Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Installatie en inauguratie prof. dr. H.G.L. Peels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Installatie en inauguratie prof. dr. H.G.L. Peels

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Getemperd door het verdriet (op de 15e) over het sterven van ds. J.W. van de Gronden, en ook doordat prof. dr. J. de Vuyst plotseling door ziekte niet aanwezig kon zijn, waren het op 14 en 15 januari feestelijke en hoopvolle dagen, toen dr. H.G.L. Peels tot hoogleraar aan onze Theologische Universiteit kon worden bevestigd en hij zijn inaugurele rede kon houden.
Beide bijeenkomsten werden gehouden in het bekende kerkgebouw aan de Canadalaan. Daar heeft de Universiteit al zo dikwijls gastvrijheid gekregen en dat is maar goed ook, wat de beschikbare ruimte betreft.
Verder is het schoolgebouw er zo dicht bij, dat het geen enkele moeite is om voor een receptie daar nog heen te wandelen. Ook wat het weer betreft was dat in deze wintertijd geen bezwaar: het waaide flink, maar het was droog en niet koud.

We weten, dat dr. Peels reeds in 1986 door de synode als wetenschappelijk hoofdmedewerker was benoemd, een tijd die in 1989 veranderd werd, maar met de hoop, dat het tot een hoogleraarsbenoeming zou kunnen komen. We weten ook, dat hij in mei j.l. cum laude aan onze Universiteit promoveerde op een proefschrift over de wraak van God. En de synode van 1992 benoemde hem inderdaad tot hoogleraar. Sinds 1987 was hij dus al in Apeldoorn werkzaam. Maar nu kon hij echt als hoogleraar worden geïnstalleerd.
De installatie gebeurt in een kerkdienst, evenals dat het geval is met een predikant die zijn nieuwe werk begint. Het is dan de gewoonte, dat de president-curator van het jaar in de dienst voorgaat. Dat was ook nu zo. Dit jaar is dat ds. J. van Dijken te Lisse. Hij preekte uit Deut. 8:3, waar staat dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond des HEREN uitgaat. Hij bracht dat in verband met Matth. 4:4, waar de Here Jezus deze woorden tegenover de satan aanhaalt.
De prediker zag in dit Woord van God, altijd maar ook voor de hoogleraar die het Woord onderzoekt en uitlegt, de bron, de norm en de belofte. Zo met het Woord bezig te mogen zijn heeft alle beloften in zich. We zijn er ook volstrekt aan gebonden. Het is een bron die nooit opdroogt.
De nieuwe hoogleraar beantwoordde de vragen, die bij deze gelegenheid gesteld worden en die in de kerkorde te vinden zijn.
Met dankbaarheid en blijdschap kon de bijeenkomst tegemoet gezien worden, die de volgende dag, vrijdag 15 januari, in hetzelfde kerkgebouw gehouden zou worden, en die weer onder leiding van het curatorium stond.

Op die vrijdagmiddag moest eerst worden medegedeeld, dat ds. J.W. van de Gronden door de Here was weggenomen, en ook, dat prof. dr. J. de Vuyst door ziekte verhinderd was om aanwezig te zijn.
De president-curator las Psalm 77, waarin zowel de nood als het vertrouwen onder woorden wordt gebracht. Maar de HERE leidde zijn volk als een kudde aan de hand van Mozes en Aaron! Vanzelfsprekend werden in het gebed niet alleen de School en de nieuwe hoogleraar aan de Here opgedragen, maar ook diegenen, die rouw en moeiten kennen.
Na het zingen van psalm 147:1 en 6 kreeg prof. Peels het woord.

Zijn inaugurele rede had tot titel: „'Voed het oud vertrouwen weder', de Godsopenbaring bij Nahum". Wie bedenkt, dat het in dit kleine bijbelboek onder meer gaat over de wraak van God, zal zich kunnen indenken dat prof. Peels deze profetie naar voren haalde. Hij kon daarmee ook (weer) laten zien, dat het in de wraak van God nooit gaat om een negatieve idee van gekwetstheid en emotie, maar om een Goddelijke handhaving van het recht. Het boek begint er al bijna mee: in hoofdstuk 1:2 staat: Een naijverig God en een wreker is de HERE, een wreker is de HERE en vol van grimmigheid; een wreker is de HERE voor zijn tegenstanders, en toornen blijft Hij tegen zijn vijanden. Dus wel een onderwerp dat ligt in de lijn van de eerdere studie.

