Welke krant las u en leest u nu? (1)
In maart van dit jaar vond in centrum Nieuwspoort in Den Haag de presentatie plaats van het boek „Geschiedenis van de christelijke dagbladpers in Nederland", onder redactie van de heer B. van der Ros, lid van de gereformeerde kerken (vrijgemaakt), voormalig chefredacteur van het Reformatorisch Dagblad en oud-docent aan de Evangelische School voor journalistiek. Medewerkers aan het boek waren verder G.J. Breuker, dr. E. Diemer, dr. G. Puchinger, J.J. Tevel en dr. J. Wieten. Kok - Kampen gaf het uit en het kost ƒ 69,-.
Op voorhand wil ik graag opmerken dat men tegen die prijs niet te zeer moet aankijken, want wat men er voor krijgt is zeer de moeite waard. Dat zullen zeker mensen van mijn generatie met mij eens zijn, mensen die zich behalve de Standaard, De Rotterdammer en Trouw nog heel goed de kleinere christelijke kranten herinneren, als daar waren De Graafschapper, De Zeeuw, De Nieuwe Nederlander en de Nieuwe Provinciale Groninger Courant. Wat in het boek over deze bijna vergeten kranten te lezen staat, vormt een stukje geschiedschrijving uit de tijd vóór, tijdens en direct na de tweede wereldoorlog, waaraan mensen rond de zeventig hun hart kunnen ophalen. Uit de beschrijving van wat er in en rond deze kranten allemaal gebeurde, welke politieke, culturele en kerkelijke factoren daarop invloed hebben gehad, krijgt de lezer nog weer eens duidelijk het tijdsbeeld voor ogen, waaraan hij of zij misschien heel wat herinneringen bewaart maar die, doordat dingen en namen en rollen van mensen vergeten zijn, geen samenhang meer hebben. In dit boek staat het allemaal nog eens duidelijk op een rij en ik denk het niet beter te kunnen aanbevelen dan met de opmerking dat ik het verhaal over De Zeeuw en het Zeeuwsch Dagblad heb gelezen onder uitroepen als: „O ja, zò is dat toen gegaan", „die was er ook bij betrokken ja", „ik wist eigenlijk niet dat die toen zo'n twijfelachtige rol heeft gespeeld" en „wat heeft er zich veel afgespeeld waar wij geen weet van hadden". Gewoon boeiend en informatief en dat zullen ook lezers uit andere streken van hun blad van toen zeggen. Een vlotlezend standaardwerk zou ik het willen noemen.
Genuanceerd
Uit een boek met zoveel informatie kan men slechts enkele dingen naar voren halen. Zo heb ik met groeiende interesse het hoofdstuk van de heer Van der Ros over De Banier gelezen. Een genuanceerd verhaal mag men wel zeggen, want de beoordeling van de rol die wijlen ds. G.H. Kersten als politiek hoofdredacteur van dit blad vlak vóór en tijdens de Duitse bezetting heeft gespeeld, wordt in dit hoofdstuk aanzienlijk welwillender beschreven dan bijvoorbeeld door dr. W. Fieret van de Vrije Universiteit over de geschiedenis van de S.G.P. is gedaan. Daarvoor is wel een verklaring. In dit boek wordt de opstelling die ds. Kersten destijds koos wat sterker beschreven en beoordeeld vanuit diens theologisch-godsdienstige visie, terwijl de beschrijving in het boek van dr. Fieret weliswaar aan de theologisch-godsdienstige aspecten niet voorbijgaat, maar veel meer politiek toegespitst is. En wat in de zuivering nà de tweede wereldoorlog zeker een niet te verwaarlozen rol heeft gespeeld is dat aan de beoordeling van de rol van prominente figuren uit de rechts-orthodoxe hoek door gereformeerden, geestelijke onverdraagzaamheid niet helemaal vreemd is geweest. Generaal gesproken kan van de gereformeerden