Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe concreet moet de preek zijn? (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe concreet moet de preek zijn? (III)

De prediking geen cursus ethiek

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nogmaals: hoe moet het gebeuren?
Terugziende op wat we in Oud en Nieuw Testament aantroffen, kunnen we zeggen: er wordt over het christelijke leven duidelijk en concreet gesproken, vooral in het Nieuwe Testament, maar op oudtestamentische wijze toch ook naar het volk Israël toe, persoonlijk en gemeenschappelijk. Het is dus geen vraag of daarover ook in de prediking gesproken moet worden. Dat is wel degelijk het geval. Wie regelmatig de Catechismus doorgaat, ontkomt er niet aan, als hij de Tien Geboden met de gemeente moet bespreken.
Hoe moet dat gebeuren? Dat is de klemmende vraag, die ook in de vorige artikelen op ons afkwam. Vallen hedendaagse ethische vraagstukken onder het onderricht dat in de prediking aan de gemeente wordt gegeven?
Een ding mag duidelijk gezegd worden: de preek is geen les (of college) in de ethiek. Voor zo'n les is een andere vorm nodig dan de preek. Daarvoor moet het probleem van alle kanten bekeken worden. Allerlei bijkomende factoren moeten ter sprake gebracht worden. Persoonlijke elementen, die bij de beslissing een rol spelen, moeten genoemd worden. Er moet eventueel door de hoorders vragen gesteld of tegenwerpingen gemaakt (kunnen) worden. Dat alles is niet mogelijk in een kerkdienst. Het gaat de opdracht, de bedoeling en de reikwijdte van de preek te buiten. Wie zulk een behandeling van problemen verwacht, vraagt teveel. Hij zal zijn verlangen niet beantwoord zien worden. Hij moet ergens anders zijn om te krijgen wat hij horen of hebben wil. Waar dan? Op een (vormings)cursus, op volwassencatechisatie of een gespreksgroep van de wijk, eventueel op de studeerkamer van de dominee.
Is het bovenstaande toch niet te gemakkelijk? Maakt de predikant er zich wat de preek betreft, dan niet van af? Met overtuiging wil ik zeggen: Neen. De predikant mag zelfs de preekstoel niet misbruiken om zulke uiteenzettingen te geven.
Zij zouden lijken op een cursus ethiek of op het presenteren van een politiek of maatschappelijk programma. De presentatie of bespreking daarvan hoort niet thuis op de preekstoel.
Daar komt nog een factor bij: Dat is de vrijheid van het gemeentelid om zelf te beslissen. De predikant mag hem door het geven van allerlei voorschriften zijn vrijheid niet ontnemen. Het gemeentelid is verantwoordelijk. Hij is de handelende persoon, en niet de predikant.

