Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De viering van de zondag (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De viering van de zondag (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rusten
In het vorige artikeltje noemde ik de zondag een feestdag. Wij zijn meer gewend om over de zondag te spreken als een rustdag. In het licht van het vierde gebod is dat zeker terecht. Dat dit gebod ook voor ons nog van kracht is, hoop ik nog aan te tonen. Eerst willen we nu de vraag eens onder ogen zien, wat rusten in de bijbel nu eigenlijk inhoudt.
Rusten is in de Bijbel namelijk niet allereerst niets doen. Rusten is in de Bijbel nog iets anders dan in een luie stoel zitten met de armen over elkaar. Rusten is nog iets anders dan tot jezelf komen, zoals wij nog wel eens plegen te zeggen. Rusten is nog iets anders dan de afwezigheid van activiteit. Aan rusten is in de Bijbel vooral de gedachte van de voltooiing verbonden, het komen tot het doel. Enkele voorbeelden kunnen dit verduidelijken.
In Gen. 2:3 is sprake van Gods rusten, nadat Hij in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt heeft. De bedoeling daarvan is niet, dat de Heere een dag vrij nam. Ook op de zevende dag moest God Zijn scheppingswerk in stand houden. Gods rusten op de zevende dag betekent dan ook niet, dat God die dag niets deed (vgl. Joh. 5:17). Het betekent wel, dat de Heere met Zijn scheppingsarbeid tot Zijn doel gekomen was. Het was af. Er ontbrak niets meer aan. God had Zijn werk voltooid! Hij vond er behagen is. Het was immers zeer goed.
Nog een voorbeeld. In de Bijbel wordt het beloofde land nogal eens het land der rust genoemd. Dit betekent niet, dat Kanaän voor Israël een soort luilekkerland was. Juist na de intocht moest er veel werk verzet worden. Kanaän was voor Israël het land der rust, omdat met het binnentrekken van het beloofde land het doel van de woestijnreis werd bereikt. Israël kwam daarmee tot haar bestemming.
Hieruit mogen we concluderen, dat we de zondag nog niet vieren wanneer we op de zondag bepaalde activiteiten nalaten die we op andere dagen van de week wel doen. Dan sluiten we ons aan bij de onbijbelse gedachte alsof rusten hetzelfde zou zijn als niets doen. Ik moet vrezen, dat we dan meer in de buurt komen van de leegheid, waarvan het spreekwoord zegt, dat ze des duivels oorkussen is. Rusten op de zondag moet zijn een komen tot het doel, waartoe de Schepper ons bestemd heeft.

Werkelijk rusten is het door God bedoelde mens-zijn beleven. Dat betekent: er komt een einde aan de leegheid, die ons bestaan eigen is sinds de zondeval. De stap naar zondag 38 van de Heidelbergse Catechismus is nu niet groot meer. Dit rusten kan alleen werkelijkheid worden door de Heilige Geest in mij te laten werken. Dan ga ik rusten van mijn boze werken. Dan krijg ik weer adem om God te loven. Ben ik daarvoor niet op deze wereld? De zondag wil me helpen om weer echt mens te worden, mens naar Gods bedoeling, een Juda, een Godlover.
Als we het woord rusten in verband met de zondag nemen in deze betekenis (het beantwoorden aan Gods doel met ons leven) komen veel discussies over wat wel en wat niet kan op zondag op een hoger niveau te staan. De vraag wordt dan: Wat is nu het meest dienstbaar om vandaag en alle dagen van mijn leven echt een Godlover te zijn?

Oorsprong van de sabbat
Van het bijzondere karakter van de zevende dag lezen we al in Gen. 2, waarnaar ik ook boven al verwees. God rustte op deze dag en zegende en heiligde hem daarom. Dikwijls heeft men hieruit afgeleid, dat de sabbat al bij de schepping is ingesteld. Toch leest men er dan meer in dan er staat. Van een opdracht aan de mens om op de zevende dag te rusten lezen we niets. In Gen. 1 en 2 lezen we wel van andere opdrachten: de opdracht zich te vermenigvuldigen, de aarde aan zich te onderwerpen en het verbod te eten van de boom der kennis van goed en kwaad. Van een gebod om de sabbat te vieren lezen we niets. Gen. 2 beperkt zich tot de constatering, dat God op de zevende dag gerust heeft. Terecht is er op gewezen, dat wanneer de viering van de sabbat een scheppingsordinatie zou zijn, de sabbat in het Nieuwe Testament onmogelijk had kunnen worden afgeschaft. Wie dan ook zondermeer stelt, dat de sabbat bij de schepping is ingesteld, leest meer in de woorden dan er uitdrukkelijk staat. Wel kunnen we zeggen, dat het ons in het licht van Gen. 2 niet hoeft te verbazen, dat het uiteindelijk kwam tot het gebod de sabbat te onderhouden.
Als de sabbat nog niet uitdrukkelijk bij de schepping is ingesteld, wordt het ook verklaarbaar, dat we in de tijd van de aartsvaders geen sporen vinden van een wekelijkse viering van de sabbat. Uiteraard heeft men vanaf het begin tijd uitgetrokken voor de dienst aan God. Dat lezen we al in Gen. 4:26. In de dagen van Seth begon men de naam des Heeren aan te roepen. Abraham liet in het beloofde land een spoor van altaren achter. Ook dat zegt genoeg. De eredienst, die in het vierde gebod wordt bevolen is er vanaf het begin geweest. Of dat toen ook al speciaal aan de zevende dag was verbonden, blijft onduidelijk. Pas in Ex. 16 komt de sabbat weer ter sprake. Daar in verband met het verbod om op de sabbat manna in te zamelen. Wie dit hoofdstuk zorgvuldig doorleest, krijgt de indruk, dat het volk Israël toen niet voor het eerst met de sabbat in aanraking kwam. Het hoofdstuk doet soms vermoeden, dat de sabbat al langer bekend was. Hoe het volk aan die kennis kwam, blijft onduidelijk. Helemaal eruit komen, doen we niet. Ook in dit opzicht is ons kennen nog ten dele. Daarmee is echter beslist niet gezegd, dat de oorsprong van de sabbat in het duister ligt. De oorsprong van de sabbat ligt ten diepste in God. Het is een gave van de Heere aan zijn volk Israël. Het is frappant, dat op verschillende plaatsen in het Oude Testament de instelling van de sabbat verbonden wordt aan de tijd van Mozes (en dus niet direct aan de schepping). Dat is in overeenstemming met wat we boven vonden. Men vergelijke daarvoor Ez. 20:10-12 en Neh. 9:14. Wellicht roept dit alles bij u de vraag op: Is de sabbat zoals daarover in het vierde gebod gesproken wordt dan niet een typisch oudtestamentisch gegeven, waaraan wij vandaag geen boodschap meer hebben? Dat zou toch heel anders zijn, wanneer we konden zeggen, dat de sabbat al bij de schepping was ingesteld? Toch zijn we dan te vlot met ons oordeel. Hier is grote voorzichtigheid geboden. Heel terecht is er door J. Douma op gewezen, dat niet alles wat bij Israël begint, daar ook eindigt. Een opmerking, die we wel ter harte mogen nemen! In het vervolg zullen we op deze vraag nog terug moeten komen.

Klundert, H. Peet

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1993

De Wekker | 16 Pagina's

De viering van de zondag (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1993

De Wekker | 16 Pagina's