van toen worden gezegd dat zij het anti-goddelijke en anti-christelijke karakter van het nationaal-socialisme scherper onderkenden dan wie ook en zich daarnaar ook opstelden, maar de radicaliteit waarmee dat (terecht overigens) gebeurde, ontnam aan hun beoordeling van anderen elke nuance. Naast ds. G.H. Kersten zou professor G. Wisse in dit verband kunnen worden genoemd. ** Diens rol tijdens de bezettingsjaren en tijdens zijn predikantschap in Middelburg was evenzeer aan twijfel onderhevig. Vanuit zijn bezorgdheid over het communisme zag hij in Hitler en het Duitsland van die dagen een buffer tussen oost en west. Hij onthield zich van uitspraken daarover in de prediking, maar velen weten dat zijn opstelling naar de bezettingsautoriteiten toe vriendelijker was dan van zijn collega's ter plaatse. Gereformeerd Middelburg, met name in de persoon van wijlen dr. N.J. Hommes (die een heel open en consequente houding tegenover de bezetter aannam), heeft op alle mogelijke manieren geprobeerd ook Wisse in de politieke zuivering van die dagen te betrekken. Zover is het niet gekomen. Als hoofd van de POD (politieke opsporingsdienst) in Zeeland heeft broeder C.J. van Burg, toenmalig ouderling in de christelijke gereformeerde kerk (ook zijn naam komt in het boek voor), duidelijk kunnen maken dat aan de sympathie van Wisse voor de bezettende macht bezorgdheid over de politieke ontwikkelingen in Oost-Europa en een bepaalde theologische visie op „de over ons gestelde machten" ten grondslag lagen. Onheil heeft deze visie en de onjuiste taxatie van de ware aard van het nationaal-socialisme niet aangericht. De NSB-ers die de zondagse kerkdiensten bezochten, zijn door de prediking nooit in hun politieke visie en aspiraties gesterkt. Voor meerderen heeft Wisse zich beijverd om hen aan dreigende maatregelen van de bezetter te onttrekken. Helemaal duidelijk is het nooit geworden, maar naar de geruchten van die dagen zou Wisse, toen Middelburg in 1944 na de inundatie van Walcheren onder zwaar artillerievuur vanuit zee lag, er bij de Duitse generaal Daser voor hebben gepleit zich met zijn in de Zeeuwse hoofdstad geconcentreerde troepen aan de geallieerden over te geven en daardoor een bloedbad te voorkomen. Deze dingen rechtvaardigen op zichzelf natuurlijk niet de pro-Duitse opstelling van Wisse, maar in de beoordeling van die opstelling zijn ze terecht meegewogen. Dat is niet gedaan toen Wisse na de oorlog een hoge Koninklijke onderscheiding ontving en het Parool daarover een zeer negatief commentaar uitbracht. Waarop Wisse in De Wekker destijds heftig heeft gereageerd. Natuurlijk is het moeilijk bij de beoordeling van gevallen als deze alle factoren te overzien. Aan de onduidelijke opstelling van sommige kerkelijke prominenten is ook de angst voor represailles van de bezetter waarschijnlijk niet helemaal vreemd geweest. Wat hier van zij: de pers is met dingen als deze niet altijd even evenwichtig omgegaan. En dat heeft met de ethiek van de pers te maken.
Ook het goede nieuws
Daarover zijn - over die verhouding ethiek en pers dus - ter gelegenheid van de presentatie van het besproken boek waardevolle dingen opgemerkt door prof. dr. W.H. Velema. Ik hecht eraan zijn toespraak in deze kolommen integraal weer te geven. Vandaag de eerste helft. De volgende keer de tweede helft, met een afsluitend commentaar van de zijde van de redactie. Prof. Velema sprak als volgt.
