Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragen over de opstanding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen over de opstanding

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is bekend dat er in onze tijd heel wat kritische vragen leven rondom de opstanding van Christus. Nu hebben vele van deze vragen een lange geschiedenis. Zo heeft bijvoorbeeld de twijfel over de werkelijkheid van de opstanding al oude papieren. Toch zouden we kunnen zeggen dat in onze tijd oude én nieuwe vragen bijzonder indringend aan de orde gesteld worden. Wellicht denken we daarbij aan de geruchtmakende uitspraken die de Anglicaanse bisschop David Jenkins enkele jaren geleden deed. We kunnen ook dichter bij huis blijven en wijzen op de onrust die ontstond toen wijlen prof. dr. F.O. van Gennep in 1989 schreef, dat hij „niet in de lichamelijke opstanding geloofde en evenmin in wonderen". Deze uitspraak veroorzaakte vooral in de Hervormde Kerk nogal wat beroering. Eén van de gevolgen was dat de Hervormde Synode een officieel geschrift publiceerde, waarin op de vragen rond de opstanding wordt ingegaan. Dit geschrift verscheen in de zomer van vorig jaar onder de titel: „Geding over de opstanding - Over de lichamelijke verrijzenis van Christus".
In het licht van deze ontwikkelingen dringt de vraag: Waarom roept de opstanding van Christus zoveel vragen op? Wat zijn de belangrijkste bedenkingen? In dit artikel willen we hier enkele dingen over zeggen.

Het gesloten wereldbeeld
Er bestaat een direct verband tussen de vragen rond Christus' opstanding en het eigentijdse wereldbeeld. Zoals bekend is dit wereldbeeld sterk gestempeld door de moderne natuurwetenschap. Binnen deze wetenschappen wordt voortdurend gezocht naar de oorzaak van verschijnselen en gebeurtenissen. We zouden kunnen zeggen dat het natuurwetenschappelijk ideaal is een volledige beschrijving te vinden van alles wat er gebeurt in termen van oorzaken en gevolgen. Onder invloed van dit denken heeft de mening postgevat dat de hele werkelijkheid te beschrijven zou zijn als één gesloten systeem van oorzaak en gevolg. Voor een ingrijpen van buitenaf - dus ook voor een ingrijpen van God! - is hier geen plaats. Dat zou wetenschappelijk ondenkbaar en onbestaanbaar zijn. Het is duidelijk dat in deze gedachtengang geen ruimte is voor een God die in onze geschiedenis ingrijpt door wonderen te doen en door Zijn Zoon op te wekken uit de dood!
Bij Van Gennep krijgt dit alles nog een - heel persoonlijke - theologische toespitsing. Het is voor hem onmogelijk te geloven in een almachtig God die van tijd tot tijd in het wereldgebeuren ingrijpt. Voor hem is dat geloof stukgebroken op de gruwelijke realiteit van Auschwitz, de moord op zovele miljoenen joden. Als God werkelijk in de gebeurtenissen had kunnen ingrijpen zou Hij het op dat moment zeker gedaan hebben. Maar naar de mening van Van Gennep wordt hier duidelijk dat Hij dat niet kon.
Nu zal niemand willen ontkennen dat Auschwitz ons voor geweldige vragen plaatst. Vergelijkbare vragen kunnen trouwens ook een mens benauwen, wanneer hij in zijn persoonlijk leven een weg van diep leed en zwaar lijden moet gaan. Waar is God dan? Waarom antwoordt Hij niet en grijpt Hij niet in? Maar deze bittere ervaring wil beslist niet zeggen dat God dus geen wonderen kan doen en niet bij machte zou zijn Zijn Zoon op te wekken uit de dood! Ons wereldbeeld is beslist niet zo gesloten dat een unieke gebeurtenis of een wonderlijk ingrijpen van God onmogelijk zou zijn. Ook binnen de kring van de natuurwetenschap wordt toegegeven dat niet alles zich puur wetenschappelijk laat verklaren of in een systeem laat passen. Er zijn verschijnselen en gebeurtenissen die hun geheim hebben . . . Daar komt nog bij dat iemand als Van Gennep uitgaat van een Godsbeeld dat het onze niet kan zijn. De Schrift laat duidelijk zien dat God de Almachtige is voor wie niets te wonderlijk is. Hij is ook de Souvereine, die - wanneer Hij wil - ingrijpt in de loop van het wereldgebeuren. En Hij heeft op de derde dag Zijn Zoon opgewekt uit de dood.

