Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nu nog niet . . . (XII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nu nog niet . . . (XII)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Honderd jaar: „nu nog niet"?
Na honderd jaar zien we terug op 1892 We vieren het niet. Dat is, zo voelen velen het aan, niet het juiste woord. We letten nu in het bijzonder op de woorden, die ds. F.P.L.C. van Lingen en ds. J. Wisse in het bezwaarschrift cursief lieten drukken. Zij hebben het oog op de vereniging waartoe in Amsterdam op 17 juni 1892 werd besloten. Daarvan zeiden zij: „Tegen die Vereeniging op dit tijdstip en volgens deze voorwaarden, richt zich juist met allen aandrang onze bede".
Met bescheidenheid, maar met niet minder klem verzoeken zij: „broeders, sluit thans nog niet definitief de door zovelen gevreesde Vereeniging".
Cursief staat ook het woordje „gereformeerd", waarmee zij moeite hadden ter zake van Kuypers opvattingen.
En dan nog weer eens aan het eind van hun bezwaarschrift: „Sluit thans nog niet de door zoovelen gevreesde vereeniging: geeft althans vooraf allen gemeenten de gelegenheid zich openbaar uit te spreken".
Het is niet toevallig, dat juist deze woorden zijn onderstreept. DIE vereniging. DIT tijdstip. DEZE voorwaarden. THANS NOG NIET DEFINITIEF. THANS NOG NIET.
We doen goed met deze woorden op ons te laten inwerken. En we verbinden daaraan een paar gevolgtrekkingen, die voor de beoordeling van de hele kwestie voor ons van betekenis zijn en blijven.
Men kan onmogelijk staande houden, dat Van Lingen en Wisse separatisten waren. Het waren geen mensen die de kerk wilden breken. Wisse's houding wijst daarop in geen enkel opzicht. Hij heeft met vrucht gewerkt in de gemeenten, die hij diende, Dordrecht, Sliedrecht, Den Haag. Hij stelde zich con amore op het standpunt dat er eenheid moest komen tussen de kruisgemeenten en de christelijk-gereformeerden. Hij heeft in Den Haag, waar de vereniging tussen beide groepen die uit de Afscheiding waren voortgekomen eerst in januari 1892 werd doorgevoerd, daaraan van ganser harte meegewerkt. Wisse heeft bij meer dan een gelegenheid gewaarschuwd voor kerkisme. Hij zag de kerk veel ruimer dan alleen in de christelijk-gereformeerde kerkvorm. Maar zijn overtuiging, door de strijd gewonnen, bracht hem tot deze stap. Voor hem was de Vereniging niet onmogelijk. Zij was niet beslist en met alle geweld tegen te staan. Hij oordeelde met Van Lingen dat zij tot stand zou kunnen komen bij genoegzame eenparigheid. Hij meende ook dat er meer gesproken had moeten en kunnen worden. Hij was een man die zuiver kerkelijk en ook kerkrechtelijk dacht. En hij heeft in zijn optreden uitdrukking willen geven aan de ernst van de situatie, die hem met kracht van overtuiging deed zeggen: „Nu nog niet". „Nu nog niet definitief". „Niet op deze manier". En daarbij stond hij sterk in het argument, dat dit een deputaten-vereniging was, die buiten de gemeenten was omgegaan. Vandaag staan we voor de beoordeling van de dingen, zonder enige verlegenheid. Zij hadden gelijk, deze mannen van het eerste uur. Zij waren geen schismatieke, of separatistische figuren. Zij hadden de kerk lief. En zij wezen op de rechten van de gemeente. Dat was zuiver reformatorisch. Lopen wij vandaag geen gevaar, om te vallen in de fout van 1892, doordat wij alles toeschuiven aan het kerkverband, aan deputaten, terwijl de ontwikkelingen in de gemeenten zelf uiteindelijk de doorslag moeten geven?
Nu nog niet, dat betekent niet: NOOIT. Nu nog niet definitief, dat betekent niet: WIJ BLIJVEN EINDELOOS EN ZONDER GEDULD PRATEN. Zo wilde Wisse het althans niet verstaan hebben.