1) „We zijn bijeen ter gelegenheid van de presentatie van het boek 'Geschiedenis van de christelijke dagbladpers in Nederland'. Mijn verhaal zou weinig elegant zijn ten opzichte van de schrijvers en met name de redacteur, de heer Van der Ros, als ik aan dit boek geheel voorbijging en het thema vooral zou toespitsen op de discussie die in november 1992 gevoerd is rond het afscheid van de heer Henk Mochèl bij de NCRV. Blijkens een uitgebreid verslag in Trouw hebben onderscheiden sprekers daar het woord gevoerd en dit onderwerp belicht.
Het verst ging Jan Blokker, die van een relatie tussen ethiek en pers niet wil weten. De journalist bewaart zijn oordeel voor thuis of in de kroeg. Ethiek is iets persoonlijks.
Blokker is met deze stellingen radicaal voorbijgegaan aan wat er over dit onderwerp is gepubliceerd. Ik noem nu het proefschrift van H.J. Evers, 'Journalistiek en ethiek, een onderzoek naar regelgeving in de uitspraken van de Raad voor de Journalistiek, 1960-1985' (Delft 1987). Daarin vindt men in elk geval de acht punten van de code van Bordeaux (1954), terwijl Evers zijn resultaten samenvat in niet minder dan 22 punten, die als verwoording van zijn visie op het thema 'pers en ethiek' kunnen worden gekarakteriseerd.
Verder herinner ik aan het in 1989 bij Steinkopf verlag Stuttgart verschenen werk onder redactie van Wolfgang Wunder, 'Medien zwischen Markt und Moral. Beitrage zur Medienethik'. Dit boek is een bundeling van niet minder dan 20 artikelen, gerangschikt onder de volgende kopjes: de contouren, criteria, ontwerpen, concretiseringen en uitdagingen.
Wie zegt dat pers en ethiek niets met elkaar te maken hebben gaat op zijn minst in tegen een discussie die zowel in Nederland als daarbuiten vrij uitvoerig is gevoerd. Hij verabsoluteert de pers en privatiseert de ethiek. Daarmee worden beiden van hun wezen beroofd. De pers mag zich niet aanmeten absoluut te zijn, onttrokken aan het oordeel van de ethiek. In welke barbarij komen we dan terecht en in welke chaos en onmenselijkheid?
De ethiek start weliswaar persoonlijk, maar beperkt zich daartoe niet. Een geprivatiseerde, geïndividualiseerde ethiek verliest haar karakter van kritisch dienstbaar te zijn aan het goede samenleven van mensen.
2) De verhouding van pers en ethiek kan onder verschillende gezichtspunten worden belicht. Ik noem er nu drie. De ethiek in de pers, de pers in de ethiek en de ethiek voor de pers. Van elk van deze drie gezichtspunten zal ik uit het boek dat ons hier samenbrengt een voorbeeld geven. Helaas zijn het voorbeelden van hoe het eigenlijk niet moet gaan.
De ethiek in de pers. Ik denk aan de manier waarop Abraham Kuyper in De Standaard zich rondom de eerste wereldoorlog pro-Duits heeft opgesteld. Als journalist had hij te maken met het streven van Duitsland, gesymboliseerd in keizer Wilhelm. Kuyper heeft de verhoudingen niet zuiver getaxeerd. We kunnen hem niet verwijten dat hij nog niet geweten heeft wat wij nu wel weten, dat het tsarenrijk met Duits geld tenonder is gebracht. We verwijten hem wel dat hij de verhoudingen en het streven van de Duitse politiek niet goed heeft doorzien.
Vervolgens de pers in de ethiek. De overname van De Rotterdammer door Trouw is in dit boek sober beschreven. Het moet prof. Diemer heel wat gekost hebben om de helft van de sluier op te lichten. Dit hele probleem is een voorbeeld van de pers in de ethiek. Tegelijk een voorbeeld van een slechte ethiek, waarvan de pers zich bediend heeft.
Als derde noem ik de ethiek voor de pers, mijns inziens de belangrijkste relatie van pers en ethiek waaraan we vanmiddag aandacht willen geven. Kuyper heeft herhaaldelijk een van de meest fundamentele regels in de ethiek voor de pers geschonden.
