Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerst bij Kohlbrugge

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerst bij Kohlbrugge

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hermann Friedrich Kohlbrugge is vooral bekend geworden als een krachtig prediker van het evangelie van vrije genade. Als we willen luisteren naar zijn gedachten over de geboorte van Christus ligt het dan ook voor de hand dat we ons bezig zouden houden met zijn gebundelde kerstpreken. Hoewel dit zeker de moeite zou lonen, is het niet mijn bedoeling het in die richting te zoeken. Ik zou in dit artikel vooral aandacht willen vragen voor de verhandeling die Kohlbrugge geschreven heeft over het eerste hoofdstuk van Mattheüs. Dit werk is bepaald niet onomstreden gebleven, maar het geeft ons wel een diep inzicht in wat de schrijver verstond onder de vleeswording van het Woord.

Over het boek
Eigenlijk heeft deze verhandeling zijn ontstaan te danken aan een opmerking die Da Costa in een van zijn bijbellezingen gemaakt had over de afstamming van de Heere Jezus. Letterlijk had hij geschreven: „Genoeg zij het nog te hebben doen opmerken, dat de naam van Zone Davids, en het Israëlitisch recht op den troon van David, aan den Heiland kwam niet van Maria, zijne moeder (want de afstamming door de vrouwelijke lijn gaf in Israël geene rechten), maar van Jozef, in wiens huis, huwelijk en stam Hij door de wonderlijke ontvangenis uit den Heilige Geest als ingeplant werd. - Daar vandaan, dat de Heere niet bloot naar de openbare meening, maar in Israëlitisch-wettigen, waren wezenlijken zin, de Zoon van Jozef genoemd wordt - omdat Hij( . . .) aan Jozef verwekt was".
Deze opvatting veroorzaakte in brede kring blijkbaar nogal wat beroering. Een verontruste vriend uit Duitsland stelde daarom aan Kohlbrugge de vraag wat hij hiervan dacht. Laatstgenoemde voelde zich gedrongen uitvoerig op deze zaak in te gaan en zo ontstond zijn verklaring van het eerste hoofdstuk van Mattheüs. In het voorwoord van de Nederlandse uitgave wordt er naar mijn gedachte terecht op gewezen dat dit geschrift niet zozeer bedoeld was om Da Costa te weerleggen. Het was Kohlbrugge er vooral om te doen „de waarheid van het Woord te handhaven, dat Jezus Christus uit het zaad van David is, zoveel het vlees aangaat, of zoals Petrus zegt, dat God David met een eed gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lenden zoveel het vlees aangaat, de Christus verwekken zou, om hem op zijn troon te zetten" (vgl. Hand. 2:30).

Geslachtsregister van Maria?
Kohlbrugge voelde zich echter wel verplicht om tegenover Da Costa aan te tonen dat het in Mattheüs 1 niet gaat om het geslachtsregister van Jozef, maar om dat van Maria. Dat lijkt een onmogelijke taak. We lezen namelijk aan het einde van de lange reeks van namen: „En Jacob gewon Jozef, de man van Maria, uit welke geboren is Jezus, gezegd Christus" (Matth. 1:16). Hoe kan ooit het bewijs geleverd worden dat hier sprake is van de genealogie van Maria en dat de Jacob die hier genoemd wordt dus haar vader geweest is en niet die van Jozef?
Kohlbrugge voert hiervoor een keur van argumenten aan, waarvan we de belangrijkste noemen. Hij stelt dat Jacob geen zoon had en dat daarom zijn dochter Maria de erfdochter was. Zodra Maria ondertrouwd was, werd haar aanstaande man Jozef als (oudste) zoon in het geslacht van Jacob opgenomen. Naar de mening van Kohlbrugge staat er daarom ook in dit hoofdstuk: „En Jacob gewon Jozef, de man van Maria . . .". Die uitdrukking zou betekenen dat Maria eigenlijk de dochter van Jacob was en dat Jozef alleen vanwege zijn huwelijk tot zoon is aangenomen en daarom nu ook het eerst genoemd wordt. Kohlbrugge probeert dat verder te onderbouwen door erop te wijzen dat er in de Schrift veel voorbeelden genoemd worden van mannen die met een erfdochter trouwden en daardoor in het geslacht van de vader van hun vrouw overgingen.
Het zal duidelijk zijn dat deze ingenieuze redenering niet kan overtuigen. Uit een uitdrukking als „Jozef, de man van Maria" kan op geen enkele manier afgeleid worden dat Maria de erfdochter was en Jozef de aangenomen zoon van Jacob. Het gaat in Mattheüs 1 duidelijk om het geslachtsregister van Jozef, de man die een van de nakomelingen van David was. De bedoeling van dit gedeelte is juist om te laten zien dat het kind Jezus op een wonderlijke wijze door Gods genade gegeven wordt aan Davids familie (Van Bruggen).

