Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pasen: Tempelbouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pasen: Tempelbouw

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Breek deze tempel en in drie dagen zal ik dezelve oprichten..." (Joh. 2:19)

De grote Herder der schapen
Op het Paasfeest gaat Christus zijn kerk bijeenbrengen. De kracht van zijn opstanding komt daarin uit. De eerste dag van de week, die alles veranderd heeft, was een dag vol van krachtige werkzaamheid voor Christus. De Herder is geslagen. Dat bracht Hem in het graf. Maar Hij gaat in de kracht van zijn opstanding nu de schapen die verstrooid zijn, bijeenvergaderen.
Het begint met de ontmoeting met Petrus. Daarvan is niemand getuige geweest. Zijn ambtsherstel vindt plaats in alle openbaarheid. Zijn persoonlijke vertroosting heeft de Heiland onder vier ogen verricht. Daarna kwam de ontmoeting met Maria bij het graf. De Herder kent de schapen. Zij kennen zijn stem. Daaraan heeft Maria de Opgestane herkend: Maria! Rabbouni!
Inderdaad, Pasen is de dag waarop Christus zijn kudde weer verzamelt. Kerkvergadering: zo noemt de catechismus dit werk. De discipelen hebben het geweten toen zij 's avonds Hem mochten zien. De Emmaüsgangers ontmoetten Hem bij het breken van het brood. Thomas, ook hem heeft de Here gebracht tot de blijde belijdenis: „Mijn Here en mijn God".

„Ik zal ze allen tot Mij trekken"
Voor deze werkzaamheid van Christus als de opgestane Levensvorst mogen wij wel oog hebben. De staat der verhoging houdt voor Hem het onverwoestbare leven in. Voor zijn kerk betekent het dat Christus haar verzamelt. Wanneer Hij verhoogd is, zal Hij ze allen tot zich trekken. En dit trekken van Christus, nu geladen met zijn opstandingskracht gaat door tot op de dag van vandaag.
Heel het lijden en sterven en ook heel het gebeuren van de opstanding van Christus was gericht op het volbrengen van de wil des Vaders. Nu het alles werkelijk volbracht is, begint de toebrenging. Na de verwerving komt de toepassing, de deelachtigmaking, de toeëigening des heils. Daarvan is Christus de Initiatiefnemer. Hij begint er mee op Pasen. Hij zet het met kracht voort na Pinksteren. Want van het Pinksterfeest is de verrezen Heiland eveneens de Bewerker. Wat is Pinksteren immers anders dan de volle uitwerking van de opstandingskracht van Christus? Hij vergadert, beschermt en onderhoudt zijn kerk.
En de heerlijkheid van zijn opstanding zal eenmaal ten volle uitkomen, wanneer na de voleinding der eeuwen al de zijnen uit het grafzuilen zijn herrezen. Pasen betekent de inzet van de heerlijkheid van allen die van Christus zijn. En dan, niet eerder, zal het grote heilsplan zijn verwerkelijking hebben bereikt. Deze werkelijkheid plaatst het Paasfeest dat wij heden vieren in een breed, eeuwenomspannend gebeuren. Christus verrijst. Zijn opstanding is die van de Eersteling. Straks zullen allen die van Hem zijn op zijn stem uit hun graven opstaan. Hij zal ze ook dan tot zich trekken. De heerlijkheid zullen zij met Hem binnen gaan.

En eerst dan is het vergaderende werk van Christus voltooid. Dan is de tempel van God bij de mensen. Zo immers spreekt de Schrift over het werk van Christus. Hij is de grote Tempelbouwer, die zorgt dat God bij de mensen kan wonen. Zijn terugkeer uit de dood was die van de Overwinnaar. Daarom woont God straks bij de mensen. En wanneer dan de heerlijkheid van Christus en al de zijnen volkomen zal zijn, dan zal het Woord werkelijkheid worden, dat de dood verslonden is in de overwinning. God zal zijn alles en in allen. Of, zoals het laatste bijbelboek in het voorlaatste hoofdstuk het zegt wanneer 't nieuwe Jeruzalem is neergedaald van de hemel: „En ik zag geen tempel in dezelve, want de Here, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam" (Op. 21:22). Is de toekomst niet heerlijk? Zie het oude is voorbijgegaan. Het is alles nieuw geworden

