Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie bij Luther (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie bij Luther (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„... Hij overdenkt zijn wet, dag en nacht"
Luther heeft bij meer dan één gelegenheid gezegd hoe belangrijk voor hem de overdenking van het Woord van God was. Als weinigen bracht hijzelf de kunst van het mediteren in praktijk. We zagen reeds, hoe men zijn reformatorische ontdekking, waarbij hem de betekenis van Rom. 1:16,17 duidelijk werd, kan beschouwen als een rijpe vrucht van zijn eigen meditatie.
We zien nu reeds, dat bij hem vooral de overdenking van het Woord van God de inhoud vormde van zijn mediteren. Toch vergissen we ons, wanneer we menen dat dit het enige aspect is van zijn meditatieve arbeid. Er zitten veel meer kanten aan, dan men zo op het eerste gezicht zou menen. Maar we willen beginnen met aan Luther de vraag voor te leggen, wat voor hem de meditatieve overdenking van de Schrift inhield. We mogen verwachten dat we in zijn verklaring van Psalm 1 een gedachte daarover aantreffen. Immers in deze Psalm wordt de mens zalig gesproken, die een innerlijke band heeft aan de wet van de Here. Hij overdenkt die wet dag en nacht.
Reeds in de allereerste colleges¹, die Luther gaf over de Psalmen (het was in de jaren 1513-1515) heeft Luther een omschrijving gegeven van wat voor hem het mediteren inhield. Luther beschouwde het als een voorrecht dat alleen aan de mens is gegeven en hij ziet het vooral als een daad van de wil, die van harte liefheeft.
Ik geef nu het citaat, zoals het te vinden is in deze eerste colleges: „Mediteren is eigenlijk gesproken alleen een zaak van mensen. Want het heeft er wel iets van, dat ook dieren zich iets kunnen voorstellen en denken. Maar de mogelijkheid om te mediteren is een kwestie van het verstand. Er is echter verschil tussen mediteren en bedenken. Mediteren is ernstig, diep en vol ijver overdenken. Het is een soort van herkauwen in het hart. Vandaar dat mediteren zoiets betekent als 'in het midden bewegen' (Luther speelt hier met het latijnse woordje 'medium'), of door het binnenste of het innerlijke bewogen worden. Immers wie innerlijk en ijverig overdenkt, zoekt, overweegt etc..., die mediteert. Maar hij zal dit niet doen 'in de wet van de Here', wanneer niet voor alle dingen zijn wil daaraan vastgehecht is. Immers wat wij willen en liefhebben, dat herkauwen wij ijverig in ons binnenste. Datgene waaraan we een hekel hebben of wat we ijdel vinden, gaan we gemakkelijk voorbij en dat willen we ook niet diep en met ijver of langdurig doen. Daarom schiet voor alle dingen de wil wortel in het hart en dan komt de meditatie vanzelf."

Geen spel met woorden
Wanneer Luther een speelse verbinding legt met het midden (medium) waarin beweging komt, of het innerlijk dat in beweging brengt, dan is dit toch niet een spel met woorden. Meditatie is niet een stilte in de ziel. Het is geen rust van binnen, waarbij alles en allerlei ons te binnen kan schieten, maar meditatie betekent een werkzaamheid waaraan het innerlijk van de mens zo verbonden is, dat hij er helemaal bij betrokken is. Het is een soort van herkauwen met het hart. Ook die uitdrukking is de moeite waard. Ook vóórdat Luther zijn gedachten over meditatie op deze manier onder woorden bracht, was het gebruikelijk om te spreken over herkauwen. Wij kennen die uitdrukking ook nog wel, althans ze wordt in sommige kringen nog wel gebruikt voor het opnieuw en weer eens opnieuw overdenken wat we gehoord hebben. Zo kende Luther die uitdrukking ook wel. En hij hanteert dit begrip om aan te geven dat het innerlijk van de mens zich niet losmaakt van wat overdacht wordt. Hij neemt het nog weer eens voor zich en laat het werken.
Een zaak van het hart dus, zo is de meditatie voor Luther. Maar dan niet het rationele, het denkende hart alleen. Luther spreekt over de „wil die wortel schiet in het hart". Hij tracht daarmee aan te duiden dat het overdenken van het woord van God een zaak is van liefde, die gewillig in het hart een wortel laat zakken. Liefde is een daad van de wil, die ons verbindt met het woord van God. Liefde is tegelijk de band die degene die liefheeft verenigt met degene die bemind wordt. Voor Luther is déze liefde een zaak die herleid wordt niet tot ónze wil, maar zij vloeit voort uit de wil van God. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.

Mediteren is: met Mozes op de rots slaan
Luther legt in zijn verklaring van Psalm 1 ook een verband tussen de meditatie en de frisse waterstromen waaraan de rechtvaardigen geplant zijn. „Terecht staat er éérst: 'die zijn wet overdenkt', en dan volgt er; 'vlak bij waterbeken'. Want voor hen, die de wet overdenken loopt de rots van de Schriften over van beekjes met waterlopen van wetenschap en wijsheid. Zo staat er ook, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan. En daarom is mediteren, met Mozes op deze rots slaan... Iemand die de ervaring ervan bezit, weet, dat hij die over de wet mediteert heel plotseling en in korte tijd een heleboel dingen leert". Er komt een ware zondvloed van kennis op één moment over degene die de kunst van het mediteren verstaat.
Waar menselijke ijver van studie en onderzoek slechts langzaam enig resultaat oplevert, daar kan de meditatie op eenmaal het water uit de rots doen stromen. Men mag Luther niet verstaan, alsof hij met deze tekst de luiheid zou willen aanprijzen. Zijn eigen ijver in het onderzoek van de Schriften, zijn nauwgezette studie heeft hem veel geleerd. Maar wat Calvijn in het tot zich nemen van het Woord van God ontving langs de weg van de meditatie is veel rijker geweest.
Men kan de woorden van het hierboven geciteerde stukje uit Luthers college over de Psalmen niet lezen zonder zich de woorden te herinneren waarmee hij zijn ontdekking van het evangelie beschreef. Dat was ook bidden, kloppen, slaan op de rots, totdat het water er uit vloeide, het levende water, dat zijn dorst naar God kon lessen.
Mozes sloeg op de rots en er kwam water uit. Luther bonsde op de tekst totdat hem de deur naar het paradijs openging. Zo verstaan we ook, dat Luther de ervaring (experientia) er bij ter sprake brengt. Door het overdenken van het Woord van God was hem het licht opgegaan. Dat had hijzelf ervaren. En zo was hem wijsheid en wetenschap toegevloeid, die hem zijn leven lang niet meer zou verlaten: stromen van levend water uit de rots van de Heilige Schrift. „Hij die er verstand van heeft weet het wel, hoe hij in korte tijd en plotseling een heleboel kan leren..." Luther had er verstand van gekregen. Want de opening van Gods Woord geeft aan de eenvoudigen wijsheid en verstand. Gelukkig de mens die het Woord overdenkt, dag en nacht.

W. van 't S.

¹) Men kan een hele verhandeling over deze materie vinden in een studie van Martin Nicol, Meditation bei Luther, Göttingen 1991.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Meditatie bij Luther (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1993

De Wekker | 16 Pagina's