Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Docent A. van der Heijden (1865-1927)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Docent A. van der Heijden (1865-1927)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het lot viel op Jona
De benoeming van docent A. van der Heijden verliep niet zonder hindernissen. Hij was afkomstig uit de Hervormde Kerk. Tijdens zijn militaire diensttijd werd hij bekeerd. De kazerne in Gouda was de plaats waar hij een ander mens werd en waar hij ook zijn roeping tot de dienst in Gods rijk voor het eerst sterk voelde. Hij zocht het voorshands bij de „Vrienden der waarheid" in de Hervormde Kerk. Hij kwam echter via de Ledeboerianen terecht bij de Chr. Geref. Kerk. Daar meldde hij zich voor het admissie-examen, in die tijd door de provinciale synode afgenomen. Hij werd echter door de commissie van Zuid-Holland afgewezen en sloot zich vervolgens aan zich bij de kleine kring van getrouwen, die niet met de Vereniging was meegegaan. Toen de School was opgericht slaagde hij voor het admissie-examen. Na zijn studie volbracht te hebben werd hij predikant te Broek op Langedijk (1900), vervolgens te Dordrecht (1904). Deze gemeente legde altijd een grote belangstelling aan de dag voor de Theologische School. In 1909 werd haar predikant door de synode van dit jaar beroepen tot docent aan deze inrichting van de kerken.
Deze benoeming kwam tot stand nadat men eerst tevergeefs geprobeerd had de bestaande vacature vervuld te krijgen. Van der Heijden werd door het lot aangewezen. Omdat hij daarin een zeer bijzondere leiding van de Here zag, durfde de dominee uit Dordrecht niet te weigeren. Zelf was hij reeds gedurende enige tijd curator geweest. Hij wist derhalve van dichtbij wat er aan deze benoeming vast zat. