Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het verstaan van de Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verstaan van de Schrift

Nog eens de GOR

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit artikel zou ik enkele dingen willen schrijven over het verstaan van de Schrift met het oog op ethische beslissingen. Ik doe dat puntsgewijs. Er zou meer te zeggen zijn. Dat dit artikel geschreven wordt, hangt samen met de beide voorgaande. Die gingen over de GOR en de hermeneutiek. Zij behandelden het Rapport dat nu door de GOR is aanvaard.
Het lijkt me op zijn plaats om onzerzijds op enkele mogelijkheden en noodzakelijkheden te wijzen, die aan de orde komen bij het verstaan van de Schrift. Voordat ik dat doe, wil ik nog even terugkomen op het door de GOR aangenomen Rapport. Na afsluiting van de vorige artikelen las ik nog twee reacties die precies tegenovergesteld zijn. De voorzitter, prof. De Waard, vertelt dat de wijzigingen die in het Rapport zijn aangebracht, het aanvaardbaar hebben gemaakt (ND, 8 juni 1992). Welke deze wijzigingen zijn, wordt niet gezegd. „Het is wel een betere basis voor verdere studie dan het concept", lezen we als letterlijke weergave van het interview.
Deze uitleg is dus ten gunste van, wat ik wil noemen, het klassiek gereformeerde verstaan van de Schrift.
Daarentegen zegt dr. H. Vroom (Trouw, 3 juni 1992) dat „de GOR grosso modo tegemoet is gekomen aan de wens van de GKN om meer waarde toe te kermen aan de contextualiteit bij de interpretatie van de Bijbel. Er is nu een heel andere gespreksbasis dan in het verleden."
Men moet over de officiële stukken beschikken om in dit verschil van interpretatie een eigen standpunt in te nemen. Dat de interpretatie totaal verschilt is duidelijk. De Waard zegt zelfs - dit in tegenstelling tot Vroom - „er staat echt niet zo veel nieuws in als soms wordt gedacht" We gaan ervan uit dat beiden menen aan het Rapport recht te doen. Hierdoor wordt onze conclusie uit het vorige artikel versterkt: er is kennelijk onduidelijkheid gebleven. Anders zou men niet een zo tegenovergestelde uitleg kunnen geven.

Als voorbeeld niertransplantatie
Geeft de Schrift antwoord op al onze ethische vragen? Dat is rechtstreeks niet het geval. Ooit kreeg ik van een vrouwenvereniging de vraag: Kunt u ons zeggen, wat de Bijbel zegt over niertransplantatie. Dan pak je Trommius, het boek waarin je in de volgorde van de bijbelboeken onder andere alle plaatsen kunt vinden, waar het woord nier(en) voorkomt. Dat zijn er 13 (afgedacht van wat er over de nieren van offerdieren wordt gezegd). Niettransplantatie of iets dat in die richting wijst komen we niet tegen.
Eenvoudig omdat niertransplantatie in bijbelse tijden nog niet als mogelijkheid bekend was.
Wat moeten we doen? Zeggen: de Bijbel zwijgt er over, dus moeten we het zelf maar uitzoeken? Allerminst. Het is het boeiende van een ethiek die zich naar de Schrift wil richten, om dan op zoek te gaan naar normatieve elementen (wil men: bouwstenen) voor een beslissing. Enkele van die fundamentele gegevens wil ik noemen.

