Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toeëigening van het heil als gave van het verbond (IV)

Bekijk het origineel

Toeëigening van het heil als gave van het verbond (IV)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Middelaar geschonken
De vraag waarmee we de vorige keer eindigden laten we ook nu nog even liggen. Zij betrof de verhouding van Woord en Geest, waarin dopers, Lutheranen en gereformeerden uiteen gaan. Zij speelt in de kwestie die ons bezig houdt, een rol van betekenis.
Er is echter nog één plaats uit de liturgische formulieren, die onze aandacht vraagt. Zij is te vinden in het dankgebed ná het avondmaal. Ik citeer de zinsnede, die we allen wel kennen: „Wij danken U van ganser harte, dat Gij uit grondeloze barmhartigheid, ons Uw eniggeboren Zoon tot een Middelaar en offer voor onze zonden en tot een spijs en drank des eeuwigen levens geschonken hebt; en dat Gij ons geeft een waarachtig geloof, waardoor wij zulke uwe weldaden deelachtig worden". Hier lezen we de merkwaardige uitdrukking, dat ons de Middelaar is geschonken. In Christus, d.w.z. in de Middelaar is ons alles geschonken wat we nodig hebben. Christus, de Middelaar van God en van de mensen. Hij is het in wie al ons heil te vinden is. Hij is gegeven tot wijsheid, rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing. Er is volstrekt geen zaligheid buiten Christus. Wij missen de werkelijke kennis, het inzicht en de wijsheid. Maar deze wijsheid is in Hem te vinden. Ons ontbreekt de rechtvaardigheid, waarmee wij voor God kunnen bestaan. Hij is onze gerechtigheid voor God. Diep in ons leven is de zonde, de ongerechtigheid aanwezig. Maar Hij is onze heiligmaking voor God. Kortom: alles wat wij nodig hebben om gered te worden, is in Hem te vinden.
Het enige, wat wij werkelijk behoeven is Christus te kennen, in Wie ons leven is. In Hem gevonden te worden. Er zijn mensen, die hun hele leven bezig zijn om wijsheid te zoeken en gerechtigheid en heiligheid. Zij zouden zo graag weten of ze gerechtvaardigd zijn en begiftigd met een innerlijke heiligheid, die voor God kan bestaan. Maar zij zoeken hun leven lang verkeerd. Want zij zoeken Christus niet, maar gerechtigheid en heiligheid buiten Christus, wellicht om daarna te kunnen en te durven geloven dat zij van Christus zijn. Al die moeite is echter tevergeefs. Men kan niet zeggen, dat deze mensen niet ernstig genoeg zijn. Het ontbreekt hun inderdaad niet aan een diepe indruk van hun eigen nood. Maar zij vergeten, dat Christus zegt: Kom tot Mij.

De aanbieding van Christus in de belofte
Voor ons allen is het goed om te weten, dat Christus ons wordt geschonken. Wat wil die uitdrukking zeggen: God heeft ons Christus geschonken? Wij verstaan daaronder de aanbieding van Christus met al zijn weldaden in de belofte van het evangelie. Het evangelie wordt gepredikt. Men kan zeggen: daardoor wordt Christus ons voorgesteld, aangeboden, beloofd, aangeprezen. En dit niet op een vrijblijvende manier. Integendeel. De aanbieding van Christus en al zijn weldaden geschiedt met een bevel van geloof en bekering. Christus wordt ons geschonken tot een offer voor de zonden en tot een spijs en drank van het eeuwige leven. Men kan zeggen: Hij wordt ons gegeven in de belofte van het evangelie, tot vergeving van de zonden en tot een vernieuwing van het leven, die tot stand komt, doordat wij met Hem gevoed en gelaafd worden, een spijs en drank voor het eeuwige leven.
Die aanbieding of schenking geschiedt uit grondeloze barmhartigheid. Zij komt niet tot ons omdat wij op welke manier dan ook het verdiend zouden hebben, dat wij Christus ontvangen. Grondeloze barmhartigheid is het, waardoor God de Vader ons zijn eniggeboren Zoon schenkt. Wat aan die schenking voorafgaat is geen berouw, geen bekering, geen tranen, geen droefheid, geen verbreking van het hart, geen verbrijzeling van de ziel. Niets van dit alles. Het enige, wat aan deze schenking voorafgaat, wat haar een werkelijke grond geeft, is de grondeloze barmhartigheid van God.
Die schenking geschiedt welmenend, oprecht, zonder enige terughouding en onvoorwaardelijk. Waar de Here komt met zijn evangelie, daar komt Hij met zijn Christus, met déze Christus, in Wie alles te vinden is, wat tot onze zaligheid nodig is.
In deze schenking van de Middelaar ligt de rechtsgrond voor het geloof. Wij geloven op grond van het feit, dat de Here ons zijn Zoon schenkt. En zo spreken wij derhalve over een geschonken Middelaar: namelijk aangeboden met ernst en goddelijke oprechtheid in de belofte: een ieder die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.

