Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Hoe moet dat nu verder?" (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Hoe moet dat nu verder?" (I)

thema van de ambtsdragersconferentie op 5 oktober 1991

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was een prachtige zonnige herfstdag, 5 oktober 1991, waarop de Ichthuskerk in Amersfoort zich vulde met velen, die de ambtsdragersconferentie wilden bijwonen; ouderlingen, diakenen, predikanten, belangstellende gemeenteleden, zowel mannen als vrouwen.
Eerder was een conferentie gewijd aan de vraag, of het nu zo moeilijk is tussen de ons omringende kerken om tot eenheid te komen, dan wel of wij het zelf zo moeilijk gemaakt hebben. Inleider was toen prof. dr. W. van 't Spijker. Deze keer ging het over de verhoudingen binnen ons eigen kerkelijke leven. Binnenkort, volgend jaar, bestaan we honderd jaar voort. Is er reden om feest te gaan vieren? Is niet eerder verootmoediging nodig, als we letten op de grote verschillen binnen de kerken? Aan de behandeling van deze vraag was ditmaal de conferentie gewijd en weer was prof. Van 't Spijker de inleider. Ook ditmaal was er een panel om in de middag de beantwoording mede te verzorgen. Nu niet interkerkelijk samengesteld, maar deze keer bestaande uit de predikanten P. den Butter, J. Plantinga en J.H. Velema.
De kerk was heel vol en men kon constateren, dat uit alle hoeken van onze kerken er conferentiegangers waren. Het onderwerp en de spreker en de forumleden nodigden daar ook wel toe uit.
Aan het begin zongen we psalm 103:1,6 en 11. Loof, loof de HEER, mijn ziel, met alle krachten. In het gebed werd gedacht aan de predikanten T.M. Hofman en prof. dr. J. de Vuyst, die beiden een operatie achter de rug hebben. Na de Schriftlezing uit Marc. 12:18-34 lichtte de voorzitter, br. D. Koole, het onderwerp „Hoe moet dat nu verder?" toe. We willen vandaag punten van herkenning, wegen van toenadering zoeken. We hebben er onder ons mee leren leven, maar de kwaal van de innerlijke verdeeldheid is zo ernstig in haar gevolgen. De buitenwereld stelt ons soms moeilijke vragen. Hoe ver leven wij van het Koninkrijk Gods? Er moge vandaag in ons spreken behoedzaamheid, respect en vertrouwen zijn. Laten we een begin maken met het slechten van muren.
Na het zingen van vier verzen uit psalm 89 werd het woord gegeven aan de inleider. O laat ons. Here God, niet vallen uit uw hand. Doe ook voor ons geslacht uw oude woord gestand.