Nu nog niet, volgens Van Lingen
Van Lingens kerkbegrip stelde hem in staat om stappen te ondernemen, die de christelijk-gereformeerden vóór 1892 niet zonder meer accepteerden. Hij was reeds overgegaan tot de Christelijke Gereformeerde Kerk. En hij gaf te kennen, dat hij voor de dolerenden zou blijven preken, als hij hen daarmee zou kunnen helpen. Dat stelden die christelijk-gereformeerden niet op prijs, hetgeen te begrijpen valt. Er was in Van Lingens kerkbegrip een sterk subjectief element. Hij was het die vooral de nadruk legde op een „geestelijke eenheid". Dan zou de vereniging vanzelf komen. In zulk een kerkbegrip is een grote kracht. Maar het maakt bij tijden de zaak ook al te flexibel. De objectieve gegevens van Schrift en belijdenis kunnen daardoor in gedrang komen. En dit bleek bij meer dan één gelegenheid in het leven van Van Lingen. Hij verkoos ook vaak de gevoelsmatige eenzaamheid. Hij had daarmee ook zijn strijd. Zijn vrouw is altijd hervormd gebleven. In de familie werd zij het enige vaste punt genoemd. Zijn kinderen zijn stuk voor stuk met dolerende predikanten getrouwd. Zijn schoonzoons dienden de Gereformeerde Kerken. Zijn enige zoon ging met Kuyper mee en stond jaren lang als gereformeerd predikant in Gerkesklooster. Op zijn begrafenis sprak een schoonzoon over de primaire functie van het gevoel in zijn leven.
Van Lingens levensgang heeft hem ook wel wat in deze richting gestuurd. Hij diende enkele hervormde gemeenten in Noord-Holland. Hij kwam daarna in Zetten vrijwel buiten het gewone kerkelijke leven te staan, ofschoon hij iedere zondag preekte in Hervormde gemeenten daar in Zetten en omgeving. Hij steunde met kracht de Doleantie, die hij van harte was toegedaan. Hij zorgde dat er in Leiden een dolerende gemeente kwam. In Den Haag was hij het die de activiteiten stuurde waardoor ook daar een dolerende gemeente ontstond, waar Wisse later de grootste moeite mee had. Hij wist zich geroepen, ook al had hij geen gemeente en ging dat ook vrijwel buiten een gemeente om. Hij kon uiteindelijk de vriendschap van Kuyper niet missen en zocht herstel van de broederband met hem op 't laatst. Hij had zo veel in zijn aard, dat aantrok, zijn warmte in het geloven, zijn eenvoud, die hem bij vele eenvoudigen ook later altijd een open deur deed vinden. Maar het kerkbegrip van Wisse deelde hij niet in alle opzichten. Hij bedoelde wat anders dan Wisse in zijn: nu nog niet. Zijn grote begaafdheid heeft hem tot een kerkelijk leider gemaakt, die de Christelijke Gereformeerde Kerk bewaard heeft voor een loskoppeling van vroomheid en theologie. Hij verzette zich telkens als het om een verlaging van het niveau van de opleiding ging. Aan hem hebben de kerken zo veel te danken, dat hun bestaan gered heeft van een ondergang in een sfeer van het gezelschap. Hoe kon hij kritiek oefenen op goedkope preken, zonder studie. Hij kende de Schrift. Hij heeft zelfs als een van de eersten een begin gemaakt met een nieuwe vertaling van de bijbel. Zijn activiteiten op dit punt mogen nog wel eens nader onderzocht worden. Veel heeft hij voor de kerken betekend. Dat die kerken altijd prijs hebben gesteld op een samengaan van wetenschap en vroomheid is mede aan hem te danken. Dat er een vroomheid is die open staat voor verschijnselen die ook buiten de kerken gevonden worden, is mede aan hem te danken. Zo kon ook hij, wellicht uit subjectievere motieven zeggen: nu nog niet. Dat wilde geenszins zeggen: nooit, helemaal niet. Ophouden met alle denken in die richting. Integendeel. Hij stapte zelfs weer naar Kuyper toe om hem als een oude vriend de broederband te reiken. Ook dat was Van Lingen.

