Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christelijke ethiek in de democratie (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke ethiek in de democratie (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een totale verandering
De vraag in deze artikelen is, hoe we als christenen in een pluralistische samenleving een bijdrage kunnen leveren. Het gaat met name om de praktische politiek.
Wij hebben een tijdperk achter ons, waarin christelijke normen en waarden in het publieke leven werden gerespecteerd en gehonoreerd. Ook in de wetgeving werden deze normen en waarden van beslissende betekenis geacht. In hoofdlijnen waren wij als volk van Nederland het hierover eens. Men kon in politieke discussies en bij wetgeving in de beide Kamers van deze grondregels uitgaan. Men kon erop teruggrijpen.
De maatschappelijke en politieke situatie is totaal veranderd. Sinds ongeveer 1965 is daar gekomen het zelfbeschikkingsrecht. Dit recht is met name in de discussies over abortus naar voren gebracht. In die zelfde tijd valt het pleidooi voor de emancipatie en voor het feminisme en andere hedendaagse noties.
Met de erkenning van het zelfbeschikkingsrecht gaat gepaard een pleidooi voor een grote ruimte in de moraal. Alles wat onder het zelfbeschikkingsrecht wordt ondergebracht, wordt gerekend tot de privé-moraal. Op dat terrein mag ieder zijn eigen normen en waarden er op na houden. Hij mag ze in zijn privé-leven in praktijk brengen. Karakteristiek voor dit deel van het mensenleven is een grote mate van vrijheid. We weten allen, hoezeer de vrijheid van de individuele mens wordt geclaimd. Aan onze - breed uitgerekte - persoonlijke vrijheid mag niet worden getornd. Daar is ook het terrein van de publieke moraal. Daarop gelden normen, die door allen moeten worden geëerbiedigd. Wij zitten middenin de discussies over een smalle sociale moraal en een brede individuele of privé-moraal. Met name de vraag wat de overheid wel en niet mag voorschrijven, is een veel besproken thema. Ieder weet hoe snel aan de overheid het verwijt van voor zedenmeester te spelen, wordt gemaakt. In het licht van het voorgaande is duidelijk, dat dit verwijt mede wordt gemaakt om de ruimte van de persoonlijke vrijheid zo groot mogelijk te doen zijn.
Het behoeft niet te verbazen dat op het gebied van de publieke moraal - dat wil zeggen in de samenleving zelf - vooral naar regels wordt gevraagd, die in acht genomen moeten worden. Men kan ze spelregels noemen. Men kan ze ook overlevingsregels noemen. Het is niet zozeer meer een kwestie van zedelijkheid (goed en kwaad), maar van leefbaarheid (overleven). De zedelijkheid wordt dan vooral verbonden met, bijna zou ik zeggen verbannen naar, het privé-domein. Prof. Douma heeft van deze stand van zaken een interessant overzicht gegeven in de rede, waarmee hij in februari zijn (buitengewoon) hoogleraarschap in de medische ethiek aan de VU heeft aanvaard. De titel van zijn rede luidt: Plaats en taak van de medische ethiek in christelijk perspectief. Douma heeft duidelijk gemaakt dat we met een dergelijk onderscheid tussen een brede individuele en een smalle sociale moraal zeker op het terrein van de medische ethiek niet uitkomen. Er moeten in de samenleving allerlei zaken geregeld worden. Men kan ze maar niet overlaten aan het privé-domein. Er zal ook in de samenleving aan moraal gedaan moeten worden. Op het sociale terrein kan niet volstaan worden met regels, zonder een morele inhoud. De moraal mag niet verdwijnen uit het publieke leven. De roep om waarden en normen is eigenlijk een protest tegen het verdwijnen van de moraal uit de samenleving. Ik besef dat ik de tekening wel erg zwart maak. De situatie is echter uitermate zorgelijk. Gelukkig dat mensen beseffen dat het roer om moet. Een samenleving zonder publieke moraal is eerst een a-morele samenleving. Ze wordt op den duur een immorele samenleving.