De inleiding
De inleiding, de titel is hierboven vermeld, had vier onderdelen: een inleiding, een tekening van het beeld, een verklaring en een voorlopig antwoord op de vraag: Hoe moet het nu verder?
Eerder is op onze conferenties gesproken over de prediking, over ethische vragen. Maar nu gaat het over de kerken zèlf! Onverbloemd wordt gevraagd: Is er niet een verhindering voor een zinvolle herdenking volgend jaar? Kunnen we wel verder, d.w.z. zal God het ons geven? En: Kàn het zo wel langer?
En willen we verder, of zal het wel moeten? Maar hoe dan? Is er perspectief, kerkelijk besef, enthousiasme om verder te gaan? We moeten er vandaag maar eenvoudig, broederlijk over spreken.
Eens prees een Ned. Geref. die onze classis Utrecht bezocht, ons om „het charisma van de eenheid". Mooi, maar is het zo? Werd het voor ons niet een gedragspatroon, een hanteren van de status quo, bijna een „vreedzame coëxistentie".
Is het beeld van onze kerken veranderd? Anderen zeggen: het is een schijneenheid, let op de gesloten kansels. Velen hebben er mee leren leven. Hebben we het aanvaard? Let op de manier, waarop in sommige classes de classisbeurten worden verdeeld. Het is een vorm van censuur zonder formulier. Ook gemeenteleden handelen zo. Gemeentevorming volgens territoriale grenzen is losgelaten. Mensen kiezen volgens hun voorkeur en we kregen in feite modaliteitengemeenten. Kun je nog van ligging en stroming spreken, of van richtingen? Hoeveel stromingen zijn er? Twee, drie, vier? Elke telling is er naast. Zelf wil men niet een stroming zijn. Toch zijn ze er.
„Bewaar het pand", een groep die na synodale beslissingen in het verleden actief werd om kerkscheuring te voorkomen, maar die het effect van een groep kreeg. Eigen toogdagen worden goed bezocht.
De „Amersfoortse groep" een aantal jaren terug kwam met enkele studies, waarin de moderne problematieken niet uit de weg gegaan werden. Ze zijn dikwijls tegenover elkaar geplaatst.
Voorheen gingen predikanten wel bij ons vandaan naar Gereformeerde Gemeenten of naar de Oud-Gereformeerden; later gingen er uit „links" naar de Nederlandse Hervormde Kerk. Is het daarmee getekend? Wat geldt van de anderen? Toch een middengroep. Daarin willen sommigen zich baseren op de Reformatie: de Calvijnkring, of op de Nadere Reformatie, de puriteinen, de „evangelischen", oecumenisch- evangelisch gezind, meer tegen de Vrije Evangelischen aan. Maar er zijn ook talloos vele anderen, die meer onbekommerd hun weg gaan.
Zijn er criteria voor aan te geven? Ik noem theologische, kerkelijk-liturgische, sociale en persoonsgebonden motieven.
Theologisch kan men, zwart-wit geredeneerd, uitgaan van de Reformatie maar ook van moderne vragen. De ernst van beide kanten komt serieus over.
Liturgisch worden plaatselijk verschillend geworden gewoonten voor velen sjibboleths waardoor men ergens komt dan wel juist niet komt.
Maatschappelijk verschillende niveaus geven ook verschillen: welstand, de mate van bestudeerd zijn.
En ook een naam, staande voor een groep. Zeker is het goed dat er vertrouwen in een ambtsdrager is, maar soms is het te blind. Dat is een vleselijke gezindheid, waarbij het soms hard tegen hard gaat.
Er liggen kiemen van een schisma. En we zwijgen.
Het verschijnsel van verdeeldheid is er ook wel in de Gereformeerde Bond, en, al komt het minder aan de oppervlakte, ook in kerken met een meer gesloten karakter.
Het beeld is onvolledig. Maar wie kent de diepste motieven?
Wij vormen geen eenheid.

Is er een verklaring voor te geven?
Na 1892 was er een bewuste beweging, een participatie. Maar is de beweging tot stilstand gekomen?
In de jaren '30 kwam er een sterke stimulans en in de jaren '40 een sterke impuls vanwege de vrijmaking in de Gereformeerde Kerken. We kenden een zelfbevestiging in het verenigingsleven ter wille van het kerk-zijn. Hoevelen onder ons zijn er nu nog, die een familietraditie sinds 1892 kennen?
Een vierde generatie is niet meer gegrepen. In de gang zit weinig inspiratie meer. Wat stelde 1834 eigenlijk voor? Alstublieft geen kerkelijk schisma, maar ook geen motivatie meer.
Ten tweede: de wereld is anders geworden, is niet christelijk meer; de wereld is echt wereld en wij leven mondiaal, technisch, individualistisch. Ook bij de kerkmens werken welvaart en socialisering. In de veranderde cultuur leest men niet meer. Dat heeft ook zijn weerslag op de preek.
Ten derde: de steun van een goede gereformeerde theologie is weggevallen. Wij leunden aan tegen Kuyper en Bavinck. En hoewel Berkouwer veel deed heeft zijn werk helaas een verkeerde uitwerking gekregen.
Ten vierde: de samensprekingen met gereformeerde belijders heeft geen enkel resultaat opgeleverd. Wat een bron van vitale inspiratie had kunnen zijn werd een bron van grote onrust in de kerken.

