Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christelijke ethiek in een democratie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke ethiek in een democratie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een nieuw boek van een nieuwe hoogleraar
De titel van dit artikel is ontleend aan een pas verschenen boek. In Leiden is aan de theologische faculteit als opvolger van de bekende kerkelijke hoogleraar Ter Schegget aangetreden dr. G.G. de Kruijff.
Hij is in Brussel als hoogleraar werkzaam geweest en heeft daarna van de Nederlandse Hervormde Kerk een studiepost gekregen. Die jaren heeft hij besteed aan het schrijven van zijn boek Waakzaam en nuchter. Over Christelijke ethiek in een democratie" (Ten Have, Baarn, ƒ 45,-).
Intussen heeft hij in Leiden colleges gegeven. In juni 1993 is hij door de Hervormde Synode benoemd tot kerkelijk hoogleraar aldaar.

Prof. De Kruijff behandelt in dit boek de plaats van een christen in een democratische samenleving. Hoe kunnen christenen vanuit Gods geboden en beloften meedoen aan de politiek, zonder dat zij anderen hun overtuiging dwingend opleggen? Dat is een van de vragen die de schrijver zichzelf en zijn lezers stelt.
Het is duidelijk dat de term theocratie nogal eens ter sprake komt. De schrijver gaat ver terug in de geschiedenis van de verhouding christenheid en samenleving. Augustinus komt ter sprake, een en andermaal. De groei naar de democratie in Europa wordt beschreven. De positie van de christenheid in een pluralistische samenleving komt aan de orde. Juist op de vragen, die daarmee rijzen, wil de auteur antwoord geven.
Hij gaat vrij uitvoerig in op de positie die Barth met betrekking tot de politiek heeft ingenomen. Ik neem aan, dat hij dit doet, omdat hij in het verleden veel sympathie voor Barth heeft gehad. Nu kiest hij voor een radicaal andere koers. Dit artikel is niet bedoeld als een evaluatie van het wetenschappelijk geschrift. Als ik dat moest doen, zou ik zeggen, dat het uitgangspunt had moeten liggen in de bijbelse, ook nieuwtestamentische notie van de vreemdelingschap. Nu ligt vertrekpunt en eindpunt in de democratie als politieke vormgeving van het samenleven en als cultuurverschijnsel.
Mijn bedoeling is vooral in te gaan op het standpunt dat de schrijver inneemt. Ik moet met mijn eigen woorden zijn standpunt samenvatten en weergeven. Graag had ik een aantal citaten gegeven, om de lezer te laten proeven hoe de schrijver argumenteert. Dan wordt mijn betoog te uitvoerig. Ik zal er dus van afzien. Wel wil ik met waardering zeggen dat er in dit boek veel materiaal is verwerkt. Er ligt een uitgebreide kennis van de ontwikkeling op politiek terrein achter.