Het geloof gegeven
Twee zaken zijn het, die aan elkaar gekoppeld worden. God schenkt de Middelaar. God geeft ook het geloof in deze Middelaar. „Dat Gij ons geeft een waarachtig geloof".
Dat het geloof Gods gave is, leert de Schrift heel duidelijk. Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u. Het is Gods gave (Ef. 2). In het gebed na het avondmaal zegt de gemeente: wij danken U, dat Gij ons de Middelaar geschonken hebt. En wij danken U evenzeer voor de gave van het geloof.
Ditzelfde geloof is een voorwaarde. Onze vaderen schroomden, zoals we gezien hebben in de Dordtse leerregels en in de voorrede voor het Nieuwe Testament in de Statenvertaling, niet om te spreken van de conditie van het geloof. Wij behoeven daar ook niet zo bang voor te zijn. Het geheim is immers gelegen in het feit, dat God gééft wat Hij eist. En dat Hij zelf vervult wat Hij van ons vraagt. God eist geloof. Hij geeft het zelf. God geeft alle heil op voorwaarde, dat wij Hem op zijn Woord vertrouwen. Hij werkt zelf dit geloof in de belofte. En Hij werkt dit geloof in de belofte door middel van de belofte.
Wij doen soms, alsof er in Gods belofte een dubbele
bodem is. Hij belooft wel iets. Maar wij weten niet zeker, of Hij ons wel werkelijk bedoelt. We kennen deze problematiek, die voor sommigen louter theoretisch is, omdat ze er nog nimmer van wakker gelegen hebben. We weten echter ook, dat er velen zijn, die zeggen: hoe kan ik weten, dat God mij werkelijk bedoelt? Welke kenmerken moet ik vertonen, of bij mijzelf ontdekken voordat ik zou mogen geloven, dat God mij op het oog heeft? Hoe kan ik aan de belofte weten, dat zij ook voor mij is? Wel, de enige grond om de belofte te geloven, ligt in de belofte zelf. Zo velen als er door het evangelie geroepen worden, die worden ernstig geroepen. Want God betoont ernstig en waarachtig in zijn Woord, wat Hem aangenaam is, namelijk, dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen die tot Hem komen en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven (DL, III/IV, 8).
Zo gééft God geloof, dat Hij vraagt. En zo wérkt God door middel van de betrouwbare belofte het vertrouwen in het hart. Wanneer het ons ernst wordt, mogen wij weten, dat het God al veel eerder ernst is geweest. In de roeping door het evangelie betoont God, met een goddelijke ernst wat Hem aangenaam is. De schuld van het ongeloof ligt niet in het evangelie. Net zo min ligt de schuld van het ongeloof in Christus, die ons wordt aangeboden. Maar de schuld daarvoor ligt in de geroepenen. Hier is te denken aan de gelijkenis van de zaaier. Het zaad is overal gelijk. Tussen de doornen valt geen ánder zaad dan in de weltoebereide aarde. Hetzelfde zaad! Dat het niet ontkiemt ligt aan de aarde, aan het mensenhart, dat niet wil ontvangen.
En dat het wel ontkiemt ligt aan de barmhartigheid van God, die ons niet alleen een Middelaar schenkt, maar die ons ook een waarachtig geloof geeft. En dit waarachtig geloof wordt gewerkt door de belofte, waarop het zich verlaat. Zo is de belofte de grond van het geloof. En diezelfde belofte is op hetzelfde moment óók het middel waardoor het geloof tot stand komt, zoals God het gééft