„Die zal mijn Naam een huis bouwen"
Christus is als Tempelbouwer reeds voorzegd aan David. Toen de Here aan de koning rust had gegeven van al zijn vijanden rondom begeerde David voor de Here een tempel te bouwen (2 Sam. 7:2). Hijzelf woonde in een prachtig paleis. De ark van het verbond woonde „in het midden van de gordijnen". Voor David was dit een aanstoot. Hij begeerde met een sterk verlangen om voor God een tempel te laten verrijzen, groot en machtig, opdat God bij zijn volk zou wonen. Maar de profeet kwam met een boodschap waarin deze begeerte werd afgewezen. Maar die afwijzing betekende geen afwijzing van David zelf. Integendeel, de Here verklaarde dat Hijzelf het was, die voor David een huis zou bouwen. We lezen dat de profeet daarbij de naam noemde van de Knecht die dit zou doen (2 Sam. 7:12). Het zou de grote Davidszoon zijn. Hij zou het zijn die voor de Naam van de Here een huis zou bouwen, een tempel, waarin God zou wonen en van waaruit Hij zou regeren tot aan de einden der aarde.
Zo is Christus reeds aangekondigd in het Oude Testament als degene die de Tempel zou bouwen, een huis niet met handen gemaakt. Inderdaad wil God wonen bij de mensen. Maar dat is niet een zaak die David regelt. Het is niet de taak van déze koning, ofschoon hij in de dienst van de Here heel veel heeft mogen doen. Maar zijn grote Zoon is het die het werk zal ter hand nemen. Christus zal voor de Here een huis bouwen.

In Hem woont de volheid der Godheid lichamelijk
Wanneer Christus geboren wordt in de kribbe, komt God in Hem tot zijn volk. Het Woord is vlees geworden. En het heeft onder ons gewoond. God sloeg zijn tabernakel op in Christus zelf. En Hij die de tempel Gods zal bouwen is zelf een tempel waarin God op een heel bijzondere manier woont. Zijn menselijke natuur dient als een voorhangsel voor de goddelijke heerlijkheid, die daarachter schuil gaat. En zo verricht Christus zijn goddelijk werk, in de Knechtsgestalte.
Maar in die gestalte heeft Hij niet een ogenblik zijn eigenlijke opdracht uit het oog verloren. Het is de evangelist Johannes, die daarop reeds in het begin van zijn evangelie de aandacht vestigt. Christus is de tempel Gods. In Hem woont God zelf. Maar Hij komt ook tot zijn tempel met haast, om het huis van God te zuiveren. Het is alsof Johannes in zijn evangelie speciaal voor deze tempelactiviteit van Christus onze belangstelling opeist. Op het eerste Paasfeest waarop Christus in zijn ambtelijke bediening naar de tempel gaat in Jeruzalem, reinigt Hij het huis van zijn Vader van alle koopmanschap. Hij zuivert de tempel daar in Jeruzalem. Hij jaagt de offerdieren er uit. Van de duivenverkopers zegt Hij: neemt deze dingen van hier weg.
Dat is zijn tempelprogramma: weg met deze offers. En weg ook met deze dingen. Niet omdat zij op zichzelf niet goed zouden zijn, maar omdat zij zelfs geen schaduw meer bevatten van het Offer dat eenmaal gebracht zou worden. Neem deze dingen weg! Dat bevel tot tempelzuivering wil de weg vrij maken voor de genade, die met geen geld te koop is, omdat zij om niet wordt geschonken. Die reiniging van de tempel daar in Jeruzalem wil duidelijk maken dat niet de offers die wij brengen kunnen voldoen aan Gods eis of eer. Hij heeft gezegd: Zie Ik kom om Uw wil te doen (Ps. 40). En zijn volbrachte werk zal het offer zijn, het enige dat zondaren weer in gemeenschap met God kan brengen. Wanneer God bij de mensen zal wonen, naar zijn belofte, dan zal dit geschieden dank zij het offer dat éénmaal gebracht zou worden. De tempelreiniging wil de weg voor de vrije genade openbreken.

