Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het occulte in het Oude Testament (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het occulte in het Oude Testament (III)

Magie en waarzeggerij

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Occultisme in soorten
De eerste twee artikelen van deze reeks gaven een bespreking van occulte figuren in het O.T.; in de laatste twee artikelen zal het gaan over occulte praktijken in het O.T. Men onderscheidt in de bonte wereld van het occultisme tussen drie manieren waarop de mens via het occulte kennis en macht poogt te verkrijgen: a. de magie of toverij, b. de mantiek of waarzeggerij en c. het spiritisme of geestenbezwering (ook necromantie genoemd). Deze drie vormen van occultisme komen we ook in het O.T. tegen, vaak nauw met elkaar verbonden. Het blijkt onmogelijk om de precieze betekenis en inhoud van de verschillende termen die het O.T. voor deze praktijken hanteert, precies van elkaar af te bakenen. We moeten bedenken, dat het O.T. een veelheid van verschillende boeken en literatuursoorten bevat en over een periode van vele eeuwen is geschreven. Eenheid en precisie in terminologie is dan niet te verwachten, temeer daar het over zulke duistere zaken gaat. We bespreken in dit derde artikel magie en waarzeggerij; in het vierde en laatste artikel zal het spiritisme (dodenbezwering) aan bod komen.

Antithese
Onder magie verstaan we het op bovennatuurlijke wijze invloed uitoefenen op personen of zaken; onder waarzeggerij het duiden van door de goden gegeven tekens (omina) en het voorspellen van de toekomst. Op vele plaatsen in het O.T. lezen we van mensen die zich overgeven aan magie en waarzeggerij. Tot in het hart van Israël toe. Zowel de historische als de profetische boeken leggen getuigenis af van de steeds oplaaiende strijd tegen deze occulte praktijken. Ze worden bepaald niet belachelijk gemaakt of gebagatelliseerd. Het gaat om reële zaken, om gevaarlijke zaken.
Een centrale tekst is Deut. 18:9-15:
„Wanneer gij gekomen zijt in het land dat de HERE, uw God, u geven zal, dan zult gij niet leren doen naar de gruwelen van die volken. Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of tovenaar, geen bezweerder, niemand, die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is de HERE een gruwel, en terwille van deze gruwelen drijft de HERE, uw God, hen voor u weg. Gij zult onberispelijk staan tegenover de HERE, uw God, want deze volken, die gij verdrijven zult, luisteren naar wichelaars en waarzeggers, maar u heeft de HERE, uw God, dit niet toegelaten. Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de HERE, uw God, u verwekken, naar hem zult gij luisteren." Een echo van deze tekst horen we in 2 Kon. 17:17, waar de ondergang van het tienstammenrijk mede aan de vele occulte praktijken in Israël wordt geweten.
Vele eeuwen na het tot stand komen van het O.T. is het moeilijk om precies uit te maken met wat voor praktijken de diverse soorten occultisten zich in die dagen bezig hielden. In Jer. 27:9 vinden we een heel rijtje van dit sinistere gezelschap bijeen. "Gij dan, geeft geen gehoor aan uw profeten, uw waarzeggers, uw dromers, uw toekomstvoorspellers en uw tovenaars, die tot u zeggen . . ." We gaan maar uit van de woorden die Jeremia hier gebruikt en voegen daar enkele termen die elders gehanteerd worden aan toe.

Termen en vormen
1. „Profeet". Dit woord is bekend. Profeten heb je in alle soorten en maten; hier gaat het duidelijk over een leugenprofeet of valse profeet. Een sprekend gedeelte is in dit verband Deut. 13:1-5, waar „profeet" en „dromer" parallel zijn. Tekenen en wonderen kunnen op hun aanwijzing geschieden, maar het gaat hun maar om één ding: het volk aftrekken van de weg die God had gewezen en Israël verleiden tot afgoderij (vs. 2). Vergelijk ook Micha 3:5-7 (waar deze „profeten" parallel staan met „zieners") en Ezech. 13.

2. „Waarzegger". Het in de Hebreeuwse tekst gebruikte woord komt van het werkwoord qsm, dat meestal met „waarzeggen" vertaald wordt. Onduidelijk is echter welke vormen van waarzeggerij hier allemaal onder vallen. In Ezech. 21:21 pleegt de koning van Babel qèsèm „waarzeggerij": Hij schudt de pijlen (het pijlorakel is een vorm van rhabdomantie, waarzeggerij met behulp van stokken); hij raadpleegt de terafim (zie onder) en hij laat een leverschouw plegen (de zgn. hepatoscopie, waarzeggerij via de lever, was vooral in Mesopotamië een wijdverbreide vorm van mantiek). Bileam wordt qosem „waarzegger" genoemd (Joz. 13:22); evenzo diens Filistijnse (1 Sam. 6:2) en Babylonische (Jes. 44:25) collega's. Ook in Israël liepen deze „waarzeggers" in veelvoud rond, ondanks het strenge profetische oordeel over hen (zie bijvoorbeeld Jes. 3:2; Jer. 29:8; Ezech. 22:28; Zach. 10:2 en 1 Sam. 28:8). Opvallend is de frequente parallellie met de leugenprofeten, zo bijv. in Jer. 14:14.