Betrouwbare getuigen?
Een ander bezwaar brengt ons rechtstreeks bij de betrouwbaarheid van het apostolisch getuigenis. In het Nieuwe Testament kunnen we lezen hoe Christus vanaf de Paasmorgen aan Zijn discipelen verschenen is en dat zij zó getuigen van de Opgestane werden. Nu wijzen sommigen erop dat het toch eigenlijk wel verdacht is dat Christus na de opstanding alleen door Zijn volgelingen werd gezien. Als Hij nu eens aan iemand als Kajafas verschenen was! Of aan Pilatus! Zou hun getuigenis niet veel objectiever geweest zijn en daarom meer indruk gemaakt hebben? Het is toch best mogelijk dat Christus' volgelingen zich ingebeeld hebben dat ze Hem zagen? Het zou heel goed te begrijpen zijn dat zij zich na Zijn sterven maar niet van Hem konden losmaken. Ze hadden het altijd over Hem en hun gedachten waren met Hem vervuld. Daardoor beeldden ze zich op den duur - in alle oprechtheid - in dat ze Hem zo nu en dan zagen. Op die manier werd de sluimerende wens de vader van de gedachte dat Hij was opgestaan. En zo zouden de verhalen van de opstanding in de wereld gekomen zijn.
Er rijzen ook vragen bij de manier waarop de gebeurtenissen op de Paasmorgen door de evangelisten verteld worden. Op allerlei punten lijkt er sprake te zijn van tegenstrijdigheden. Ook maken de verhalen hier en daar een nogal onsamenhangende indruk. Zijn de berichten daarom wel betrouwbaar?
Om met het laatste te beginnen: Als we alle gegevens over de dag van de opstanding verzamelen, is het inderdaad niet mogelijk daarvan een sluitend en doorlopend verhaal te maken. Dat laatste is wel vaak geprobeerd, maar bij iedere poging kan men vragen blijven stellen. Hoe komt dat? De dag van Pasen was voor de vrouwen en voor de discipelen vol van schokkende gebeurtenissen. Het was ook een dag waarop allerlei tegenstrijdige emoties naar boven kwamen. Bovendien geeft de éne evangelist weer wat deze ooggetuige ervaren heeft, terwijl het volgende evangelie teruggrijpt op de woorden van een andere zegsman. Zo ontstond het totaalbeeld van een zeer gevarieerde verzameling getuigenissen. Maar zij maakt wél een heel spontane en levensechte indruk en is daarom historisch beslist niet onbetrouwbaar! De discipelen en de vrouwen hebben zich trouwens ook niet „ingebeeld" dat Christus is opgestaan en aan hen verscheen. De Schrift maakt duidelijk dat zij op de Paasmorgen geen enkele verwachting meer hadden. Voor hen stond onwrikbaar vast dat de Heere Jezus gestorven was en de gedachte aan een opstanding kwam bij hen in de verste verte niet op. Er was heel wat voor nodig om hen stuk voor stuk te overtuigen dat Hij leefde. En dat was nu juist een belangrijke reden waarom Hij aan Zijn volgelingen verscheen: Om hen ervan te verzekeren dat Hij werkelijk was opgestaan!

