Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nood van de tijd dwingt er toe (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nood van de tijd dwingt er toe (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het liet zich raden dat mijn laatste bijdrage in deze rubriek, waarin werd vooruitgekeken naar de tweede samenkomst van het gereformeerd appèl in augustus a.s., niet zonder reacties zou blijven. Mij bereikte een grote verscheidenheid aan vragen, opmerkingen en suggesties, op enkele waarvan ik graag inga.

Méér geloof in de buitenkerkelijke wereld?
Een lezer was blijven haken achter dàt deel van het artikel, waarin vanuit de verdeeldheid die het gereformeerde volksdeel in ons land kenmerkt, gewezen werd op de gevolgen die dat heeft naar de buitenkerkelijke wereld toe. In onze verdeeldheid maken we het Evangelie naar de wereld toe ongeloofwaardig, was de stelling, zeker als wordt bedacht op welke grimmige wijze bij tijd en wijle aan die verdeeldheid in woord en geschrift uitdrukking wordt gegeven. Mijn vraagsteller vond dat niet zo'n sterk argument. Gelooft u nu werkelijk, was zijn vraag, dat méér eensgezindheid en gelijkgerichtheid onder christenen méér geloof in de buitenkerkelijke wereld teweeg zou brengen? Hij beliefde dat niet aan te nemen. Hij onderschreef de in de eerste bijdrage gemaakte opmerking dat de buitenkerkelijke wereld de verdeeldheid binnen de kerken veelal alleen gebruikt als alibi om niet hoeven te geloven. Maakt u zich geen illusies, stelde hij. Ik meende op deze vraag niet anders te kunnen antwoorden dan met de opmerking dat de kerk van Christus dit alibi in elk geval niet zou mogen verschaffen. De vraag is niet of er méér „toeloop" op het geloof zou zijn als de kerken naar buiten toe meer eenheid zouden vertonen. Voor een antwoord hierop zijn eenvoudig geen reële aanwijzingen voorhanden. Misschien is zelfs eerder aan een ontkennend antwoord te denken, als in aanmerking wordt genomen dat in landen met veel minder kerkelijke pluriformiteit het christelijk geloof evenmin hoog scoort. Maar dat is het punt niet. Uitgangspunt moet zijn welk beeld Christus van zijn gemeente in deze wereld verlangt: een lichtend licht, een zoutend zout, een stad op de berg, een volk dat in een kille en verzakelijkte wereld, gekenmerkt wordt door onderlinge liefde en hechte geestelijke verbondendheid in het Hoofd der kerk, Christus, „opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt." In zijn gemeente weerspiegelt naar de wereld toe zich Christus Jezus. Ja maar - aldus mijn vraagsteller - dat hoeft niet noodzakelijkerwijs uit te komen in uniformiteit, gelijkgerichtheid, volstrekte eenstemmigheid en organisatorische eenheid binnen de kerken. Voor de diversiteit op het gereformeerde erf zijn naar de wereld toe vanuit de historie best plausibele verklaringen te geven, stelde hij.
Ik meen dat oneens met hem te moeten zijn. Door de jaren heen heb ik met veel onkerkelijke en ongelovige (tegenwoordig moet je geloof ik scheiding tussen deze twee maken) collega's en kennissen mogen spreken over de betekenis van het christelijk geloof en het mogen aanbevelen als een levensverdiepend en levensverrijkend element. Daarbij ontbrak het in de regel niet aan een erkenning van de waarden van het christelijk geloof (hoe zou het ook kunnen, onze hele cultuur is ervan doortrokken (geweest)), maar je voelde altijd het ontbreken van voldoende overtuigingskracht als het aankwam op de vraag hoe het dan toch komt dat christenen, die zich in de elementaire noties van het Evangelie één weten, zich rond allerlei secondaire opvattingen en ideeën, soms rond toonaangevende personen bij wie ideeën tot ideologie zijn verworden, los van elkaar groeperen en zichzelf, onder miskenning van de ander, het keurmerk van Christus' ware kerk toekennen. Zonder overigens de eigen kerkelijke identiteit tegenover de buitenkerkelijke wereld genoegzaam te kunnen verklaren. Is het u, lezer, wel eens overkomen dat u tegenover uw collega's, buren of andere niet-kerkelijke kennissen, moest verklaren waarom u christelijk-gereformeerd bent, wat dat precies betekent en waarom u niet anders gereformeerd zou kunnen zijn? Kon u overtuigend aanduiden waarom u zich per sé tot deze denominatie wenst te rekenen, terwijl uw niet-kerkelijke collega tegenover u zat of stond met in zijn achterhoofd ook nog allerlei sektarische groeperingen die hun boodschap op hem en op die samenleving loslaten? Als we werkelijk van oordeel zijn dat de gereformeerde geloofsleer naar uitwijzen van het Evangelie alles bevat wat mens en samenleving nodig hebben dan moesten we in de beleving en de beoefening daarvan tegenover de wereld méér onderlinge verbondenheid en eenstemmigheid tonen. De vraag is niet of dat méér „bekeerlingen" uit de wereld zou opleveren. Kerkmensen worden al zo moeilijk bekeerd, laat staan mensen die bij de dingen van geloof en leven niet zijn opgegroeid, maar we zijn kerk van Christus in de wereld en aan de wijze waarop we dat zijn is grote verantwoordelijkheid verbonden. Ik was in dit verband erg blij met en dankbaar voor de reactie vean een medicus uit onze kerken ergens in het Zeeuwse, uit wiens brief een duidelijk besef van die verantwoordelijkheid sprak.

Hiërarchische bindingen
In de eerste bijdrage stond te lezen dat niet allereerst een organisatorische ineenschuiving moet worden nagestreefd maar wel een grotere onderlinge geestelijke verstaanbaarheid en het wegnemen van de indruk naar buiten dat het heel verschillende geestelijke werelden zijn waarin gereformeerden (van de kleine oecumene) leven.
Alstublieft geen organisatorische éénwording, merkte een broeder telefonisch op. Dat zou namelijk betekenen dat mijn kerk opnieuw zou opgaan in een geloofsgemeenschap met hiërarchische bindingen en verbanden. Het is juist de kerkelijke hiërarchie die voor de ontwikkeling van Christus' gemeente in deze wereld dodelijk is geweest. Mijn reflectant zag er zelfs trekken van het beest uit Openbaring in. Laat elke kerk en elke plaatselijke gemeente, gerekend naar plaats, taal, cultuur en andere omstandigheden, vrij zijn in het zoeken naar een verantwoorde wijze waarop men in de wereld van nu kerk van Christus wil zijn. En als het op ordening en onderlinge herkenbaarheid aankomt, wijst de Heilige Schrift genoegzaam aan wat daartoe nodig en nuttig is. Dat is in elk geval niet het elkaar opleggen van menselijke bindingen die in het verleden onder gereformeerden alleen maar onheil en misère hebben opgeleverd en met de gevolgen waarvan we nu nog te maken hebben. Dat uit de Heilige Schrift, met name uit de apostolische brieven, af te leiden valt dat de gemeenten van Christus in de wereld toch niet helemaal zonder onderlinge geestelijke ordening en afspraken kunnen, ontkende mijn reflectant niet maar zijn stelling was dat veel van wat men binnen de kerk aan hiërarchische systemen en bindingen heeft bedacht, geen steun vindt in de Heilige Schrift. Hij en anderen waren in het verleden onder het juk van menselijke bindingen in de kerk te diep doorgegaan dan dat men door samensmelting met een andere kerkgemeenschap, hoezeer men zich daaraan geestelijk ook verwant kan voelen, nòg eens dat risico zou willen lopen.

Elkaar in het hart kijken
Nòg een reactie. Het nastreven van kerkelijke eenheid onder gereformeerden is volstrekt illusoir. Alle tijd en energie, die in samensprekingen worden gestoken zijn nutteloos. De verintellectualisering van het geloof heeft de onderlinge beleving van de geloofsgeheimenissen van het Evangelie verdrongen. Wat in boeken wordt geschreven, in artikelen wordt geponeerd en op conferenties wordt gezegd, is maar al te veel polemisch van aard. Aan een blik in elkaars hart komt men in kerkelijke ontmoetingen en besprekingen bijna niet meer toe. In deze reactie steekt veel waars. Werd in de generale synode van onze kerken in 1992 desgevraagd niet (eerlijk) geantwoord dat men uit de samensprekingen met gereformeerden-vrijgemaakt en Nederlands-gereformeerden zich geen moment kon herinneren waarop men elkaar geestelijk echt in het hart had gekeken? Het waren confronterende ontmoetingen geweest die voor dat andere geen ruimte en sfeer boden. In zo'n opmerking is de nood waarom het hier gaat even overtuigend als schrijnend aangeduid.
Het gereformeerd appèl bedoelt mensen binnen de kleine oecumene aan de basis dichter bij elkaar te brengen. Om elkaar geestelijk beter te leren kennen, verkeerde beelden van elkaar weg te nemen of bij te stellen, indien nodig vanuit het Woord van God elkaar te corrigeren, elkaar in het hart te kijken, samen dingen te ondernemen die voor de komst van Gods Koninkrijk in deze wereld nuttig en nodig zijn. Wat dit laatste betreft zijn recentelijk bemoedigende dingen op gang gekomen, in Goes, Delft en Hilversum.
Ter geruststelling van mijn broeder met angst voor een nieuw hiërarchische juk: in deze en de vorige bijdrage wordt niet allereerst voor organisatorische ineensmelting van de kerken van de zogenaamde kleine oecumene gepleit. Wel voor een „grensoverschrijdend" geestelijk verkeer met elkaar, waaraan op verschillende manieren kerkelijk vorm zou kunnen worden gegeven. In een tijd van nog steeds voortgaande geloofsafval en van veel geloofsonzekerheid zou dit onder de zegen van God heilzaam kunnen zijn, naar binnen en naar buiten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1993

De Wekker | 12 Pagina's

De nood van de tijd dwingt er toe (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1993

De Wekker | 12 Pagina's