Prof. Peels begon met te zeggen, dat tegenwoordig eigenlijk geen oudtestamenticus in staat is om het gehele terrein van de oudtestamentische vakken te beheersen. Ook wie zich bescheiden wil opstellen heeft al heel veel waarmee hij zich heeft bezig te houden. Maar boven al die vakonderdelen staat vast, dat hij theo-loog moet zijn: dat hij over God spreekt en leert.
Het onderwerp van deze middag kan onder dat vakonderdeel gerekend worden, dat we bij ons noemen: Historia Revelationis, de geschiedenis van de Godsopenbaring; elders wel genoemd: de theologie van het Oude Testament. We willen graag bij het onderzoek van het Oude Testament dat zó verstaan, dat steeds de openbaring van God op de achtergrond staat.
Wat nu het bijbelboek Nahum betreft: Kunnen we hier de openbaring van God vinden? Met eerbied gezegd: zijn Wezen? Wie is Hij, de HERE? Dat is geen woord en geen formule. De openbaring kent een voortgang, een verdieping en een verbreding. Elke profeet heeft zijn eigen stijl. Er is één koor met vele klankkleuren. Maar behoort Nahum daar wel bij?
Het kan lijken of hij een wanklank vormt. We lezen zo nadrukkelijk over naijver, over wreken. Over welke God hebben we het?
Het onderzoek over deze profeet brengt tot een thema, ontleend aan een oude regel van de berijmde Psalmen: VOED HET OUD VERTROUWEN WEDER. En onder dit thema zien we dan eerst in hoofdstuk 1, de verzen 2-8 een soort psalm, waarin het onheil voor de vijand (Ninevé) en het heil voor de vriend (Juda) wordt aangekondigd. Daarop wordt dan verder in heftige bewoordingen en vlammende beelden over het oordeel van God over Ninevé gesproken.

Hoe is deze prediking te waarderen? Er is nog al eens negatief over gesproken. De spreker zou zwelgen in de wraakgevoelens, er zou nauwelijks enige religieuze waarde in dit profetenboekje zitten. Een wraakwoord van een Assyrische soldaat zou later een politiek-religieuze ombouwing hebben ondergaan. Daarom is het nodig om de profetie nader te bezien. Later is tegen deze negatieve waardering wel meer protest gerezen. Het is goed om in het boek van de profeet zelf na te gaan wat het zeggen wil, deze geladen profetie tegen het woeste en trotse Assyrië, tegen het machtige Ninevé, toentertijd de grootste stad van de wereld.
De datering moet liggen tussen 663 voor Christus, de verovering door de Assyrische koning Assurbanipal van de Egyptische stad Thebe, en 612, de ondergang van Ninevé. Velen denken dan aan ca. 630, omdat toen de neergang van Ninevé zich al aftekende. Maar het kan evengoed eerder zijn geweest, toen de Egyptische koning Psammetichus I begon met terugwinnen. Maar nog liever dateren we de profetie rondom het jaar 663 zelf, toen, voorafgegaan door gezanten, de Assyriërs in arrogant machtsvertoon door Kanaän terugtrokken, op weg naar huis. Nahum heeft ze zelf gezien! Het boek spreekt van acute nood. Assyrië trotseert God! Als we dit als werkhypothese aannemen, worden toon en sfeer van de profetie wel begrijpelijk. Dan valt ook het verwijt weg, dat over Juda's zonde gezwegen wordt. Elke uitlegging die geen rekening houdt met de macht van Assyrië, schiet tekort. Het wordt een leeuw genoemd en een hoer. Ze waren om zo te zeggen de nazi's van het oude oosten. Ze brachten een klimaat van angst en schrik. Schatting en buit moest de Assyrische vrede bewerken. Altijd waren er twee machtsgebieden in het Midden-Oosten geweest: het gebied van de Eufraat en de Tigris met Ninevé of met Babel enerzijds, en het gebied van de Nijl, met Egypte aan de andere kant. Maar nu was er maar één macht overgebleven: Assur; Ninevé. Is er nu geen enkele hoop. meer? Assurs macht is Juda's nood.

Wie nu dit eerste stuk van de profetie geen kracht geeft voor de uitleg van het hele boekje, onthoofdt de profetie. Neen, de aard van deze inleiding is: Gods toekomstig werk van verlossing wordt gezet in het geheel van het geloof van Israël van oude tijden af. Er is een bijna liturgische inzet, bij wat Israël altijd heeft beleden over de HERE. De inleiding grijpt terug op de Psalmen als antwoord op de Godsopenbaring. Het vervolg sluit aan bij Jesaja, vooral Jesaja 10. Dat is niet toevallig. De oude openbaring wordt meegenomen om Gods doen en openbaring van nu onder woorden te brengen. Het is van veel belang om dat te zien.
We hebben hier geen „theologische redactor" van een wereldlijke tekst. Neen, hier is: Voed het oud vertrouwen weder! Vandaag zal uitkomen, morgen zal blijken, wat uit het verleden bekend was. God is de getrouwe! In een wereld die „Ninevé" heet, regeert God! Deze God is onze God.