Geen vieren, wel herdenken
Gelet op de latere ontwikkelingen zijn deze christelijk-gereformeerden gerechtvaardigd „van hun kinderen". Ik bedoel daarmee, dat de waarde van hun bezwaar en de moeite van hun strijd achteraf gerechtvaardigd is gebleken. Kuyper heeft zijn leer doorgezet. Ik laat dit verder rusten. Maar de misère en de grootheid van de Gereformeerde Kerken hangen voor een groot deel samen met deze geniale figuur, die zijn tijd gehad heeft, en die niettemin nog altijd invloed heeft, al was het maar in de manier waarop de theologie van de kerk is losgekoppeld. Wij zeggen, dat er in 1892 inderdaad sprake was van een confessioneel bezwaar, ofschoon deze vaderen het niet zo stevig hebben gezegd als wij wel zouden wensen. Zij zeiden: dat is niet voor gereformeerd te houden. Nu, dat kennen we vandaag ook wel. Maar zij bedoelden eigenlijk, en hebben zich ook in die zin wel uitgesproken, dat Kuypers leer indruiste tegen de belijdenis. En dan moet men uitkijken, vooral wanneer men op het punt staat om die leer ongecensureerd toe te laten in de kerken. En dat gebeurde. „Weet je wat", zeiden ze, „we zien later wel". Wat dat inhield hebben we later gezien.
Toch gaat het bij de beoordeling van 1892 om een historisch feit, dat voor verschil van interpretatie vatbaar is. De kerkgeschiedenis is geen heilsgeschiedenis. En daarom kan een verschil in beoordeling van wat voor honderd jaar gebeurde niet meebrengen dat we zeggen: Jij moet er net zo tegen aankijken als ik. Dat is geheel en al onmogelijk. Slechts een klein, zeer gering percentage van het huidige christelijk-gereformeerde ledenbestand heeft in de wortel van het eigen leven ook maar iets te maken met 1892. Moet ik al die mensen, die later uit de Hervormde Kerk, uit de Gereformeerde Kerken, en uit de Gereformeerde Gemeenten ooit eens christelijk-gereformeerd werden verplichten, om mijn eigen grootvader de handen op te leggen omdat hij er wel bij was en „staande is gebleven"? Dat zou mijn grootvader, die hele disputen kon voeren over supra en infra, ofschoon hij een zeer eenvoudig man was helemaal niet willen. Hij had het trouwens ook niet nodig. Omdat hij wist dat het weinig te betekenen heeft als de mensen iemand de handen opleggen.
Neen, het gaat vandaag om de kerk vandaag. Zal die „staande blijven". Dat is de kwestie in een volstrekt verwereldlijkte kerk, links, rechts, voor en achter. Verwereldlijkt de progressieven. Maar de conservatieven minder? Waar praten de mensen over? Het zou zelfs een gevaar kunnen betekenen wanneer onze gesprekken zouden gaan over grootvaders. We zouden moeten denken aan de kleinkinderen van onze eigen generatie. Zullen zij de HERE vrezen? Laat ons leven vandaag, ons zoeken en trachten zó zijn, dat we niet roemen op verkeerde dingen. Een afgescheidene uit de afgescheidenen, naar mijn genealogie een kruisgezinde, naar mijn ijver onberispelijk. Kom, zegt Paulus, alles wat mij gewin was, dat heb ik om Christus' wil schade geacht. Dat ik Hem mag kennen en de kracht van zijn opstanding. Dat is geen beginsel zonder meer. Maar dat is genade, meer niet, minder niet. Zonder dat geen toekomst. Met die genade zullen we „enigszins komen tot de wederopstanding der doden". Dat wil zeggen: met die genade is een reveil mogelijk, waarbij 1834 en 1892 verbleken. Om vervolgens de juiste glans te krijgen.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1992

De Wekker | 8 Pagina's

Nu nog niet . . . (XII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1992

De Wekker | 8 Pagina's