Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van Lingen in 1892 (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Lingen in 1892 (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tegen de diplomatieke taal van Kuyper, zijn vroegere vriend, kwam Van Lingen steeds meer in verzet. Hij schrijft in zijn eigen blad, Petahja:

Ik voor mij acht, dat ik niet alleen gebroken heb met synodale, provinciale en classicale besturen, maar met het gehele genootschap als zodanig . . . Wil men mij daarom de naam van Ned. Geref. ontzeggen en het er voor houden, dat ik eigenlijk tot de Chr. Geref. behoor, of mij van independentisme beschuldigen, het is mij wel. Ik hen bereid, waar de Heere roept, het Woord te brengen en door ons Gymnasium en onze verdere arbeid te leven voor het Koninkrijk des Heeren en de Kerken, onder welke naam ook, welke zich geschaard hebben onder geen andere banier, dan Christus en Die gekruisigd. Daartoe moge de Heere mij genadig zijn.

Tegen bezwaarde Hervormde predikanten zei hij al: ga naar de Chr. Geref. kerk of naar de Ledeboerianen! Van Kuyper kreeg hij in „De Heraut" harde klappen. Van Lingen begreep dit niet. Nog steeds werden dolerende tegenkerken opgericht terwijl men al lang met besprekingen bezig was! En altijd werd van Dolerende zijde het zgn. Statuut van 1869, dat alleen bedoeld was voor een regeling met de overheid, als bezwaar gehanteerd, als een teken van onvoldoend gereformeerd zijn van de Chr. Geref. Kerk.
In 1891 meldde Van Lingen zich bij de Chr. Geref. Kerk van Arnhem en werd hij als predikant toegelaten. In Zetten kwam deze regeling, dat de gemeente van Arnhem een aldaar woonachtige ouderling en diaken de dolerende diensten liet meemaken, waar Van Lingen voorging. Dit alles in goede harmonie, terwijl mevrouw Van Lingen, „de moeder van het Lingedorp", die zelf wel catechiseerde als haar man afwezig was, haar leven lang Hervormd is gebleven.
En dan treedt in 1892 de classicus Van Lingen, „de man in de schaduw" (titel van het boek van ds. W. Ruiter), 60 jaar oud, in het licht van het kerkelijke gebeuren. Op de agenda van de Chr. Geref. synode te Amsterdam staat zijn naam, samen met die van de Chr. Geref. Haagse predikant J. Wisse Czn., afkomstig uit de Kruisgemeenten, iemand die hij tevoren niet gekend had, onder het bezwaarschrift, waaraan 701 gemeenteleden en enkele kerkeraden hun adhesie betuigd hebben, en waarin aan de synode dringend gevraagd wordt, „nu nog niet de door zo velen gevreesde vereniging te sluiten".
Zonder nu dit bezwaarschrift hier te bespreken, mag de hoofdinhoud ervan wel vermeld worden:

a. Nooit is de kerkeraden verzocht of opgedragen, de vergadering van manslidmaten in elke gemeente op te roepen, teneinde al of niet toe te stemmen in de voorwaarden van Leeuwarden en de verklaring, daarvan gegeven, hetgeen toch het onvervreemdbaar recht der gemeente mag gerekend worden, omdat de vereniging alle gemeenten met de kerken in Doleantie samenbindt. Wij achten daardoor de rechten der gemeente verkort.
b. In de strijd der laatste jaren bleken de beginselen van Afscheiding en Doleantie met elkander in strijd, vooral in de beschouwing der Hervormde Kerk. Indien dan niet één der twee beginselen in de Verenig-de Kerken aan het ander zal opgeofferd worden, waarvan kan hun samenvoeging dan anders oorzaak zijn dan van twist en eindeloze verwarring?
c. Bezwaarlijk valt het ons, broeders om voetstoots alle kerken in Doleantie, hoe ook ontstaan, zonder enig onderscheid voor „zuivere Geref. Kerken naar belijdenis en kerkorde" te erkennen, ja, zelfs te erkennen al haar lidmaten, die zonder enig kerkelijk onderzoek zich in het Duplicaatboek lieten inschrijven.
d. Een ander bezwaar is niet ons geringste Het is onze vaste overtuiging, dat de wederkerige liefde, die toch bij elk huwelijk, ook bij dat van deze kerkengroepen, een allereerste vereiste is, maar al te veel wordt gemist, en zodanig huwelijk noodwendig bron van betreurenswaardige verwarring en tweedracht zal worden.
e. En eindelijk is het ons een overwegend bezwaar voor gereformeerd te erkennen, wat door voorgangeren der dolerende kerken in de laatste tijd in het publiek is uitgesproken en geleerd omtrent de Wedergeboorte en de Heilige Doop.

