Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes de Doper als adventsbode (Johannes de Doper I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes de Doper als adventsbode (Johannes de Doper I)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes: wegbereider
De laatste adventsbode die vóór de komende Christus is uitgegaan, is Johannes de Doper. Hij is tevens degene, die het dichtst bij Hem gestaan heeft. Johannes heeft een unieke positie in de Godsopenbaring ontvangen. Over hem wordt in alle vier de evangeliën bericht. Zie bijv. Mc. 1:1-8; Matth. 3; Luc. 1; 3:1-22; Joh. 1.

Johannes is de wegbereider van de Messias. In deze aanduiding klinkt duidelijk een herinnering door aan de profetie van Maleachi.
In Mc. 1:2 wordt Mal. 3:1 betrokken op Johannes de Doper. In die profetie is sprake van het bereiden van de weg van (voor) de Messias.
In Mc. 1:3 (vgl. Matth. 3:3) wordt Jesaja 40:3 betrokken op Johannes de Doper, waar eveneens sprake is van het bereiden van de weg des Heeren.
Vrij algemeen gaat men in de exegese van deze verzen ervan uit, dat ze moeten worden gezien in verband met de taak van Johannes de Doper.
In Matth. 11:10 (= Luc. 7:27) wordt dezelfde profetie van Maleachi door Christus op Johannes betrokken.

De geest en de kracht van Elia
Als wegbereider van de Messias wordt hij ook genoemd „Elia die komen zou" (Mt. 11:14; 17:12; vgl. Luc. 1:16,17).
Ook met deze aanduiding wordt teruggegrepen op een woord uit de profetieën van Maleachi, nl. 4:5.
De overeenkomst tussen Elia en Johannes is met name gelegen in de indringende kracht van hun prediking, waarin de eis der bekering centraal stond.
Het is de geest en de kracht van Elia, die ook Johannes vervult (Luc. 1:17). Die kracht is profetische kracht, geschonken door de Heilige Geest, Die hem vervult (Luc. 1:15). Zó gaat hij voor de Heere uit!
In Luc. 1 vloeien dus de lijnen van het voorloper zijn en zijn aanduiding als de „tweede Elia" samen.
Net als Elia, de boetgezant van het Oude Testament, zal hij indringend oproepen tot bekering. Zo zal hij de weg van de Christus, Die na hem komt, (voor-)bereiden. In de persoon en in de prediking van Johannes, in wie de geest en de kracht van Elia opnieuw zichtbaar en merkbaar wordt, wordt de adventsspanning tot zijn uiterste hoogte opgevoerd. Nooit is de komst van het Koninkrijk en van de Koning Zelf zo dichtbij geweest als nu! Nooit is de oproep tot bekering zo met klemmende ernst geladen geweest als nu!

Kinderen en vaderen
Die oproep tot bekering krijgt een bepaalde toespitsing. Er is in dit verband sprake van kinderen en van vaderen.
„En hij zal voor Hem heengaan in de geest en de kracht van Elia, om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk". Dat Johannes' taak meer omvat dan het herstel van huiselijke vrede, moge duidelijk zijn. Het gaat - zo zou men wel kunnen zeggen - om het herstel van het gezinsleven in zijn breedste verband, nl. van Israël als volk, het volk van God. Bij de vaderen zullen we hier ongetwijfeld moeten denken aan de vrome voorvaderen van het Oude Testament. Hun goddeloze nakomelingen konden zij niet als hun geestelijke kinderen erkennen; hun hart was daarom van elkaar vervreemd. Er was dus een geestelijke kloof ontstaan tussen de generaties.

„Johannes zal nu bewerken, dat de nakomelingen van deze voorvaderen zich tot den Heere bekeren. En daarmee winnen deze afstammelingen ook weer het hart van hun vrome voorvaderen voor zich, die hen dan ook als hun kinderen erkennen en liefhebben" (Greijdanus).
Zoals God oudtijds door de dienst van Elia het hart van Zijn volk heeft willen wenden, afwenden van de Baäldienst en terugwenden tot de zuivere dienst van Hem, zo zoekt Hij nu opnieuw, niet minder ernstig en dringend, het hart van Zijn volk te bereiken met de oproep tot bekering, die in het licht van de direct op deze voorloper volgende komst van de Messias, nog meer diepte en kracht heeft. Immers, Zijn komst en Zijn verzoenend werk maakt bekering niet alleen noodzakelijk, maar ook mogelijk.

