Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tien pluspunten van een kerkdienst (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tien pluspunten van een kerkdienst (V)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

9. Samen het Woord horen uitleggen
Dit artikel gaat over de prediking. Daarover is veel te zeggen. Er is de jaren door heel wat over geschreven in ons blad. In zekere zin kan men er niet genoeg over schrijven.
De prediking is immers de hartader van het kerkelijke leven en van het persoonlijke leven. Of vindt u dat te veel eer voor de prediking? Ik wil haar betekenis niet overtrekken. Het is duidelijk dat het gebed, dat dienstverlening en het belijdende christelijke leven evenzeer belangrijk zijn.

Het Woord moet opengaan
Toch noem ik de prediking de hartader van gemeentelijk en persoonlijk leven. Dat doe ik, omdat ons persoonlijk en gemeentelijk leven gevoed wordt vanuit het Woord. Alle andere ervaringen en activiteiten vinden in het Woord hun voedingsbodem. Ze worden er ook door genormeerd.
Vandaar dat de prediking zo belangrijk is. Niet als de preek van die en die dominee. De prediking is belangrijk. Omdat God daarin met Zijn Woord tot de gemeente komt.
Beslissend bij de beoordeling van een preek moet zijn, of de gemeente het Woord uitgelegd heeft gekregen. Eigenlijk moet ik nog een stap verder gaan: of de gemeente God Zelf in Zijn Woord heeft ontmoet.
Hier zijn we bij het moeilijkste wat een predikant doormaakt, als hij zijn preek maakt en houdt. Mag ik het gewoon zeggen: Hij kan de ontmoeting met God niet arrangeren. Hij brengt het contact met God niet tot stand. Dat doet de Heilige Geest. Dat is Zijn geheim en ook Zijn privilege. Aan onze kant volstrekte onmacht en totale onmogelijkheid.
En dan toch preken? Ja, want daar is het Woord dat God uitgelegd wil hebben. God wil die uitleg gebruiken om tot de gemeente te komen en met haar om te gaan. In die spanning van onmacht en opdracht, van onvermogen en belofte staat de prediker.
Hij zal zijn werk biddend doen, in diepe afhankelijkheid en met vertrouwen. Toch ook niet zonder een gevoel van: Wie ben ik dat ik dit werk doen moet? Dat ik instrument in Gods hand mag zijn!
De lezer begrijpt: preken is wat anders dan de tijd die er voor een preek staat volpraten. Preken is laten horen wat God tot de gemeente zeggen wil; alleen maar instrument zijn. Niet je eigen vondsten of spitsvondigheden aan de gemeente voorhouden. Dan zou preken niet meer zijn dan het uitleven van je hobby. Dat is een dienaar des Woords onwaardig.
Preken is, het Woord laten opengaan en zelf daarachter verborgen staan. Professor Van der Meiden waarschuwde ons - ik liep bij hem college rond 1950 - om niet voor de Heere Jezus te gaan staan, en Hem zo in de weg te staan. Neen, je moet Hem in het middelpunt plaatsen en zelf achter Hem staan. Dat geldt voor prediking en pastoraat.

De mensen kennen
Wat is dan nodig voor het maken en houden van een goede preek? Je moet als dominee de Schrift verstaan èn de mensen kennen. In de tegenwoordige homiletiek zegt men wel eens, dat de mens (de kerkganger) de tekst is. Dat zou ik niet willen toestemmen. Integendeel, de kerkganger is de aangesprokene en als zodanig het belanghebbend voorwerp. Het Woord is op hem gericht en voor hem bestemd.
We zijn in deze maanden op de colleges (en ook wel daarbuiten) bezig met de plaats van de hoorder in de preek. Ik zal hier niet nader toelichten hoe te motiveren is dat de hoorder een plaats heeft in de preek. Dat hij een plaats heeft, staat vast. De bekende onderscheiding uitleg en toepassing van het Woord van God wijst daar ook op. Hoe zou een predikant aan de hoorder een plaats kunnen geven, als hij de hoorder niet kent? Als hij niet weet wat er in diens hart omgaat of in welke moeiten en vreugden deze, innerlijk en uiterlijk, kan verkeren? De predikant moet de mensen kennen. Vandaar ook de nadruk op het pastoraat. Er is een heilzame wisselwerking tussen pastoraat en prediking.
In dit licht is het pastorale gesprek onmisbaar om een goede preek te kunnen houden. Ik noem hiernaast ook hulpdisciplines als pastorale psychologie en communicatieleer. Hoe breng je een boodschap over? Hoe krijg je contact met je gehoor en hoe houd je dat contact? Zit dat in niet langer dan twaalf minuten preken, omdat de mensen niet meer zouden kunnen verwerken? Of zit dat in het zó spreken dat de uitleg duidelijk is en dat je op het goede moment de gemeente in de uitleg betrekt en midden in haar leven staat? En dat niet maar een keer in een preek, maar op vitale momenten in de uitleg?