Boven de theocratie uit
De schrijver worstelt met de vraag: als er in een democratie zoveel verschillende meningen zijn (pluralisme), wat kun je dan als christen aan het resultaat van de democratische meningsvorming bijdragen. Een christen leeft van Gods openbaring. Kun je je daarop ook beroepen in het politieke debat? Men zal zich herinneren dat wijlen dr. Den Uijl christenen het recht ontzegde om gegevens uit de openbaring (in feite Gods geboden) aan te voeren in het publieke debat. Wie dat wel doet, gedraagt zich ondemocratisch. Hij boort immers - om het heel gewoon te zeggen - een bron aan, waaraan niet-christenen geen boodschap hebben. Een christen stelt zich dan eigenlijk buiten de publieke discussie, door te verwijzen naar een bron, die alleen voor zijn eigen kring, de kerk, geldt.
In verband met dit probleem zijn er twee uitgesproken standpunten. Het ene is dat van de zogenaamde tweerijkenleer. Men redeneert dan als volgt: Daar is het Rijk van God, waarin op dit moment Christus heerschappij voert. De kerk en het leven van christenen is vooral het terrein van het Godsrijk. Daarnaast is er het wereldrijk. Dat heeft zijn eigen wetten en regels. Daar gaat het toe volgens de natuurwet en overeenkomstig wat mensen uit zichzelf weten van goed en kwaad. De rede en het geweten zijn de normatieve instanties in het wereldrijk. Een christen moet zich in het wereldrijk dus niet op Gods Woord, op Gods openbaring beroepen. Dat kan hij doen in de kerk. In de wereld moet hij zijn verstand gebruiken. Daar is geen plaats voor de Bijbel. De naam tweerijkenleer zegt het eigenlijk heel duidelijk: er is een scheiding tussen Gods Rijk en de wereld. In het wereldrijk regeren rede en menselijkheid (humaniteit, humanitas).
Daartegenover staat de gedachte van de theocratie. Hoe die ook wordt ingevuld en uitgewerkt (daarover is nog wel enig verschil van mening onder de voorstanders), de theocraten verdedigen het recht van Gods gebod als norm en uitgangspunt voor de ordening van de samenleving.
Prof. De Kruijff wil boven deze tegenstelling uitkomen. Hij wijst de theocratie met nadruk af. Wie de theocratie als ordening voor de samenleving verdedigt, is intolerant. De theocratie leidt tot de ramp van het fanatisme.
Wat moet er dan gebeuren? Wel, vanuit de openbaring is geen normatief staatsbeeld af te leiden. In de christelijke ethiek moet de politiek ontlast worden van de waarheidsvraag. „Democratie wordt mogelijk, wanneer erkend wordt, dat er geen inhoudelijk bepaalde zingevingen en tradities meer zijn die een voor allen verplichtend karakter dragen" (blz. 175; ook het voorgaande is aan deze bladzijde en de direct eraan voorafgaande ontleend).

Dubbel denken
We moeten komen tot een dubbel denken. Dat wil zeggen: in de kerk en de christelijke gemeente regeert het gebod van God. Daar is plaats voor de christelijke ethiek. In de samenleving, in de democratie heerst de neutraliteit. We moeten met behulp van aan alle mensen gemeenschappelijke noties als orde, moraal en persoonlijke vrijheid komen tot bewaring en verbetering van het leven. De christelijke ethiek duldt de staat als gebinte van de huidige aeon (deze bedeling).
De theocratie leidt tot onderdrukking van minderheden. Dit is daarom zo schrijnend te lezen, omdat de schrijver elders zegt, dat aanvaarding van de democratie impliceert (dus ook voor christenen) het recht op zelfbeschikking in hun onderling verkeer! De leefregels van het evangelie laten zich niet opleggen aan wie Jezus Christus niet als Heere erkennen. Daarom, zo is onze conclusie, moeten wij als christenen ervan afzien in de samenleving voor die leefregels op te komen.

Het cultuurrecht
Er is kennelijk een andere bron, waaraan wij de normen kunnen ontlenen. Dat is ons redelijk inzicht. Wij ontvangen dat in de weg van de traditie en van de onderlinge discussie.
De Kruijff spreekt niet meer over natuurrecht (al noemt hij het wel). Voor hem is beslissend het cultuurrecht. Dat is de samenvatting van alles wat er in de samenleving, in de huidige cultuur aan overtuiging en inzicht leeft omtrent goed en kwaad. Het verwondert niet dat de schrijver tot een dialoog oproept. Uit de onderlinge discussie zal stellig iets bruikbaars, iets aanvaardbaars voortkomen. De opdracht voor christenen luidt: Waarover kunnen we het in de samenleving moreel eens worden zonder van elkaar geloof te vragen en zonder ons geloof buiten beschouwing te laten? (blz. 184). Dus ons geloof mogen we wel meenemen. We mogen het niet laten domineren. In de staat gelden andere, algemene normen. In de kerk heerst het gebod van God.
Tenslotte zij vermeld dat de schrijver zegt: Er kan een moment komen dat een christen tegen de overheid neen moet zeggen. Wanneer dat moment aanbreekt, wordt niet nader omschreven. De auteur gebruikt er de uitdrukking „status confessionis" voor. Het is dat moment waarop een christen ook in de samenleving, in de democratie moet belijden.