Enkele fundamentele gegevens
1. Juist als we over het verschijnsel zelf (bijvoorbeeld niertransplantatie) in de Bijbel niets lezen, zullen we als eerste noemen: het liefdegebod, door de Heere Jezus in Mattheüs 22:37-40 duidelijk onder woorden gebracht. Men zie ook Paulus' woorden in Romeinen 13:8-10.
Alle handelingen moeten door de liefde bepaald zijn. Als de liefde ontbreekt, is de gehoorzaamheid niet vol. Men zie ook 1 Korinthiërs 13.
2. Men kan dit nog wat uitwerken door te zeggen, dat in het betrachten van liefde de navolging van Christus gestalte krijgt. Met andere woorden: In onze daden moet de gestalte van Christus tot uitdrukking komen. Dan blijkt een christen weer het beeld van God te vertonen. Ik vat hier in enkele zinnen samen wat ik in Beknopte Gereformeerde Dogmatiek breder heb besproken en vanuit de Schrift heb beargumenteerd (zie daar blz. 598-601).
3. Hiermee is veel, maar niet alles gezegd. Jezus Christus heeft een centrale positie in de ethiek, zoals in heel de Bijbel. Christus is gekomen om te verlossen, om te herstellen. Daarom moeten we altijd terug naar het begin, naar de schepping. Het is duidelijk dat de herschepping niet enkel herstel is. Er is in de verlossing ook een zekere voortgang. Het eeuwige leven straks is meer dan het herstelde paradijs. Het Lam neemt naast de Vader een blijvende plaats in (Openbaring 21:23,23; 22:1,3). Toch gaat het om herschepping. Het oude wordt vernieuwd, maar niet te niet gedaan. Wat in de vernieuwing wordt te niet gedaan, is de zonde en haar gevolgen.
4. We moeten in ethische beslissingen niet alleen met het liefdegebod rekening houden, maar ook met Gods wet (samengevat in de Tien Geboden). Paulus noemt het liefdegebod de samenvatting van de wet. Dat kan hij alleen zeggen, als de wet meer omvattend is dan de liefde. Het heeft immers alleen zin van een samenvatting te spreken, als er een groter geheel is dat samengevat kan worden.
5. Een belangrijke taak van een christelijke ethiek is het liefdegebod en de verdere geboden niet tegen elkaar uit te spelen, niet tegen elkaar weg te schrappen, maar in goed evenwicht te houden.
6. Voor wat betreft niertransplantatie (als voorbeeld) betekent dit, dat we de vraag moeten stellen: Hebben we het recht over de organen van ons lichaam te beschikken, en die nog tijdens ons leven aan anderen af te staan (donor te zijn)? Waaraan ontlenen we dat recht? Zijn er grenzen aan orgaandonatie, stel al dat zij geoorloofd zou zijn? Mogen wij onszelf verminken? Moeten we ook met risico's rekenen? Het gaat bij dit punt dus over de vraag of er een bijbels recht is tot zelfbeschikking over ons lichaam. En over een eventueel daaruit voortvloeiende plicht.
7. Als liefde echt de drijfveer is, maakt het dan nog verschil of het om een familielid gaat dan wel om een (verre) vreemde? Kan het familielid aanspraak maken op meer rechten dan een vreemde, of is dat om het even? Hierbij gaat het om de vraag, of een familielid eerder en intensiever geholpen moet worden dan een vreemde. Met het liefdegebod alleen komen we niet uit deze vraag. Het liefdegebod op zichzelf geeft niet het recht verschil te maken.
8. We komen dus voor de vraag te staan of familieverhoudingen (bloedbanden) dringender verplichtingen meebrengen dat het feit dat we medemens zijn van willekeurig welke andere mens ook.
Hier zijn scheppingsgevens (scheppingsrelaties) in het geding. Die moeten mede in de overweging betrokken worden.
9. Door het voorgaande heen speelde de vraag: als het mag, moet het dan ook? Kun je met een beroep op bijbelse gegevens iemand verplichten om donor te zijn. Of is dat aan zijn vrijheid overgelaten? Als je meent de ander te moeten vrijlaten, wat zal dan voor degene die donor wil zijn, de beslissende grond zijn om te zeggen: ik moet het doen? Is dat alleen de liefde, of ook de familieband, of de goede gezondheid?
10. In Filippenzen 1:9-11 en in Kolossenzen 1:9-11 spreekt Paulus over het helder inzicht en de fijngevoeligheid om te onderscheiden waarop het aankomt, en ook wijsheid en geestelijk inzicht om op te wassen in de rechte kennis van Gods wil.
Met name uit dit laatste blijkt, dat Gods wil en wet aan dat inzicht voorafgaan. Ons onderscheiden is op zichzelf niet de norm voor ons handelen. We worden juist geroepen om op de juiste manier met Gods norm om te gaan. We moeten haar in de situatie op de goede manier toepassen.
11. Wij houden vast aan het onderscheid gebod en situatie. Wij moeten het gebod (daarbij inbegrepen het liefdegebod) op de situatie toepassen. Dat kan alleen door geestelijk onderscheidingsvermogen. Dit onderscheidingsvermogen raakt zowel het inzicht in Gods wil als in onze situatie, waarin die wil moet worden gehoorzaamd. Men lette er overigens op dat Paulus ondanks zijn gebeden in hoofdstuk 1 van beide brieven, heel concrete voorschriften geeft, vooral Kolossenzen 3:5-4:6; zie ook in Filippenzen 2:1-18. Onze fijngevoeligheid en ons onderscheidingsvermogen scheppen geen nieuwe norm. Beide betreffen de toepassing van de norm in de concrete situatie.
12. Dat onderscheidingsvermogen is ook nodig om uit te maken, wat in bepaalde concrete bijbelse voorschriften tijdbetrokken is. Wil men: wat door de context van de situatie zo bepaald is, als het ons daar wordt voorgeschreven. Hierbij denken we aan de slavernij. Dat Paulus slaven tot gehoorzaamheid aan hun heer roept, stelt voor de vraag: mag men de slavernij niet bestrijden en het slavenjuk wegnemen? In hoeverre is dit voorschrift cultureel, contextueel bepaald? We zullen voor dat contextuele oog moeten hebben.
13. Met het zojuist gezegde stellen we niet dat alle geboden contextueel bepaald zijn. Dan zou men geen andere norm overhouden dan het liefdegebod.

In het bovenstaande zijn een aantal punten en problemen aangewezen waarmee rekening gehouden moet worden. Het is mij niet mogelijk dit nu breder uit te werken. De Redactie heeft mij gevraagd enkele artikelen te schrijven over het zogenaamde donorcodicil. Te zijner tijd zal het D.V. mogelijk zijn bovenstaande overwegingen concreet toe te passen.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1992

De Wekker | 8 Pagina's

Het verstaan van de Schrift

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1992

De Wekker | 8 Pagina's