In de formulering en benadering van het bezwaarschrift kan men Van Lingen geheel herkennen. Zoals bekend, achtte de Synode het stuk, hoewel ontvankelijk en begrijpelijk, ongegrond en werd met algemene stemmen tot de vereniging besloten.
Van Lingen vond begrijpelijk zijn positie in Zetten moeilijk. Al in 1891 had hij zijn positie ter beschikking gesteld, maar het curatorium liet hem niet los. Na het cursusjaar 1892/1893 voelde hij - ten onrechte? - de verkiezing van een nieuwe curator als een motie van afkeuring aan en nam hij definitief met een bloedend hart ontslag. De secretaris, de bekende mr. D.P.D. Fabius, uitte zijn groot leedwezen.
En in september 1893 nam Van Lingen een beroep aan naar de Chr. Geref. gemeente van Rotterdam.
Het lag voor de hand, dat de Chr. Geref. synode van juli 1893 de predikanten Van Lingen en Wisse al verzocht om samen wegen te zoeken voor de opleiding van predikanten, nu de Kamper School met de vereniging was meegegaan. En nog meer lag het voor de hand, dat de geleerde Van Lingen, hoewel nimmer gepromoveerd, in 1894 het leeuwenaandeel kreeg van het werk aan de hernieuwde Theologische School, aanvankelijk in Den Haag gevestigd. Zijn werk in Rotterdam werd daardoor vroegtijdig beëindigd. Op 62-jarige leeftijd kreeg hij een nieuwe zware taak. De Chr. Geref. Kerk zag in hem een geschenk Gods juist in die moeilijke periode. En voor de theologie, èn voor de opbouw van het kerkelijke leven was hij de rechte man op de rechte plaats. Zijn diepe ernst en vroomheid, èn zijn geleerdheid, hebben voor de Chr. Geref. Kerken, in de schaduw van de Geref. Kerken, veel betekend en hebben er een stempel op gezet. Uit de synodeverslagen van de jaren daarna komt telkens naar voren, dat Van Lingen groot bezwaar maakte tegen de neiging, in de Chr. Geref. Kerk, deze spelonk van Adullam als predikant toe te laten, die niet of gebrekkig waren opgeleid. Hij zag er een groot gevaar voor de kerk in. Waarachtig geloof en roeping èn wetenschap behoren samen te gaan. Hij heeft er zijn positie wel voor op het spel gezet.
Over het verdere leven en werk van Van Lingen, die in 1909, 77 jaar oud, met emeritaat ging, nog ging meewerken aan de nieuwe vertaling van de Bijbel en in 1913 overleed, schrijf ik nu niet. Ik kon alleen laten zien, dat de Van Lingen van 1892 zó was en werkte, als God hem vóór die tijd bekeerd en geleerd had, en zich zó kwetsbaar en gehoorzaam opstelde, als de Here hem na die tijd heeft willen gebruiken en tot zegen heeft willen stellen tot opbouw van zijn kerk.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1992

De Wekker | 8 Pagina's

Van Lingen in 1892 (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1992

De Wekker | 8 Pagina's