Nu komen drie trekken naar voren, die het beeld van God bepalen volgens deze profetie:
1. God is de God van Israël èn van de volkerenwereld;
2. God is de Heer van de schepping èn de Heer van de geschiedenis;
3. God is de God der wrake èn de God van liefde.
Trek 1: Hij is de God van het verbond; de HERE is goed; Hij kent hen die bij Hem schuilen (1:7). In 1:12 wordt gesproken over vernedering.
In 2:1 laat God het tòch weer feest worden. Hij keert terug. Zijn genade is primair tot Juda gericht. Maar hier is geen kleine blik die alleen maar Juda ziet. Neen, ook de volken zijn van de HERE. Hij beschikt over hen. God is de Bevelhebber; de godenbeelden worden uitgeroeid (1:14). Hij is de Wereldrechter. God zag het imperialisme. Wee de bloedstad (3:1)! Het eindigt met de vreugde van alle volken. Geen spoor van „particularisme" maar juist universalisme. Hij is de God der ganse aarde.
Trek 2: Heer van schepping en geschiedenis. In 1:3-6 komt uit de grootheid van zijn kracht; Hij heeft de absolute zeggenschap over de schepping. Het zijn woorden die bij een Godsverschijning gebruikt worden. Oude mythologische motieven van overwinning over de chaosmachten worden op de HERE toegepast. Zijn majesteit is over hemel en aarde. In wat er gebeurt is Hij persoonlijk betrokken en bewogen (1:9-11). Hij is de HERE der heerscharen, zo staat er twee maal. Hij gebruikt volken om zijn heerschappij te vestigen, hoe ondoorzichtig zijn regering ook is. Hij is toch Heer van de schepping èn van de herschepping.
Trek 3: We zien een tweezijdig handelen, in gericht èn in heil; in wraak èn liefde. Getoonzet door een psalm, vinden we twee reeksen van woorden: naijver, wraak en toorn, èn lankmoedigheid, goedheid en God als een burcht. Gods wraak is niet negatief, maar primair positief. Hij is de God van het uiteindelijke recht, in koninklijke soevereiniteit, richtend en strijdend voor recht en verlossing, ook in toorn en grimmigheid. Hier zijn geen kwalijke sentimenten maar is handhaving van Gods rechtsaanspraken. Gods toorn is zijn reactie op een hemeltergend kwaad (deze gedachten zijn uitgewerkt in het proefschrift van prof. Peels).

In de tweede reeks is sprake van Gods lankmoedigheid. Maar, staat er bij: groot van kracht. Dat is een antwoord op de vraag naar zijn geduld. God is wezenlijk goed. Hij is een burg, een vesting, door en door betrouwbaar. Twee reeksen zijn nu nauw aan elkaar verbonden; zeker ligt de nadruk op de afbraak van Ninevé, maar tegelijk wordt Juda's juk verbroken.
Het Oude Testament leert ons over God te spreken met twee woorden. Ze zijn niet van hetzelfde niveau, maar de wraak van God is óók niet marginaal. Toch is ook hier de wraak gevat in Gods machtige heilswil. Er is een heenwijzing naar zijn reddend ingrijpen. Nahum kent geen andere God; wel is er een speciale toespitsing, je kunt zeggen een profetische concentratie.
De profetie heeft een verdere reikwijdte. De betekenis van een profetie uit de zevende eeuw vóór Christus is niet aan die tijd gebonden. Het gaat over Gods macht en de anti-machten. Ninevé was een belichaming van de antigoddelijke macht. Boven de historie van toen uit zien we de werkelijkheid van Gods eindgericht. Elke macht zal vergaan: Ninevé, Babel, Rome, Berlijn. Zo biedt de profetie troost en kracht, een uitzicht aan ellendigen en vertrapten. Deze God is onze God. De Vader van onze Here Jezus Christus. De God van genade en van gericht. De God van Israël en van alle volken der aarde.