Die regel is deze, dat men het standpunt van zijn tegenstander fair weergeeft, alvorens men het bestrijdt. Kuypers handelwijze werkte zo choquerend, dat zelfs zijn belangrijkste medestanders hem hun kritiek niet hebben gespaard.
3) Hoe ook, ethiek en pers horen bij elkaar. Dat komt het beste uit in voorbeelden waarin de verhouding wordt verstoord. Ook Blokker zal zich niet willen onttrekken aan enkele fundamentele regels uit de code van Bordeaux. Volledigheidshalve som ik vier van de acht hier op.
1. Eerbied voor waarheid en voor het recht van het publiek op waarheid is de eerste plicht van de journalist.
2. Bij het nakomen van deze plicht zal de journalist opkomen voor de volgende twee beginselen: vrijheid in het verantwoord bijeenbrengen en publiceren van nieuws en het recht van fair commentaar en kritiek.
3. De journalist doet zijn berichtgeving alleen berusten op feiten waarvan hij de bron kent. Hij zal wezenlijke informatie niet achterwege laten en geen documenten vervalsen.
4. Bij het verkrijgen van nieuws, foto's en documenten zal hij op faire wijze te werk gaan.
Het lijkt me de plicht van iedere journalist om op zijn minst deze vier regels uit de ethiek te respecteren.
4) Ieder mens heeft in zijn handelen te maken met de vraag naar goed en kwaad. Er is geen handelen dat niet naar deze maatstaf beoordeeld wordt. De journalist die ervan uitgaat dat zijn opdrachtgever het hoogste rendement moet zien, rekent niet met mensen, niet met gevoelens, maar met succes uitgedrukt in oplagecijfers en daarmee correlerende inkomsten. Het geld is zijn maatstaf voor wat goed is in de krant. Dat men zo mensen kan beschadigen of zelfs kapotmaken, telt in deze ethiek niet. Geld vertegenwoordigt goed en daarmee uit. Dit is een zeer eenzijdige opvatting van ethiek voor de pers. Velen zullen zeggen: het is een immorele ethiek.
De journalistiek is niet aan het ethisch oordeel en ethische normen ontheven. In zijn produkt blijkt welke ethische maatstaven hij hanteert. Dat heeft ook Kuyper ondervonden."
** CORRECTIE EN/OF WIJZIGINGEN (17/12/1993)
Aanvulling en bijstelling
In de Wekker van 13 augustus 1993 schreef ik in deze kolommen een artikel onder de titel „welke krant las u en leest u", n.a.v. het enige tijd geleden verschenen boek „Honderd jaar christelijke dagbladpers". Onder het kopje „genuanceerd" stond in dat artikel te lezen: „Naast ds. G. Kersten zou professor G. Wisse in dit verband kunnen worden genoemd. Diens rol tijdens de bezettingsjaren en tijdens zijn predikantschap in Middelburg was evenzeer aan twijfel onderhevig . . ."
Het woord „evenzeer" heeft bij enkele lezers protest opgeroepen, omdat er de suggestie mee kan worden gewekt dat ten aanzien van de bezettende macht opstelling èn gedrag van beiden dezelfde zijn geweest. Dat is zeker niet het geval. Van professor Wisse zijn geen activiteiten en initiatieven bekend die voor landgenoten of groepen van landgenoten schadelijk zijn geweest. Integendeel, zijn goede ingang bij de bezettingsautoriteiten heeft het mogelijk gemaakt te pleiten voor mensen die bij de Duitse overheid in ongenade waren gevallen en die daardoor onder allerlei bedreigingen stonden. Het zou mij niet moeilijk vallen daarvan voorbeelden te geven. Op dit punt werd nooit vergeefs een beroep op hem gedaan.
D.K.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1993
De Wekker | 16 Pagina's