Het Woord verstaan
De prediker moet het Woord verstaan. Hij moet er geestelijk inzicht in hebben. Hij moet zelf de God van het Woord kennen. De boodschap van een tekst kan vooral liggen op het terrein: 1. van kennis en onderricht, 2. van het doen, het handelen met daarvoor de instructie en de toerusting, 3. van de emoties, de gevoelens, zoals we in de Psalmen, maar ook bij bijbelse figuren op beslissende momenten van hun leven tegenkomen.
Ik noem naast deze drie thema's nog een vierde. Dat is de ervaring van mensen (experientieel, van het Latijnse woord experientio).

De thema's die ik aangaf staan nooit op zichzelf. In elke tekst vindt men iets van elk van de vier. Een predikant moet zich wel afvragen, bij welk van de vier in deze tekst het zwaartepunt ligt.
Dan gaat het erom de boodschap van de tekst naar de mensen over te brengen. Die in hun leven te plaatsen. Mensen moeten geholpen worden op de weg naar het geloof en van het geloof. Obstakels moeten worden aangewezen en opgeruimd. Het functioneren van het vertrouwen moet worden toegelicht. Hoe de liefde met het geloof samenhangt. Hoewel ze onderscheiden zijn, horen ze bij elkaar. Waarom bloeit iemands geloof niet? Is er een verkilling in de liefde?
En dan de plaats van de hoop. Die wordt bij ons soms zo schromelijk onderschat en verwaarloosd. Uit Hebreeën 6:19 mogen we afleiden dat wie de hoop niet kent, is als een schip zonder anker. De hoop geeft vastheid. Zij houdt het schip, als het wachten moet, op zijn plaats. Voor anker gaan wijst op de grote plaats van de hoop. In een van de Zeeuwse gemeenten is een bejaardenhuis dat de naam draagt „Ten Anker". Hoe zou je eeuwig voor anker kunnen gaan, als je de hoop niet hebt gekend en beoefend?
De gemeente moet ook met teksten over het gevoelsleven in aanraking worden gebracht, zowel blijdschap als droefheid, zowel verbijstering als verlangen, zowel gedeprimeerdheid als verwachting.
Het functioneren van geloof, hoop en liefde moet in de prediking aan de orde komen. In dat alles ook wat de Catechismus noemt het afsterven van de oude mens (berouw, droefheid over de zonde) en de opstanding van de nieuwe mens (vreugde in God en liefde en lust tot Gods gebod).

Boven, in en van deze tijd
En dat alles in de taal van deze tijd. De Bijbel heeft zijn eigen woordenschat. Die moeten we niet inruilen voor moderne termen. We moeten echter hedendaags taalgebruik hanteren in onze hedendaagse wereld. De mensen moeten niet het gevoel hebben dat ze in een samenleving van twee eeuwen terug verplaatst worden, als ze een preek horen. Het Woord moet staan in deze tijd. Oud en jong moeten worden aangesproken, op een frisse manier, doorleefd en doordacht.
Prof. Kremer heeft ergens geschreven dat de Bijbel een boodschap heeft, die boven de tijd staat, en die tegelijk in deze tijd aan de mens van deze tijd gebracht moet worden. De combinatie van de voorzetsels boven, in en van deze tijd zal ook blijken uit het taalgebruik in de preek. Men moet geen van deze drie voorzetsels verwaarlozen. De boodschap heeft iets boventijdelijks. Ze is van alle eeuwen. Daarom gebruiken we woorden en termen die de eeuwen door dezelfde zijn.
Tegelijk zeg ik: Het is een heilige kunst om met die boventijdelijke boodschap in het leven van deze tijd te staan en voor de mensen van deze tijd (niet maar van twee eeuwen geleden) de boodschap te brengen.
Geestelijke leiding moet de prediker geven. Dat wil zeggen: de mensen moeten geholpen worden om zelf verder te komen. De vragen die in het leven zich voordoen, moeten - vroeg of laat - aan de orde komen. Een kerkganger moet zich herkend weten door de prediker. Hij moet zich ook herkennen in de prediking. Vroeger omschreef men dat als: Je moet je naam horen noemen.

Ik breek nu af. De prediking is een van de pluspunten van de kerkdienst. Een mislukte preek is een minpunt. Een preek die niet geboren is uit de worsteling met God en de gemeente, die het Woord eerder toesluit (hoeveel woorden er ook gebruikt worden) dan ontsluit - is een minpunt.
Laten wij als prediker het voorrecht en de verantwoordelijkheid van de prediking bedenken. Het ligt hierin: dat God Zelf - Vader, Zoon en Heilige Geest - door het Woord in het midden van de gemeente heilzaam, bestraffend en toerustend aanwezig is.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1994

De Wekker | 24 Pagina's

Tien pluspunten van een kerkdienst (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1994

De Wekker | 24 Pagina's