En wij?
Heeft deze laatste adventsbode ook ons nog iets te zeggen?
Dat kunnen we op het spoor komen, als we ons realiseren dat ook in onze tijd en in onze kerkelijke situatie een proces van geestelijke vervreemding gaande is, waardoor de jongere generatie de geloofsbeleving van het godvrezend voorgeslacht niet meer schijnt te verstaan.
Nu is het gevaar altijd aanwezig dat hierover generaliserende opmerkingen worden gemaakt. Niettemin waag ik het om de vraag op te werpen, of deze moeite die op allerlei manieren te ervaren en te constateren is, niet één van zijn wortels heeft in de kwaal die Johannes aanwijst. Hebben wij in dit opzicht wel genoeg geluisterd naar deze gezant van God? Is de onverbrekelijke samenhang tussen geloof en bekering niet of versluierd of zelfs teloor gegaan, als men eenzijdig de nadruk legt op het geloof en zichzelf voor gelovigen houdt, terwijl men onder de preek van Johannes zou weglopen?
Johannes begreep: het hart van de mens deugt niet.
Het mensenhart moet verbroken worden in zijn verzet tegen genade.
Dat raakt trouwens niet alleen jongeren, maar net zo goed ouderen. Daarom riep hij zo indringend op tot bekering. Die oproep hing niet in de lucht, maar was gericht op de verheerlijking van Christus.
Daar was trouwens heel Johannes' dienst op gericht.
Niets liever wilde hij, dan de mensen uitdrijven naar Christus.
Als hij dus oproept tot bekering, roept hij de mensen weg van de zonde, en hij roept ze tegelijk naar Christus toe.

Christus te mogen vinden: dat is Kerstfeest vieren.
Christus door het geloof in het hart te mogen sluiten: dat is een rijke kerst-zegen te mogen ontvangen. Als een arme zondaar in die gezegende Zaligmaker alles mag vinden wat tot behoud van een schuldig mens nodig is, dan heeft Johannes' boodschap het doel bereikt en de vrucht gedragen die hij intens verlangde te zien.
Waar jongeren en ouderen zich samen schuldbelijdend buigen voor deze Christus, daar wordt de onderlinge vervreemding opgeheven en gaat de onderlinge verbondenheid en geestelijke eenheid, die wortelt in de vreze des Heeren, functioneren en opbloeien. En twist en wrok verdwijnt. Dat lijkt mij zeer zegenrijk voor ons persoonlijk leven, voor het plaatselijke gemeentelijke leven en voor het kerkelijke leven in zijn bredere verbanden.

Dus: toch nog maar eens aandachtig luisteren naar de boodschap van Johannes, de wegbereider van Christus. Door zijn indringende en ontdekkende boodschap, in de geest en de kracht van Elia, wordt de weg bereid waarlangs de Christus in ons hart en leven intocht houdt. Opdat uw en jouw leven zou komen te staan in het teken van de Geest van Christus en de kracht van Zijn liefde, waar het Kerstevangelie vol van is.
In deze periode aan het begin van het nieuwe jaar wordt in de prediking nog wel eens aandacht gegeven aan de doop van de Heere Jezus door Johannes. Dat is ook een ingrijpend gebeuren geweest met een verstrekkende betekenis. Alle reden dus om daar eens over na te denken. Maar allereerst moet de vraag gesteld worden, wat de doop van Johannes eigenlijk betekende. Waarom doopte hij? Wat is de achtergrond van deze doophandeling? Was dat in Johannes' dagen een bekend verschijnsel of iets totaal nieuws? Het is echter niet mogelijk om op dergelijke vragen in een heel kort bestek afdoende in te gaan, daarom slechts enkele hoofdlijnen.