Uit dit summiere overzicht mag duidelijk zijn, dat de schrijver uitgaat van een ingrijpend verschil tussen kerk en staat. In de staat moet men niet als christen optreden. Men moet er met argumenten komen en aan de discussie op basis van traditie, van de cultuur en van de rede deelnemen. Niet de openbaring, maar de rede, de redelijkheid in de discussie beslist.
Waartoe dit standpunt praktisch leidt, laat zich raden. Allereerst: geen christelijke politieke partij vorming. En - als proef op de som bespreekt De Kruijff deze wetgeving - abortus is in de eerste veertien dagen van de zwangerschap geoorloofd. We weten immers niet precies wanneer het leven begint. We moeten het zelfbeschikkingsrecht respecteren.
De Kruijff ontzegt de christenen de plicht om voor het publieke bestel de naam van Jezus Christus te belijden. Een christen behoeft dat niet alleen niet te doen. Hij mag het zelfs niet doen. Want een ongelovige heeft, in mijn woorden, geen boodschap aan Gods geboden. Dus heeft ook de christen in de politiek aan Hem geen boodschap. Neutraliteit is hier het trefwoord.
Het komt mij voor dat De Kruijff twee kardinale zaken over het hoofd ziet. Allereerst: in de democratie werken allerlei geestelijke krachten. Als wij daarin ons geloof niet ter sprake mogen brengen, en dus ook niet mogen laten gelden, zullen die andere krachten ons onder de voet lopen. In onze democratie - het wordt de laatste jaren openlijk gezegd - domineert het humanisme. Wel te verstaan: het atheïstische, soms nadrukkelijk anti-christelijke humanisme. Moeten wij als christenen ons daardoor laten regeren, zonder van Christus' overwinning en heerschappij te mogen getuigen? De democratie is het terrein waarop een geestelijke strijd wordt gestreden. In deze strijd neemt De Kruijff ons de eigenlijke wapenrusting af - namelijk het uitkomen en het opkomen voor de naam, het gebod van Jezus Christus.
Dit voorstel van algemeenheid gaat uit van de goedheid van de mens. Met eigen krachten en op basis van eigen inzicht en discussie daarover kan hij het goede bewerken. Heeft de geschiedenis niet laten zien wat er van een zogenaamde democratische neutraliteit terecht komt? Er werken geestelijke krachten die zich van dit neutrale veld meester maken.
Daartegenover hebben wij te stellen het evangelie van Jezus Christus. Men lette erop: niet enkel Gods geboden, maar juist het evangelie waarbinnen Gods geboden hun plaats hebben.
Juist in onze tijd zien wij, dat overleg, discussie en dialoog niet vanzelfsprekend tot een consensus leidt. De overeenstemming is vaak ver te zoeken. Zeker, de zaken worden wel geregeld. Dat gaat echter ten koste van wezenlijke overtuigingen. De prijs die de huidige democratie vraagt is de radicale erkenning van het zelfbeschikkingsrecht van ieder mens. Onze wetgeving wordt door deze notie meer en meer bepaald. Is dat de belijdenis en de praktijk die God van ons vraagt?
Ik moet afbreken. Ik besef dat de vraag overblijft: hoe het dan in de praktische politiek moet, als er een veelheid van meningen is. Tot hoever kunnen christenen aan een oplossing meewerken? Waar moeten ze afhaken? Op dit moment sluit ik af met de opmerking, dat een pleidooi voor het algemene, met voorbijzien aan de erkenning van Christus' heerschappij, zowel ons belijden ondermijnt als onze bijdrage verzwakt. Het eigene dat wij als christenen hebben ontvangen en dat wij trachten door te geven, wordt begraven onder de grauwe algemeenheid. Ik ontken niet, dat er gediscussieerd moet worden. Ik wijs niet elk compromis bij voorbaat af. Ik kan echter niet leven in een harnas dat mij dwingt tot het zwijgen over Jezus' heerschappij in de politiek.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1994

De Wekker | 16 Pagina's

Christelijke ethiek in een democratie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1994

De Wekker | 16 Pagina's