Hoe nu verder?
Punt één: alles op alles zetten: we zijn kerk van Christus! Een zuiver kerkelijk besef. d.w.z. geen kerkisme, die collectieve werkheiligheid, en ook geen kerkelijk relativisme. De Nadere Reformatie had geen andere bedoeling. Ook „1892", hoe klein ook, wilde kèrk zijn.
Punt twee: een volle aanvaarding van wat de Schrift leert; dat gaat over de kwaliteit van de preek, want die spreekt met gezag, is ontvouwing van de Schrift in de actuele situatie en bedoeld de kudde te weiden. Soms denk je: kunnen ook de predikers niet lezen wat er staat? Wordt er gestudeerd? Bekend is dat iemand zei: Onze dominee heeft elke week een andere tekst! Daar zal dan bij gevraagd mogen worden om een intensief pastoraat onder de preekstoel.
Punt drie: de waarachtige eenheid dáár beleven, waar we historisch elkaar gevonden hebben: in de binding aan de confessie. Dat betekent altijd: ten eerste de Schrift zelf, ten tweede de genade zelf, ten derde de kerk zelf. Wat we belijden, beleven we dat, en durven we als criterium te zeggen: Híer staat het?
Punt vier: kerkordelijke trouw, niet kerkordelijke krampachtigheid. Want de kerkorde is pastoraal en pneumatisch, ze wil de orde van het heil veilig stellen. Er moet een geestelijke leiding gegeven worden op de kerkeraad en op de classis. Is er echt ambtelijk toezicht op de prediking? En staan de ouderlingen àchter, náást en desnoods ook tegenóver de dominee? We zijn zo'n domineeskerk geworden. Moeten dominees het samen regelen of samen in de war sturen? Bereikt de kerkvisitatie haar doel? En hoe gaat men in de classis met elkaar om, ook als er partijen zijn? Ja, dat kwam ook vroeger voor. Maar toen was er een overheid om de twistenden tot de orde te roepen. Wij hebben dat niet meer. Wie roept ons tot de orde?
Er zijn in de kerkorde mogelijkheden die nog ongebruikt zijn, b.v. over onderlinge correspondentie. Waarom zouden deputaten van het noorden niet op bezoek gaan bij deputaten van het zuiden?
Punt vijf: een geestelijke benadering in ware vroomheid, een beleven van de vreze des Heren, van geloof, hoop en liefde, in de vrucht en de gaven van de Geest, of, om een centraal begrip te noemen: de gemeenschap met Christus! Dat geldt het persoonlijke, maar ook het kerkelijke leven. Anders zijn we een lege huls, een vergeeld blad. Er zijn al genoeg „lege testamenten". De ware vroomheid ontbreekt ons te veel, links èn rechts, zowel de dode orthodoxie als bij de onlesbare dorst naar veranderingen. Daar ligt de eigenlijke kwaal, dat we te weinig leven in een nieuw hart, in een eigen sterven.
Is er enige troost, zijn er enige bewegingen van ontferming en barmhartigheid?
Maar wat, als we de ander niet meer uitnemender kunnen achten dan onszelf?
Punt zes: een Schriftuurlijke prediking. Gebruik de kerkorde juist en broederlijk, maar alleen in de ware vroomheid. Zoek met Elia de twaalf stenen bij elkaar. Daar wordt beleden: Wij hebben gezondigd.
Ik zeg liever dat God Zich verborgen houdt dan te spreken van Godsverduistering. Maar ik zeg het ook omdat God Zich juist geopenbaard heeft. Ik zal ze vrijwillig liefhebben, zegt de Here, mijn toorn is afgekeerd. Ik zal Israël zijn als de dauw. Gods beloften zijn in Christus ja en amen.
We zongen psalm 79:4 en 7. Gedenk niet meer aan 't kwaad dat wij bedreven.
Hier breken we het verslag af; volgende week hopen we het tweede deel te plaatsen.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1991

De Wekker | 8 Pagina's

„Hoe moet dat nu verder?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1991

De Wekker | 8 Pagina's