De achtergrond van de doop van Johannes
Vele uitleggers zien een zeker verband tussen de doop van Johannes en bepaalde rituele wassingen die voorkwamen bij de joodse sekte van Qumran. Sommigen gaan nu zover dat zij Johannes zien als een exponent van deze beweging, die later uit deze gemeenschap gestapt of gestoten is. Hij zou zijn doop dus aan deze gemeenschap van Qumran hebben ontleend. Anderen wijzen op bepaalde punten van overeenkomst die er zouden bestaan tussen Johannes' doop en de zgn. proselietendoop.
Er zijn echter fundamentele verschillen aan te wijzen, waarvan een van de belangrijkste is dat er bij Johannes geen sprake is van een wassing, in de zin dat de persoon zich zelf moet wassen of baden, maar van een doop, een gedoopt wórden. Het is Johannes die áán de mens de doop bedient.

Johannes' doop als profetische handeling
Het unieke van Johannes' doop krijgen we pas in het vizier als we deze zien in verband met zijn prediking. Johannes' eerste taak en roeping ligt in zijn prediking. Hij roept op tot bekering, nu het Koninkrijk der hemelen zo dichtbij is gekomen. Het is vijf voor twaalf op Gods klok. De hoogste tijd om de Heere te zoeken. Zijn doop is te zien als een profetische handeling, die men een visualisatie en actualisering van zijn prediking zou kunnen noemen. U mag het ook teken en zegel noemen.
In zijn doop wordt uitgebeeld wat hij in zijn prediking centraal stelde. Het is de doop der bekering tot vergeving der zonden. De vergeving der zonden, die als gave van het nabij gekomen Koninkrijk beloofd en geschonken wordt aan hen die zich bekeren.
De vergeving der zonden, die verworven wordt door Hem, Die Johannes heeft aangewezen als het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegdraagt.
Johannes doopt met water. Die na hem komt, zal met de Heilige Geest dopen. Johannes' doop draagt dus ook een voorbereidend karakter. Het gaat om meer. De eigenlijke inhoud en vervulling van datgene wat in zijn doop wordt uitgebeeld, wordt verworven en tot stand gebracht door Hem, van Wie Johannes getuigde: Die na mij komt, was éér dan ik. Johannes heeft zijn dienstwerk verstaan in het licht van de oud-testamentische profetieën. Profetieën die spreken van afwassing der zonden of die de vergeving voorstellen onder het beeld van reiniging door water; zo bijv. Jes. 1:16; Jer. 4:14. Andere profetieën spreken over de reiniging en vergeving der zonden die God in het laatste der dagen, in de heilstijd waarnaar wordt uitgezien, schenken zal als gave van het nieuwe verbond (Ezech. 36:25-27; Zach. 13:1; Jes. 44:3). In deze gedeelten komt ook het verband tussen reiniging en vergeving der zonden en de gave van de Geest naar voren. Verder is in dit verband nog te wijzen op Jes. 4:4; Jer. 2:22; Psalm 51:9. En niet te vergeten de bekende pinksterprofetie van Joël 2. Dichter dan al die oud-testamentische profeten staat Johannes nu bij de vervulling van deze beloften. Ja, in zijn doop komen deze zaken als een realiteit naar voren. „Johannes voltrekt dus in zijn doop de grote reiniging, die volgens de profeten in de eindtijd zou plaatsvinden" (L. Floor)

