Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Registratie en erkenning van alternatieve relaties

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Registratie en erkenning van alternatieve relaties

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na lezing van het korte artikel „Het alternatieve huwelijk" van br. Verplanke („De Wekker" van 14 mei jl.), heb ik behoefte een aanvulling te geven op zijn schets van het vraagstuk inzake de registratie van niet-huwelijkse samenlevingsvormen. Daarin is namelijk naar mijn smaak een vraag onderbelicht gebleven, die voor een verantwoorde (politieke) stellingname essentieel is.
Waar gaat het om? Zoals Verplanke heeft uiteengezet, kunnen in het door de regering voorgestelde systeem van „zware registratie" zij die naar geldend recht niet kunnen huwen hun relatie laten registreren bij de burgerlijke stand. Daarmee krijgen zij - grotendeels - dezelfde rechten als aan het huwelijk zijn verbonden. Waar het gaat om een beoordeling van dit systeem, wordt nogal eens gewezen op de voordelen die registratie kan hebben, bijv. - in de sfeer van het erfrecht - voor mensen die in een bijzondere relatie „samenleven", zonder dat daarmee een alternatief voor het huwelijk tussen man en vrouw wordt beoogd (twee vriendinnen, een weduwnaar en een huishoudster, twee broers). Verder zou een registratiestelsel er bijv. toe kunnen bijdragen dat er een einde komt aan de feitelijke achterstelling van het huwelijk ten opzichte van niet geregistreerde samenlevingsrelaties, zoals die in de sociale zekerheid thans voorkomt. Immers, een uitkering als de AOW bedraagt 70% van het minimumloon, maar gehuwden of samenwonenden krijgen tezamen niet meer dan 100%. Wanneer ongehuwd samenwonenden hun relatie niet opgeven, kunnen zij samen 140% van het minimumloon opstrijken en wordt deze fraude dus royaal beloond.

Ik moet mij beperken, maar wat het eerste argument betreft - dat ook door Verplanke nogal wordt benadrukt - moet worden opgemerkt dat tot nu toe bepaald niet is gebleken dat er op dit punt een dringende maatschappelijke behoefte leeft, waardoor een ingrijpende en veelomvattende operatie als de introductie van een registratiesysteem zou kunnen worden gerechtvaardigd. En ten aanzien van de genoemde fraude en de daaruit voortvloeiende achterstelling van het huwelijk moet worden bedacht dat deze onrechtvaardigheid nu juist niet wordt bestreden door het huidige kabinetsvoorstel, waarin registratie niet mogelijk wordt gemaakt voor hen die niet willen huwen, maar - zoals aangegeven - alleen voor hen die niet kunnen huwen.

Vorig jaar verwekte het wetenschappelijk instituut van het GPV nogal wat opschudding met het pleidooi voor een registratie van ook die eerste groep, de ongehuwd samenwonenden. Als argumenten voerde men aan de taak van de overheid om orde te scheppen in de chaos van relaties en samenlevingsvormen, en de noodzaak om benadeling van het huwelijk te voorkomen. Verplanke kiest een andere benadering en een andere motivatie en noemt registratie met name vanwege de voordelen „aantrekkelijk, zowel voor de overheid als voor familieleden". Het principiële bezwaar „dat ook homofielen en lesbiennes deze registratie kunnen verlangen en de beleving van hun geaardheid dus een zekere erkenning krijgt" onderkent hij wel, maar zou volgens hem wellicht kunnen worden ondervangen, bijv. door registratie te beperken tot familieleden. Dan rijst natuurlijk wel de vraag of een uitgebreid registratiesysteem als oplossing dan nog in een redelijke verhouding staat tot het zeer geringe aantal situaties waarop het betrekking zou hebben (wel de twee broers, maar niet de weduwnaar en de huishoudster, en niet de twee vriendinnen, enz.). Maar nog afgezien daarvan, is het juist op dit punt - de principiële vraag naar de houding die de overheid behoort in te nemen ten opzichte van andere dan de huwelijkse samenlevingsvorm - dat ik een aanvulling zou willen geven.

Verplanke wekt namelijk de indruk de kwestie van de homoseksuele relaties te beschouwen als een „bijkomend probleem" van een overigens goede en nastrevenswaardige zaak. Zeker wanneer hij daarbij en passant opmerkt dat niet de indruk moet worden gewekt dat het in het wetsontwerp primair gaat om een legalisatie van homoseksuele relaties, verschil ik met hem in taxatie. Het valt niet te ontkennen dat de onderhavige discussie op de politieke agenda is gekomen als gevolg van een voortdurende pressie die door de homobeweging is uitgeoefend op het huwelijk als geprivilegieerde samenlevingsvorm. Men heeft bij de voortduur gezocht naar en gevraagd om enigerlei erkenning van homorelaties door de overheid. Registratie ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand, zo mogelijk zelfs met alle plechtigheden en feestelijkheden die over het algemeen aan de huwelijksvoltrekking verbonden zijn, wordt over het algemeen als een zodanige erkenning beschouwd en toegejuicht. Dit mag dan misschien inderdaad niet het primaire doel van het wetsvoorstel zijn, de politieke en maatschappelijke betekenis van het voorstel wordt er wel in hoge mate door bepaald.

Ik zou daartegenover in alle helderheid willen stellen dat, aangezien in bijbels licht het huwelijk de unieke, van God gegeven samenlevingsvorm voor man en vrouw is, de overheid als dienares van God gehouden is in wetgeving en beleid hierin haar uitgangspunt te nemen. Van erkenning van andere, niet-huwelijkse samenlevingsvormen of gelijkstelling daarvan met het huwelijk kan geen sprake zijn. De vraag is dan nog of registratie ook metterdaad erkenning inhoudt. Ik ben geneigd te stellen dat op zijn minst de schijn van officiële erkenning van overheidswege wordt gewekt en dat met registratie de eerste (en wellicht beslissende) stap wordt gezet op de weg naar volledige publieke erkenning van alternatieve samenlevingsvormen. Juist het feit dat de aanleiding tot de discussie over registratie is gelegen in een ontwikkeling die we op grond van Gods Woord moeten afkeuren, zou voor de overheid reden moeten zijn zelfs de schijn van legitimatie van niet-huwelijkse relaties, waaronder het „homohuwelijk", te vermijden en niet tot registratie ervan over te gaan.
Het leek mij vanwege het belang van het onderwerp goed deze aanvullende opmerkingen aan de lezers van „De Wekker" door te geven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Registratie en erkenning van alternatieve relaties

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1993

De Wekker | 16 Pagina's