De weldaden deelachtig gemaakt
„Waardoor wij zulke uwe weldaden deelachtig worden". Zo is er de schenking van het heil in de aanbieding van Christus. De werking van de Geest is het die ons tot geloof brengt. En op deze manier worden wij door het geloof de weldaden van Christus deelachtig. De deelachtigmaking van hetgeen ons in de belofte wordt geschonken, geschiedt door het geloof. Dan blijft het maar niet bij de aanbieding van het heil. De weldaden van Christus worden dan niet slechts voor ons uitgestald en ons aangeboden. Zij worden ons toegeëigend, ons deelachtig gemaakt door het geloof. En daarmee zijn we terug bij het begin: de persoonlijke deelachtigmaking (participatie, het delen in het heil) geschiedt door het geloof in het gepredikte Woord van God.
Schenking en deelachtigmaking: het zijn twee begrippen, die geheel en al op elkaar zijn betrokken. God schenkt. Wij ontvangen en verkrijgen werkelijk deel aan het heil.
Nu zien we hoe een doper denkt, hoe een Lutheraan denkt en hoe een gereformeerd belijder denkt. De eerste: de doper of geestdrijver zoekt het heil in zichzelf. Hij speurt naar tekenen van ervaring, die hem een grond kunnen geven waarop hij kan zeggen: nu weet ik het. Onze tijd is vol van zulk een spiritualistisch zoeken van ervaring. Maar ze zijn er altijd geweest, die doperse neigingen vertoonden. De innerlijkheid bood hun een fundament voor de waarheid van de beloften buiten hen. Vaak ging dit gepaard met een zekere onderwaardering van het uiterlijke Woord. Dat is voor de beginnelingen. De verder, de dieper ingeleiden leven bij de stem van de ziel, die overtuigt. Vraagt men: hoe weet je dit, dan is het antwoord: ik ervaar het, ik bevind het, ik gevoel het. En deze typisch doperse grond is het, die ons een wankel fundament geeft. Wij wijzen oud en nieuw doperdom af. Omdat het de Schrift maakt tot een instrument, dat men wel missen kan.
Maar het Lutherse standpunt kan op den duur ook niet werkelijk helpen. Wil men het terugbrengen tot een nuanceverschil, goed. Maar een verschil is er dan toch. Soms hebben we een sterk Luthers accent nodig. Tegen alle doperse neigingen kan het helpen om de voorwerpelijkheid van de openbaring Gods als fundament van het heil „buiten onszelf" te vinden. Een mens kan niet bouwen op eigen ervaringen.
Maar tegelijk zeggen we: het Woord van God heeft ook een zedelijke uitwerking, die nog geen geestelijke kracht waarborgt. Zedelijkheid en geestelijkheid verschillen nog al wat. Moralisme en geestelijke vernieuwing: wie zou het onderscheid niet weten? En toch zoekt het hart dat God vreest meer dan moraliteit. Moraliteit, zedelijkheid kan een kwestie zijn van pure uiterlijkheid. Farizeeërs, vooral de orthodoxen onder hen, zijn grootmeesters in de moraliteit en haar nuanceringen. Maar een hart dat voor God beeft, een ziel die zucht naar de Here, een kind dat om zijn Vader schreit, kan slechts getroost worden door Woord én Geest. Het Woord alleen: dan hebben we de orthodoxie met haar moraliteit. De Geest alleen: dan hebben we de mystiek met haar eigen normen, die normloosheid kunnen gaan worden. En de deelachtigmaking geschiedt niet door orthodoxie, maar door de Geest. Niet door een dood geloof, maar door een waar geloof. Zo wordt de schenking van de Middelaar in de verkondiging van de belofte ons persoonlijk deelachtig gemaakt. In het Woord, door het Woord en tegelijk mét het Woord, het Woord der belofte, waarvan de gelovige zegt: in de HERE zal ik het Woord prijzen. En in het Woord zal ik de HERE prijzen. .

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1991

De Wekker | 8 Pagina's

Toeëigening van het heil als gave van het verbond (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1991

De Wekker | 8 Pagina's