Veelheid van voorstellingen
We komen bij een derde groep van bedenkingen, die vooral in de recente discussie een heel belangrijke rol speelt. Van verschillende kanten wordt erop gewezen dat er al in het Nieuwe Testament sprake zou zijn van verschillende visies op de opstanding van Christus.
Meestal stelt men dan de Paasberichten in de evangeliën tegenover het Paasgetuigenis van Paulus in 1 Corinthe 15. Paulus, zo wordt gezegd, was er wel van overtuigd dat Jezus lééfde, maar het „hoe" en „waar" van de opstanding zou voor hem onbelangrijk zijn. Voor de evangelisten is dat laatste beslist wel het geval. Zo is voor hen het lege graf op de Paasmorgen een belangrijk bewijsstuk dat Jezus werkelijk is opgestaan. Maar in Paulus' betoog in 1 Corinthe 15 speelt het lege graf geen enkele rol. Daaruit concludeert men dan dat Paulus van het lege graf niet geweten zou hebben, of dat bericht niet heeft geloofd of niet belangrijk achtte.
De gevolgen van deze gedachtengang zijn heel verstrekkend. Laten we namelijk eens veronderstellen dat in het Nieuwe Testament inderdaad verschillende visies op de opstanding voorkomen, waarin bepaalde elementen voor de éne Bijbelschrijver wel fundamenteel waren en voor de ander niet. In dat geval staat het aan ons vrij om allerlei elementen uit het Bijbels getuigenis minder belangrijk te achten. Op deze manier is het bijvoorbeeld geoorloofd om de lichamelijke opstanding van Christus te ontkennen. Sommige Bijbelschrijvers lijken daar immers niets van te weten?
Maar zo mogen we de evangelisten niet tegen Paulus uitspelen. Er zijn redenen te noemen waarom Paulus in 1 Corinthe 15 niet spreekt over het lege graf. In de vragen die de Corinthiërs over de opstanding stelden had een verwijzing naar een leeg graf in het verre Jeruzalem nauwelijks bewijskracht. Van veel groter betekenis is het woord van ooggetuigen die op dat moment nog in leven zijn. En naar hen verwijst Paulus in dit hoofdstuk dan ook.
Trouwens, wanneer we de evangeliën en de brieven van Paulus op de bovengenoemde manier uit elkaar halen komen we in strijd met het zelfgetuigenis van de Bijbel en met de Gereformeerde Schriftbeschouwing. De Schrift die door de eerste Auteur - de Heilige Geest - aan ons is gegeven, geeft wel een veelzijdig en veelkleurig getuigenis, maar spreekt zichzelf niet tegen!

Waarlijk opgestaan!
Zo zijn we bij de wortel van heel wat vragen over de opstanding van Christus terecht gekomen. In veel gevallen is dat twijfel aan of ontkenning van de absolute betrouwbaarheid van het apostolisch getuigenis en het onfeilbaar gezag van de Heilige Schrift. Maar laten we niet vergeten dat de Bijbel zelf grote nadruk legt op het feit dat de opstanding werkelijk heeft plaatsgevonden en dat het getuigenis over de opstanding waarachtig is. Bij dat laatste denk ik bijvoorbeeld aan het slot van het evangelie naar Johannes, waar de evangelist zegt dat „zijn getuigenis waarachtig is" (Joh. 21:24). Nu is het zeker waar dat dit woord in eerste instantie slaat op alles, wat Johannes in zijn evangelie heeft neergeschreven. Toch is het op zijn minst opmerkelijk dat het direct aansluit op wat door hem geschreven is over de opstanding van Christus en de verschijningen die daarop volgden. Van die berichten geldt dus met name: Het is waarachtig, werkelijk waar! Net zo waarachtig trouwens als de opstanding zelf. Want de Heere is waarlijk opgestaan! Zo is deze Paasboodschap ook een vreugdeboodschap.

A. Baars

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1992

De Wekker | 12 Pagina's

Vragen over de opstanding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1992

De Wekker | 12 Pagina's