Het vleesgeworden Woord
Toch zouden we Kohlbrugge onrecht doen als we het bij deze afwijzing van zijn uitleg zouden laten. In zijn beschouwing over dit geslachtsregister ging het hem namelijk ten diepste om iets veel belangrijkers: Hij wilde aantonen dat Jezus Christus werkelijk in het vlees gekomen is. En dat centrale punt willen we voluit honoreren, ook al wijzen we zijn uitleg op een onderdeel af. Nu heeft Kohlbrugge over de vleeswording van Christus wel uitdrukkingen gebezigd die ons op het eerste gehoor wat wonderlijk in de oren klinken. We luisteren naar een heel karakteristieke passage: „Is het waar, dat het Woord 'vleesch' werd, zoo hebben wij hier het getuigenis hoe het vleesch geworden is: vleesch van vleesch geboren; niet van een vleeschelijk reine geboorte, om zelf uitgedachte erfzonde te bedekken, maar vleesch zoals wij zijn, namelijk 'niet Geest', maar van God geheel en al vervreemd, ontdaan, uit de heerlijkheid Gods uit, begrepen in even dezelfde verdoemenis, of eeuwigen dood en vloek waarin wij van onze geboorte aan zijn; overgegeven aan hem, die het geweld des doods heeft, dat is den duivel, evenals wij van huis uit. Zoo is Hij voor ons geboren van eene vrouw, en in dit ons geheele wezen, met alle menschelijke aandoeningen, begeerten en behoeften, 'zonde' voor ons gemaakt, was Hij hier in gelijkheid van een vleesch van zonde in onze plaats (vgl. Rom. 8:3) " .

De zondeloosheid van Christus
Wanneer we deze woorden op ons laten inwerken, zouden we tot de conclusie kunnen komen dat Kohlbrugge hier de zondeloosheid van de Heere Jezus ontkent. Daar is hij ook wel van beschuldigd. Toch is dat ten onrechte. Er zijn genoeg passages in zijn werken aan te wijzen waarin hij onomwonden laat zien dat hij vast geloofde dat Christus zonder zonde was. Ik denk aan een in dit verband vaak geciteerd gedeelte uit een preek over de besnijdenis van de Heere Jezus, waarin hij zegt: „Ik behoef u toch immers niet te zeggen, dat Maria, ofschoon op zichzelve beschouwd een mensch en eene zondares, door de ontvangenis en geboorte van Jezus niet onrein geworden is voor God, want haar Kind was immers het Kind des eeuwigen Vaders. Het was het Heilige, dat 'Gods Zoon' zoude genaamd worden. Daarom heeft het Kind Jezus Zijne moeder niet onrein gemaakt en is Hij ook niet uit eene onreine geboren; want zij heeft ontvangen, doordat de Heilige Geest over haar gekomen is. Onze Heere kon niet zeggen: 'Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren en in zonden heeft mij mijne moeder ontvangen'. Hij was immers van Boven. Hij was de Heere uit de hemel. Hij was geen kind des toorns zoals wij, daarom is zijne moeder niet onrein geworden door Zijne geboorte, want zij heeft niet een kind des doods, maar den Vorst des levens voortgebracht; niet een kind des toorns en der ongerechtigheid heeft zij gebaard, maar het Woord, dat in den beginne was, dat bij God was, dat God was, - het Woord vol van genade en waarheid".

Tot zonde gemaakt
De vraag blijft echter wél liggen: Waarom bezigt Kohlbrugge dan toch uitdrukkingen als „vleesch van vleesch geboren: niet van een vleeschelijk reine geboorte . . ., maar vleesch zoals wij zijn"? Wel, dat hangt samen met het radicale karakter van zijn prediking. Als weinig anderen heeft Kohlbrugge in zijn prediking de mens ontmaskerd als zondaar! Hij laat zien dat wij als zondige mensen bij God diep in de schuld staan en dat onze „vrome" eigengerechtigheid voor God niets te betekenen heeft. Wij zijn vleselijk, verkocht onder de zonde . . .! En nu kunnen wij alleen uit die diepte gered worden, als Christus in diezelfde diepte afdaalt. Hij die zonder enige zonde was, moet tot zonde gemaakt worden. Die laatste uitdrukking maakt duidelijk waarom Kohlbrugge zulke sterke woorden bezigt: Omdat wij als zondige mensen „vlees" zijn, moet Christus vlees worden; omdat wij onder de vloek van God leven moet Hij tot een vloek worden. Alleen zó kan Hij ons namelijk redden van zonde, schuld en dood. Heel karakteristiek wordt dat onder woorden gebracht in een catechisatieboekje dat Kohlbrugge ooit schreef en dat heel bekend geworden is onder de titel: „De leer des heils". Daar wordt onder meer gevraagd: „Hoe heeft God door de geboorte van Christus de zonde uit het midden weggedaan?" Het antwoord luidt: „Omdat onze Heere in het vleesch kwam, kwam Hij in onzen toestand; daardoor heeft Hij onzen toestand der zonde opgeheven, want als de Tweede Adam werd Hij door God 'zonde' gemaakt voor ons en zoo heeft Hij, het Lam Gods, de zonde der wereld verzoend en weggenomen".
Even later volgt de laatste vraag over de geboorte van Christus: „Wat troost u dus de geboorte van Christus; Zijn gekomen-zijn in het vleesch?" Daarop geeft hij dit antwoord: „Ik gevoel en bespeur wel, dat ik vleesch ben; nochtans mag ik mij nu en voortaan daarop verlaten dat, dewijl Hij in mijn toestand des Vaders wil gedaan heeft. Hij juist daardoor mij uit mijn toestand verlost heeft, en dat ik Gods wil doe, wanneer ik dit voor gewisselijk waar houd . . .!"

A.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1991

De Wekker | 16 Pagina's

Kerst bij Kohlbrugge

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1991

De Wekker | 16 Pagina's