Breek deze tempel af!
Wanneer de joden vragen naar een teken waaruit de bevoegdheid van Christus zou kunnen blijken, wijst deze naar zijn sterven. Deze vraag naar een teken behoeft in dit verband niet te bevreemden. Wie de tempel van God schendt, dien zal God schenden. Men mag niet zo maar de schennende hand uitstrekken naar de woning van God. Daarom gééft Christus ook een teken, dat zijn goddelijke bevoegdheid zal aantonen.
Christus is immers bevoegd, gemachtigd om de tempel te zuiveren. Maar de echte, de ware zuivering van Gods tempel zal geschieden door zijn offerdood. Eerst zo kan er een nieuwe tempel ontstaan, waarvan Christus zelfde uiterste Hoeksteen is. En het teken dat Hij geroepen en bekwaamd is, aangewezen en toegerust om de tempelbouw ter hand te nemen, bestaat hierin dat zijn eigen lichaam zal worden afgebroken.
Want dát bedoelt Christus met die woorden, waarin de zin van de Goede Vrijdag wordt aangegeven: Breekt deze tempel af...!
Waren de joden daarmee niet reeds bezig, toen zij zo trots waren op hun eigen tempel waaraan nu inmiddels zesenveertig jaar gebouwd was? Inderdaad, déze Herodiaanse tempel was hun trots. Hoe zou Christus die tempel kunnen afbreken en in drie dagen weer opbouwen?
Maar Christus sprak over een andere Tempel, een ander Heiligdom. Hij bedoelde zijn eigen lichaam, waarin God woonde, verscholen achter het vlees van Christus. Immers dat was zijn heerlijkheid, het was zijn legitimatie voor het werk dat Hij deed. En de verschrikking van de Goede Vrijdag zou zijn dat die Tempel werd afgebroken. En wel in de meest volstrekte zin van het woord. Straks hangt Christus aan het kruis. En dan breken de joden die tempel af. Maar de verschrikking van Golgotha is niet wat de joden gedaan hebben in hun tempelafbraak. De eigenlijke verbijsterende verschrikking is, dat God de tempel van het lichaam van Christus verlaat.
Zoals eenmaal de heerlijkheid des HEREN in Ezechiëls gezichten de tempel achterliet, verlaten en gereed om in puin te vallen, zo zou aan het kruis van Golgotha de tempel van het lichaam van Christus worden verbroken en verlaten. God zou Hem verlaten.
Breek deze Tempel af..., het is de ontzetting van Golgotha.

In drie dagen zal Ik dezelve oprichten
Maar dan is het de heerlijkheid van Pasen, dat Christus in drie dagen zijn Tempel opricht. Het is een raadselspreuk die Christus hier uitspreekt bij gelegenheid van de tempelreiniging daar in Jeruzalem. Wie het weet, die herkent het Woord. Maar wie het niet weet, voor die is het een raadsel. Over welke tempel spreekt Christus? Na zijn opstanding worden de discipelen gedachtig, dat Hij dit tot hen gezegd had (Joh. 2:22). Op Pasen gaat het volle licht op over de Tempelafbraak en de Tempelbouw, die Christus op het oog had bij zijn tempelreiniging op de berg Sion. Woont God daar niet meer? Neen, want op de Goede Vrijdag scheurt het voorhangsel van boven naar beneden. Dan gaat de hele offerdienst er aan. God zendt de priesters niet eens met emeritaat. Hij ontslaat hen zonder meer. Zij mogen zich straks, zoals blijkt uit de Handelingen der apostelen, bij de gemeente voegen.
Zo krijgt het Woord van Christus uit Johannes 2 een diepe klank: neem deze dingen weg. Dat is: geen enkel offer ter verzoening wordt er meer gevraagd. Het werk is volbracht. Op het zelfde moment waarop het heiligdom (want dat staat er eigenlijk) van Christus' lichaam wordt afgebroken wordt ook heel die oudtestamentische eredienst terzijde gezet. En de tijd genaakt waarin men niet meer op deze plaats en ook niet ergens anders een heiligdom ter aanbidding zal hebben. Maar de ware aanbidders zullen God aanbidden in geest en in waarheid. Maar daartoe moest het lichaam van Christus worden afgebroken. En nu ontstaat er een ander lichaam, in drie dagen. Het is het verheerlijkte opstandingslichaam van Christus. Hij is geworden tot een levendmakende Geest. Zijn heerlijkheid is groter dan ooit, nu Hij in drie dagen zijn tempel weer heeft opgericht.