Jezus' doop door Johannes
Dat Johannes Jezus heeft gedoopt mag wel als het hoogtepunt van zijn dienstwerk worden gezien.
De doop van Jezus door Johannes wordt door alle vier evangelisten vermeld: Matth. 3:13-17; Mc. 1:9-11; Lc. 3:21-22; Joh. 1:32,33
Wat is de betekenis van deze doop van Jezus? Johannes' doop was een doop der bekering en vergeving der zonden. Had Jezus die dan ook nodig? De verwondering van Johannes is heel reëel: ik had nodig door U gedoopt te worden en komt Gij tot Mij?
Hij herkent in Jezus de door hem gepredikte Messias, niet behorend tot of voortkomend uit de kring van zijn leerlingen, maar Degene die zij verwachtten. Jezus komt wel te midden van boetvaardige zondaren, maar is niet aan hen gelijk te stellen. Door te komen tot de doop van Johannes vereenzelvigt Jezus Zich echter wel met die zondaren. Hij die komt te midden van hen, komt ook ten behoeve van hen tot de doop van Johannes. Zijn doop is te zien in het licht van de vervulling van Zijn messiaanse taak op aarde. „Het past óns alle gerechtigheid te vervullen". D.w.z. zowel Johannes als Jezus hebben een bepaalde taak te vervullen. De Heere Jezus in het verwerven van de vergeving der zonden. En Johannes moet in zijn doop de weg waarlangs dit heil verworven wordt, aangeven.
Nog duidelijker wordt dit, wanneer we hierbij betrekken de stem die uit de hemel klonk: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Wie Ik Mijn welbehagen heb (Matth. 3:17; vgl. Marc. 1:11; Luc. 3:22).
In deze woorden klinkt een aanhaling van Jes. 42:1 door: „Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun. Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft".
Deze woorden zijn te zien als inleiding op de liederen van de „Knecht des Heeren", die plaatsvervangend voor het volk moest lijden (Jes. 53).
Vanuit deze relatie met de lijdende Knecht des Heeren in de profetieën van Jesaja is de doop van Jezus dan ook te duiden in verband met de opdracht die Hij van God ontvangen heeft, en mag in Zijn doopgebeuren een heenwijzing gezien worden naar Zijn plaatsvervangend lijden en sterven.
Hierbij is ook te betrekken wat we lezen over het openen van de hemel en de nederdaling van de Geest op Jezus.
De evangelist Marcus gebruikt een vorm van het werkwoord scheuren, gescheurd worden (wordt ook gebruikt t.a.v. het scheuren van het voorhangsel van de tempel bij Jezus' dood, Marc. 15:38). Dit is niet alleen een heel sterke uitdrukking, maar ook een eschatologisch geladen term. Als bij de doop van Jezus de hemel openscheurt is dit te zien als een teken behorend bij de bijzondere openbaring die God schenkt op de keerpunten in de heilsgeschiedenis (vgl. Ez. 1:1; Hand. 7:56; 10:11; Openb. 4:1; 19:11). In het bijzonder staat de tekst van Marcus in relatie tot Jes. 64:1 („och dat U de hemelen scheurde en dat U nederkwam").
Het scheuren van de hemelen wijst er dus op, dat we hier niet moeten denken aan een (profetisch) visioen van Johannes, maar aan een openbaring van God. De hemel is niet meer gesloten. De geopende hemel ziet heen naar de in Jezus presente en in de weg van Zijn gehoorzaamheid te realiseren herstelde gemeenschap tussen God en mens.
In hetzelfde licht is ook de nederdaling van de Geest op Jezus te zien. De duif is in de geschiedenis van Noach een heenwijzing naar het einde van het watergericht. De open hemel en het ontvangen van de Geest, in de gedaante van een duif, verkondigen, dat in Christus de heilstijd, waarvan Johannes voorbode was, aanbreekt. De Heilige Geest rust op Jezus om Hem toe te rusten om door het gericht heen het heil te verwerven. Dat is de pointe waarom het gaat bij Jezus' doop.
Het feit, dat de evangelist Johannes de gebeurtenis van de doop zelf niet vermeldt, maar alleen wijst op het nederdalen van de Geest op Jezus (Joh. 1:32), bewijst dat Johannes deze pointe begrepen heeft; en juist vanwege het verstaan van Jezus' doop in dit licht, kon Johannes de Doper Hem, Die tot hem kwam bij de Jordaan, waar hij doopte, aanwijzen als het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt (Joh. 1:29).

H. Korving

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1991

De Wekker | 16 Pagina's

Johannes de Doper als adventsbode (Johannes de Doper I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1991

De Wekker | 16 Pagina's