van het pactum salutis tot stand, die beschouwd kan worden als „een sluitstuk in de systematische ontwikkeling van de gereformeerde dogmatiek" (blz. 272). Nu wordt déze leer getoetst met een methode, waarvan men op zijn zachtst gesproken mag zeggen, dat ze niet rechtstreeks voortvloeit uit de „systematische ontwikkeling" van de gereformeerde theologie. En daarvan geldt, wat dr. Loonstra van de manier van bijbelgebruik opmerkte (ik citeer zijn eigen woorden): „De uitkomst van de toetsing van een dergelijk bijbelgebruik kan dus reeds worden vermoed" (blz. 187).

Wat voor commentaren?
Twee dingen merken we nog op. De commentaren die dr. Loonstra bij zijn onderzoek betrekt zijn voor het merendeel die van de befaamde rooms-katholieke of evangelisch-katholieke of historisch-kritische signatuur. Wat men daar ook zoekt, nimmer zal men er een verbond der verlossing vinden. Deze exegese mag boeien, verrassen, opscherpen en wat al niet meer. Het is een plezier bij tijden om er mee te werken. Maar zij produceren weinig dat ook vanuit de verte een beetje lijkt op gereformeerde theologie. Ja, maar, het gaat toch om de exegese? Om de vraag: wat staat er eigenlijk en wat betekent het. Zeker. Maar dr. Loonstra hield ons zelf voor, dat een studie met een dogmatisch interesse niet wel is te volvoeren zonder enige beïnvloeding van dogmatische interessen. Een gereformeerd theoloog levert een gereformeerd commentaar. Een roomse exegeet produceert een rooms werk enz., elk schepsel naar zijn aard. Het resultaat „laat zich vermoeden". Zijn er geen goede gereformeerde exegeten meer in de wereld? Ik geef toe weinige. Maar enige weinige bekwame uitleggers hadden toch wel mee mogen doen. Men durft niet te zeggen, dat er wel een complete leer van het pactum salutis was te voorschijn gekomen, zoals wij die graag hadden gezien. Maar nu ontbreken ze helemaal. En nu zullen we het ook niet weten of het er nog in zit op de manier, of liever op een van de vijf manieren, die men in het verleden heeft laten zien.

Een nieuwe thematiek?
Terwille van de volledigheid ook nog het volgende. Is er geen sprake van een zekere nieuwe thematiek, die optreedt, nu in dit deel een bijbels-theologisch concept wordt geboden van drie begrippen: verbond, gerechtigheid en verkiezing? Dat bedoelden we met incongruentie tussen het historische en het bijbelse deel van Loonstra's onderzoek. De hele historie is onderzocht op pactum salutis. Een kleine vijftig theologen uit de kerk der eeuwen hebben, de een korter de andere langer, hun zegje gezegd over simpelweg hun gedachten omtrent de aanstelling (ordinatio) van Christus als Middelaar, een stuk Christologie. En nu krijgen ze ineens te maken met de hele bijbelse theologie in drie begrippen. Op dat examen hadden ze niet gerekend, die theologen. Het was hun pars niet. Wanneer zij zich hadden kunnen voorbereiden op de brede onderwerpen van verbond en gerechtigheid en verkiezing, dan hadden zij wellicht ook nog wel wat meer kunnen zeggen. Nu kon het wel eens gaan lijken, dat ze niet slagen. En inderdaad: men kon het reeds vermoeden. Ze halen het niet. In ernst: het bijbels-theologisch deel brengt materiaal bijeen, veel materiaal, waarop het historisch deel ons niet voorbereid had en dat ons doet zeggen: sluiten de dingen wel op elkaar aan? De historicus mag vragen: is dit geen nieuwe materie, die weinig aansluiting vindt bij hetgeen de belijders uit de geschiedenis hebben bedoeld. De exegeet, zo dunkt me, heeft ook nog wat te vragen. Dat moet dan werkelijk de volgende keer gebeuren.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1991

De Wekker | 8 Pagina's

Verkiezing-Verzoening-Verbond (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1991

De Wekker | 8 Pagina's