3. „Dromer". Dit woord spreekt voor zich. Ofschoon in het O.T. de droom ook openbaringsmiddel van God kon zijn, was de droom blijkbaar ook een geliefd middel voor toekomstspeculaties en een weg tot afgoderij, zie Deut. 13:1-5 en Jer. 23:25-27.

4. „Toekomstvoorspeller". Het Hebreeuwse woord ('onen) is niet echt duidelijk. Het hangt misschien samen met 'anan „wolk" (zodat aan wolkenwichelarij is te denken, wat in het oude Midden-Oosten veel voorkwam). Vaak is het een synoniem van „waarzeggerij" qsm, zie bijv. Lev. 19:26 en 2 Kon. 21:6.

5. „Tovenaar". Het hier gebruikte Hebreeuwse origineel is een meer geëigend woord voor „toverij". De Egyptische tovenaars in Ex. 7:11 en de Babylonische tovenaars in Dan. 2:2 worden er ook mee aangeduid. De goddeloze Manasse kon goed met dit soort occultisten opschieten (2 Kron. 33:6), ofschoon in Ex. 22:17 voor hen de doodstraf was bepaald. Deze straf wordt toegepast op Izebel, die een expert op dit terrein was (2 Kon. 9:22). God zelf is een snelle aanklager tegen deze „tovenaars": Mal. 3:5.

Andere woorden of termen die mantische of magische zaken aanduiden, zijn:

6. Nachasj. Dit Hebreeuwse woord betekent „waarzeggen", en ziet misschien in het bijzonder op het duiden van voortekens (omina). Deze praktijk wordt verboden in de inmiddels bekende tekst Dtn. 18:10 (zie ook Lev. 19:26) en afgekeurd in 2 Kron. 33:6 en 2 Kon. 17:17, 21:6. Een intrigerend gegeven is, dat deze vorm van waarzeggen door Jozef werd gepraktizeerd, via een beker (hydromantie): Gen. 44:5 (vlg. vs. 15). Ook Laban heeft (via tekenen?) iets „waargenomen", zie Gen. 30:27. In Num. 23:23 en 24:1 wordt dit woord gebruikt om Bileams bezweringen aan te duiden.

7. „Bezweerder". Zie Deut. 18:11; Ps. 58:6 en Jes. 47:9,12. Het Hebreeuwse origineel betekent letterlijk „hij die (een ander) bindt", nl. met bezweringsformules. Pure magie, dus.

8. „Fluisteraar". Het Hebreeuwse woord lachasj „fluisteren, lispelen" wordt in Jes. 3:3 gebruikt voor bezweerders en in Jer. 8:17 voor slangenbezwering. Eveneens voor de amuletten, die samen met de mascottes tot de accessoires van de kokette dames in Jeruzalem behoren (Jes. 3:20). Van overige occulte praktijken in het O.T. zijn te noemen:

9. Astrologie. Jes. 47:13: „Laten nu opstaan en u redden, zij die de hemel indelen, die de sterren waarnemen, die maand voor maand doen weten wat u overkomen zal. Zie, zij zijn als stoppelen, die het vuur verbrandt..." Vergelijk ook Jer. 10:2.

10. Magnetisme. Verwacht Naäman dat Elisa als een magnetiseur zal optreden? „Hij zal zijn hand over de plek heen en weer bewegen en zo de melaatsheid wegnemen" (2 Kon. 5:11).

11. Toverbanden. Niet geheel duidelijk zijn de magische praktijken van valse tovenaressen in Ezech. 13:17-23 (binden van toverbanden om polsen en sluiers om het hoofd, teneinde zielen te vangen).

12. Efod en terafim. Over het raadplegen van deze attributen zie vooral Hos. 3:4; Zach. 10:2; Ezech. 21:21; 2 Kon. 23:24 en 1 Sam. 15:23. Terafim zijn waarschijnlijk een vorm van huisgoden, mogelijk in verband met voorouderverering. Een efod, normaal een priesterlijk kledingstuk, is een soort overtreksel dat een functie had bij de orakelpleging. De combinatie efod en terafim doet vermoeden, dat men een orakel vroeg aan een afgodsbeeld, dat bekleed was met een efod als orakelkleed. Het gebruik van de efod kon overigens ook op „wettige" wijze, in dienst van de HERE, plaatsvinden (1 Sam. 23:6,9).

Onvolledig
Magie en waarzeggerij tierden blijkbaar welig in het dagelijkse leven van Israël. De hierboven gegeven opsomming van occulte praktijken in het O.T. is nog niet eens volledig. De duidelijke taal van Deut. 18 en andere woorden Gods werden genegeerd. Men heeft ook in het O.T. de duisternis veelvuldig liever gehad dan het licht. De wereld van het occulte was veel aantrekkelijker. Dat geldt zeker voor het spiritisme, waarover het laatste artikel zal gaan.

H.G.L. Peels

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Het occulte in het Oude Testament (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1993

De Wekker | 16 Pagina's