Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkorde en liturgie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkorde en liturgie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Omdat ik de kerk lief heb en bovendien zeer gesteld ben op orde, heb ik, nadat onze hoofdredacteur enkele weken geleden mededeling had gedaan van de verschijning van de laatste versie van onze (van de bijbehorende Synodebesluiten voorziene) Kerkorde (1993), deze terstond aangeschaft en met belangstelling doorgenomen. Daarbij rezen bij mij enkele kritische vragen, maar aangezien onze hoofdredacteur tevens voorzitter is van het deputaatschap voor de uitgave van deze Kerkorde, ben ik zeer voorzichtig in het uiten daarvan. Uiteraard heb ik mij allereerst gebogen over de tekst van de Instructie voor („mijn") deputaten voor het contact met de Overheid, die correct is opgenomen, maar waarnaar onder art. 28 wordt verwezen als zou het een Instructie zijn voor deputaten voor correspondentie met de Overheid. Terwijl reeds ter Synode van 1989 het woord correspondentie werd omgezet in het bredere begrip contact!
Al doorbladerend zocht ik een antwoord op de vraag, welke Bijbelvertaling in de erediensten moet worden gebruikt en wat daar gezongen mag worden. Over de Bijbelvertaling zwijgt de Kerkorde: art. 64 bepaalt slechts, dat op zondag de gemeente minstens twee maal moet samenkomen onder de bediening des Woords. Of dat Woord bediend wordt uit de Statenvertaling, uit de Nieuwe Vertaling, uit Het Boek of uit Groot Nieuws, staat dus in de vrijheid van de predikant. Maar die vrijheid bestaat niet als het gaat om het zingen in de eredienst. Uiteraard houdt geen enkele gemeente zich aan het in art. 69 neergelegde voorschrift, dat „in de eredienst de 150 Psalmen gezongen zullen worden". Als men zich daaraan zou houden, zou de eredienst immers zeer langdurig worden, omdat men voor het zingen van de 150 Psalmen (met liefst 1417 coupletten in de oude en altijd nog 1091 in de nieuwe berijming) wel een groot aantal uren nodig heeft! Bedoeld zal wel zijn, dat uitsluitend „uit" de 150 Psalmen gezongen „mag" worden in de erediensten. Maar zo staat het er niet.
Overigens staat het een gemeente kennelijk vrij, zelf een berijming te kiezen: hetzij die in de meer dan 400 jaar oude taal van Datheen (rond 1560), hetzij de in de meer dan 200 jaar oude taal opgestelde berijming van 1773, hetzij de in de huidige, voor ieder begrijpelijke taal gedichte berijming van 1968.
Maar daarnaast mogen in de eredienst slechts worden gezongen: sinds 1959 het Ere zij God, sinds 1974 19 liederen uit het bij de grote meerderheid der Protestantse gemeenten gebruikte Liedboek (1970) voor de kerken en sinds 1989 een verder in geen enkele andere kerk gebruikt bundeltje met 38 liederen alsmede een dooplied en een avondmaalslied. Er zijn zelfs gemeenten waar men naast de Psalmen (uit 1773) alleen dit bundeltje gebruikt en niet de toegestane, alom gezongen liederen uit het Liedboek.
De vraag rijst dan, wanneer een eredienst begint: zodra men in de kerk heeft plaats genomen of zodra de predikant het votum uitspreekt? En wanneer eindigt de eredienst: zodra men de kerk verlaat of zodra de predikant de zegen heeft uitgesproken? In het algemeen gaat men van het laatste uit, zodat op (of rond) de Hervormingsdag het alom bekende Lutherlied, een prachtige berijming van Psalm 46, eerst mag worden aangeheven na het uitspreken van de zegen. Het lied komt immers wel in het Liedboek voor (lied 401), maar behoort niet tot de in 1974 door de Synode toegestane selectie. Hetzelfde geldt voor lied 411, de „geuzenpsalm" Wilhelmus van Nassouwe (een soort bewerking van Psalm 42), die slechts na het uitspreken van de zegen mag worden gezongen - en wel staande, zulks in tegenstelling tot het zingen tot de Koning der Koningen, hetgeen zittend pleegt te geschieden. Houdt dat in, dat men dus als gemeente na het uitspreken van de zegen alle liedjes mag zingen, zowel die van Johan de Heer als de overige 472 uit het Liedboek?
Ziedaar enkele liturgische vraagjes over de Kerkorde. Waarbij zij aangetekend, dat de Kerkorde niet door een ieder wordt ervaren als een wet waaraan men zich onverbiddelijk moet houden. Vandaar dat in verscheidene gemeenten uit het gehele, bij de ingang van de kerk ten gebruike gereed liggende Liedboek wordt gezongen. Zoals lang niet elke predikant voldoet aan de verplichting (art. 68 K.O.) eenmaal per zondag (ook in vacante gemeenten!) over de catechismus te preken.
De stofkam zou nog wel eens door de Kerkorde kunnen worden gehaald, waarbij bepaalde Synodebesluiten gewoon als artikelen in de Kerkorde zouden kunnen worden opgenomen.

Verplanke

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1994

De Wekker | 16 Pagina's

Kerkorde en liturgie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1994

De Wekker | 16 Pagina's