De geboden uitleggen
Wat mag de predikant dan wel doen? Wat moet hij doen? Hij moet de geboden van God uitleggen. Hij moet dat doen in relatie tot de vragen van deze tijd. Dat lijkt mij de allereerste taak van de dienaar van het Woord. De zin, de strekking, de wortel en de intentie van de verschillende geboden voor de gemeente doen oplichten. Hierom gaat het. Dat vraagt God.
Daarbij zal hij toepassingen maken. Die toepassingen kunnen niet uitputtend zijn. Ze zijn niet meer dan illustraties. De Heere Jezus heeft in de Bergrede illustraties gegeven van de radicaliteit van het liefdegebod.
Hij spreekt over de hand en het oog, over bidden, vasten en niet bezorgd zijn, over niet oordelen en over het geen twee heren dienen - om een aantal voorbeelden nu maar te noemen.
De Heere Jezus concretiseert het liefdegebod en wordt heel praktisch. Dat wil niet zeggen dat Zijn onderwijs of de praktijk van het christelijk leven hiermee uitgeput is. Dat is allerminst het geval. De predikant mag duidelijk voorbeelden geven van wat het liefdegebod vraagt en van wat het verbiedt. Bij de keus van de voorbeelden moet hij ervan overtuigd zijn, dat zijn woorden de vertolking zijn van Gods bedoeling met dat bepaalde gebod.
Hij moet geen voorbeelden kiezen waarvan een gemeentelid kan zeggen: ja maar, daar kun je ook heel anders over denken. U vergeet (en noem dan maar op), als u die factor, dat gegeven ook in rekening brengt, dan zoudt u niet zo gemakkelijk tot de keus van dit voorbeeld gekomen zijn! Dus wel concreet. Bij wijze van illustratie, zo duidelijk uit het gebod of verbod voortvloeiend, dat u kunt zeggen: dit vraagt de HEERE.
Een voorbeeld: een predikant kan zeggen: het is uw taak om aan bepaalde hulpacties mee te doen. Hij kan niet zeggen, hoeveel men per gezin moet geven. Hij kan er aan herinneren, dat er ook andere hulpacties gevoerd worden, die evenzeer geld nodig hebben. Hij kan er op wijzen dat men het ene moet doen en het andere niet moet nalaten.
En als een gemeentelid met de vraag zit: moet ik alleen speciale christelijke hulpacties steunen? Dan kan de dominee zeggen, dat wij moeten doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze medegelovigen (Gal. 6:10). Als het gaat om overleven, moet er voedsel zijn. Daarna komt de vraag, hoe we aan overlevenden het evangelie kunnen brengen. Het is het beste als het voedsel om te overleven metterdaad een teken van het evangelie kan zijn. Waar dat praktisch niet mogelijk is, moet er toch geholpen worden (vgl. Jacobus 2:16). Een predikant heeft de uitgangspunten, doeleinden en contouren van ons handelen te schetsen. Hij heeft bij wijze van voorbeeld of illustratie, concrete zonden of vruchten van de Geest te noemen. Hij heeft echter ook heel wat aan de persoonlijke invulling door het gemeentelid over te laten. Men zie hoe Paulus in Filippenzen 1:9-11 en in Colossenzen 1:9-11 in heel algemene bewoordingen spreekt over het christelijke leven van de gemeente. Er is de ruimte om in liefde en fijngevoeligheid te onderscheiden waarop het aankomt (Fil. 1:10) of om in alle goed werk vrucht te dragen (Col. 1:10). Men lette erop hoe vaak dat woordje „alle" in Paulus' brieven voorkomt. Ik herinner nu alleen aan Colossenzen 3:17: „Alles wat gij doet met woord of werk". Daarvan is niets uitgesloten. Onze woorden en daden, onze gebaren en verrichtingen worden alle door deze tekst bestreken. Toch schrijft Paulus in deze beide brieven ook over concrete zonden. We verwezen al eerder naar Colossenzen 3 en Efeziërs 4.

En de grote vraagstukken dan?
En de grote vraagstukken dan? Hierboven is een duidelijke beperking aangebracht. De preek is geen voordracht over een ethisch onderwerp. Wel mogen/moeten er in een preek uitgangspunten en doelstellingen worden genoemd, die bij de oplossing van ethische problemen in het geding zijn.
Als voorbeeld noem ik nu de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Het zou onjuist zijn een preek aan de bespreking van dat wetsvoorstel te wijden. Zulk een bespreking hoort in een ander verband thuis. Het is echter wel geoorloofd (om niet te zeggen geboden) aan de gemeente duidelijk te maken dat ons christelijke leven, ook in gemeenschappelijk verband, een belijdend leven hoort te zijn. Aan dat belijden worden door deze wet grenzen gesteld. Daarop kan en mag (en moet) een predikant wijzen. Het is aan kerkleden om na te gaan wat zij daarmee moeten doen in hun politieke partij en in relatie tot de volksvertegenwoordigers, die zij hebben gekozen.

Uitgangspunten en doelstellingen
De gemeente moet geholpen worden om tot verantwoorde beslissingen te komen. Dat kan niet in alle details. Als gemeenteleden meer willen weten of verder geholpen willen worden, is er het gesprek onder vier ogen of in een kring om die nadere toerusting te ontvangen.
De ingewikkelde vraagstukken van de hedendaagse samenleving lenen zich niet voor uitvoerige behandeling op de preekstoel.
De uitgangspunten en doelstellingen, die met het gebod van God zijn gegeven, moeten wel aan de orde komen. Concretiseringen bij wijze van voorbeeld zijn op hun plaats. Die kunnen alleen genoemd worden als duidelijk is, dat de predikant kan zeggen: Zo wil God het. Onder deze ernst en zwaarte staat de verkondiging van Gods geboden.
Paulus kent twee reeksen van vermaningen. Concrete voorschriften, die in de situatie moeten worden toegepast (Rom. 12-14; Col. 3 en Ef. 4) en de verwijzing naar de geboden (zonder verdere uitwerking) om daarnaar te leven. Met deze tweeheid dient de prediker rekening te houden.
Mochten lezers vragen houden, dan wil ik daarop graag ingaan. Het kan zijn dat men aan de hand van concrete situaties het betoog toegespitst wil hebben. Naar vermogen wil ik graag op vragen ingaan. Daarmee kunnen ook anderen wellicht geholpen worden.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Hoe concreet moet de preek zijn? (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1993

De Wekker | 16 Pagina's