Welke uitgangspunten?
De vraag is nu: welke bijdrage kunnen christenen leveren in het debat over de publieke moraal. Misschien moet ik het eigenlijk nog een beetje anders zeggen. Van welke uitgangspunten zullen christenen uitgaan, als ze aan deze discussie meedoen. En vooral als ze praktisch-politieke verantwoordelijkheid dragen. Ik denk aan leden van de volksvertegenwoordiging die meediscussiëren en meebeslissen over wetgeving. Ik denk aan leden van de gemeenteraad, aan burgemeesters en wethouders. Zullen zij zich beroepen op het gebod van God? Zullen zij verwijzen naar de wet van God, zoals we die in de Bijbel aantreffen?

In het eerste artikel heb ik erop gewezen dat mensen dit een moeilijke manoeuvre vinden. Veel Nederlanders hebben zich immers van God, van Zijn Woord en wet afgekeerd. Moet je ze via de politiek dan toch aanspreken op wat ze hebben verworpen? Moet je ze via het politieke bedrijf proberen te bekeren?
Er zijn christenen die op deze vraag met overtuiging neen zeggen. Zonder in herhaling te willen vervallen, herinner ik nog eens aan het boek van prof. De Kruijff. Wie op zijn christelijk uitgangspunt anderen aanspreekt en daaraan bindt, bedrijft geestelijke dwingelandij en gaat fanatisch te werk, om het in mijn eigen woorden te zeggen.

Cultuurrecht
Wat is dan de bron? Wat is dan de norm? Is er zoiets als een neutraal middenterrein, waarover allen het eens zijn? Is er een soort algemeen menselijk bronnengebied voor het zedelijk handelen?
Er zijn mensen die hierop ja zeggen. Zij noemen dat terrein het cultuurrecht. Zij bedoelen ermee, dat wij in onze samenleving, tegen de achtergrond van onze traditie en door intensieve democratische discussies het over een aantal zaken eens zijn. In plaats van over zaken kunnen we ook spreken over het eens worden over normen en waarden. Van deze overeenstemming geloof ik niets. Er wordt alom op gewezen dat we in een pluralistische samenleving verkeren. Dat wil zeggen: Er is een verscheidenheid aan overtuigingen. Er is een veelheid aan ethische inzichten en uitgangspunten. Zij eisen elk voor zich bestaansrecht op. Zij willen in praktijk gebracht worden. De veelheid van overtuigingen harmoniëren niet. Integendeel, ze staan tegenover elkaar. Ze sluiten (voor een deel althans) elkaar uit.
Het cultuurrecht is geen eenvormig gebied, waarop wij allen het met elkaar eens zijn. Het is geen bron, waaruit Nederlanders, christenen en niet-christenen, hetzelfde water putten. Integendeel. Juist het cultuurrecht doet ons zien hoe verschillend er gedacht en geoordeeld wordt. Ik herinner nu aan het feit dat tot dit cultuurrecht gerekend wordt het zelfbeschikkingsrecht. Dat met een beroep op onze culturele inzichten op een bepaald moment gezegd mag worden: dit leven is door de ondergrens van het menselijk bestaan heen gezakt. Daarom mag het beëindigd worden. Het ontbreekt er nog maar aan dat gezegd wordt: het moet beëindigd worden. Er zijn al wel ethici die spreken van de morele plicht om te helpen bij zelfdoding of euthanasie in gevallen, waarin de ondergrens van het leven is bereikt (Kuitert).
Het is volstrekt onjuist te menen, dat er een gebied is, waarop allen gelijk denken over normen en waarden. Wat moet er dan gebeuren? Hoe worden we het dan eens over waarden en normen?

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1994

De Wekker | 16 Pagina's

Christelijke ethiek in de democratie (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1994

De Wekker | 16 Pagina's