Dit zeide Hij van de Tempel van zijn lichaam
Maar zo wordt ook de ware Tempel gebouwd. Langs een verse levende weg hebben Gods kinderen een vrije toegang tot de troon der genade. De ark ligt open voor hun aangezicht. En met vrijmoedigheid mogen zij toegaan. En zo ontstaat een nieuwe tempel. Nu is het de tempel van zijn lichaam. En we denken daarbij eerst aan het lichaam dat verbroken werd door de vloek van de zonde. Het werd weer opgewekt in heerlijkheid vanwege de rechtvaardiging waarmee al de zijnen worden bekleed door zijn volbrachte werk. De schuld van de zijnen bracht zijn lichaam in het graf. Maar de volledige vrijspraak van de zijnen geeft Hem een toegang tot het onvergankelijke leven.
Dit zeide Hij van zijn lichaam. We denken daarbij aan het lichaam dat aan de dood werd prijsgegeven en dat nu in eeuwigheidsheerlijkheid is opgewekt. Dat is Pasen.
Maar we denken daarbij dan ook aan de Tempel die gevormd wordt door zijn lichaam, het lichaam van Christus dat zijn gemeente is. Christus bouwt zijn tempel. Het is het huis waarin God woont, de kerk die Hij vergadert op en na Pasen. Wij breken die Tempel af, ook al hebben we een schone theorie over het priesterschap van alle gelovigen. Ondanks die prachtige naam, zijn wij tempelbrekers. Maar Christus bouwt door de eeuwen heen het huis waarin God woont, nu reeds. Zijn kerk. De gemeente van de levende God. Ik bouw haar in drie dagen op. Dat betekent dan dat de hele kerk, in haar eenheid, heiligheid, algemeenheid, in de opstanding van Christus opgebouwd is. Die drie dagen zijn de dagen waarin de volkomenheid der verzoening tot stand kwam. Alle offers van de tempel hadden die niet kunnen bewerken. Maar de dood van Christus had kracht tot verzoening. Zo kon de nieuwe Tempel gebouwd worden.
Goede Vrijdag: de Tempel gebroken. Pasen: de Tempel Gods gebouwd. Daarom zal er straks geen tempel meer zijn, wanneer God zal wonen bij zijn volk, voor eeuwig.
Christus vergadert, beschermt en onderhoudt zijn gemeente als zijn eigen lichaam. Niemand, zegt de apostel, heeft ooit zijn eigen lichaam gehaat. Christus doet het nog wel het allerminst. Hij heeft zijn gemeente liefgehad tot het einde. En Hij bouwt zijn gemeente, niet meer met offers van stieren of rammen. Maar door de prediking van de vrije genade, op Golgotha verworven en in de Hof van Jozef van Arimathea aan het licht gekomen. Hij bouwt aan zijn tempel, ook vandaag op dit Paasfeest. Zalig de mens die de stem herkent en antwoordt met „Rabbouni". Hij wordt als een levende steen ingevoegd in het huis Gods, dat straks volkomen rein en gezuiverd woning zal bieden aan de levende God zelf.
Pasen: Feest van Tempel, dat is van Kerkbouw, dat is van Gemeenteopbouw voor de eeuwigheid.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Pasen: Tempelbouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1993

De Wekker | 16 Pagina's