Hiermee was de inaugurele rede als zodanig beëindigd. Een veelbelovende aanpak die moed en blijdschap geeft. Hierna richtte de nieuwe hoogleraar zich, zoals gebruikelijk, tot hen die nauw met hem en zijn benoeming te maken hadden en hebben.
Eerst de curatoren. Zij benoemden eerst tot wetenschappelijk hoofdmedewerker, later tot hoofddocent. Die benoeming was uwerzijds „op de bonne fooi": U benoemde iemand die u nauwelijks kende. En mijnerzijds was het niet zonder een verdeeld hart: de periode van het predikant zijn was naar mijn gedachte te kort geweest.
Anno 1993 is dat toch veranderd. De generale synode van 1992 gaf nu „bonne confiance". Voor dit „goede vertrouwen" dank ik u en zo de kerken. Mijnerzijds: mijn verdeelde hart vond zijn eenheid terug. In de overtuiging van mijn zwakheid weet ik waar ik mijn kracht verwacht.
Dan de deputaten-financieel. Ik mag blij zijn dat u mijn financiële zorgen hebt genomen en dat mijn zorgen niet deze zijn. Dank voor uw zorg.
Vervolgens de collega's hoogleraren. Ieder toonde op eigen wijze zijn vreugde; uw hartelijkheid was voor mij een aanmoediging om over de drempel van het hoogleraar zijn heen te komen: u hebt die niet moeilijk gemaakt. Toga noch titel kunnen wegnemen, dat u allen boven mij uitsteekt:
- letterlijk; en dat zal wel zo blijven;
- ook in leeftijd, en ook dat zal wel zo blijven;
- in kennis en ervaring: u was mijn leermeesters, en ook dat zal steeds zo blijven!
En wat hebt u de taak van secretaris van het college van hoogleraren al spoedig aan mij willen overdragen! Ik hoop op een goede, vruchtbare samenwerking in de komende jaren.
Een speciaal woord aan prof. Oosterhoff. Van u heb ik het meeste geleerd, van uw colleges exegese van het Oude Testament, van uw openheid en betrokkenheid, uw inspiratie en stimulering. U hebt de leerstoel-Oude Testament bijna even lang bezet als mijn leeftijd is! Op dat spoor mag ik nu gaan. Een woord tot mijn moeder. Eigenlijk had ik u het eerst moeten noemen. Van u leerde ik langer en op dieper niveau; samen met vader was u mijn leermeester. Ik dank de hemelse Vader voor u.
De medewerkers. Hoe reilen en zeilen we zonder uw hulp en hand? Ik hoop veel van u te mogen genieten en samen met u te mogen werken.
Onze studenten. Verwacht van mij nu voortaan geen colleges op een hoger niveau, want dat zou mijn vermogen en uw bevattingsvermogen te boven gaan. Laten we eensgezind verder gaan, ook als voortaan het „dominus" ontbreekt. Ik reken op uw ijver, interesse en inzet. En laten we gewaarschuwd worden door de (latijnse) spreuk van Seneca, die (vertaald) luidt: „Op bedrijvige wijze voeren ze niets uit". En getroost door die andere spreuk, ook van Seneca, die luidt: „'t Is het beste maar te verdragen wat je toch niet kunt veranderen".
Laten we veel bezig zijn. wetenschappelijk, met gezond verstand, met een open blik, met werklust, maar vooral met hoofd èn hart in een vrome wetenschap en een wetenschappelijke vroomheid. Ontdek mijn ogen, dat ik het zie: de wonderen van uw onderwijs!
Hierna sprak prof. Velema de nieuwe hoogleraar toe als rector van de Universiteit. Op 29 september 1992 heeft hij dat al gedaan. Het jaar 1987, toen u begon, was een merkwaardig en ingrijpend jaar: prof. Oosterhoff trad af; prof. Versteeg stierf. Nu mogen we u begroeten.
U hebt overigens het besluit over het secretaris worden vandaag publiek gemaakt!

De theologie als wetenschap is vandaag in discussie. Als de theologie geen wetenschap is, heeft ze ook in de samenleving geen recht van spreken. Gelukkig denkt de overheid er nog anders over. Maar we moeten dat wel waar maken. Er is voor ons nu een „professorenspiegel":
1. ter zake kundig zijn, het vak beheersen;
2. er is een slogan: vakmanschap is meesterschap. Het zal wel door het platvloerse „spirituele" komen dat dat gelijkgesteld werd. Hier mogen we leermeesterschap vinden; betrokken bij mensen en dat zijn hier ten eerste de studenten, maar verder ook degenen die de studenten straks als predikant zullen dienen;
3. de kern is: discipelschap; ootmoed om te dienen.
We mogen vertrouwen en dankbaar zijn. God geve werklust en vreugde in de taak. De bijeenkomst werd besloten met het zingen van psalm 118:14 en dankgebed. Aansluitend was er een heel drukke receptie in de aula, waar velen met blijdschap samen waren. Wie er o.a. waren, dat waren prof. dr. A. S. van der Woude, die vorig jaar bij de promotie betrokken was, de oud-voorzitter van de NCRV en de tegenwoordige, drs. Th.D. Jansen en mr. A. Herstel, prof. dr. K.R. Veenhof en vele anderen. Ik zal ook wel iemand niet gezien hebben.
Ik hoop dat u op deze manier, als u er niet was, toch iets mee hebt kunnen maken van deze belangrijke dagen in Apeldoorn.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Installatie en inauguratie prof. dr. H.G.L. Peels

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1993

De Wekker | 16 Pagina's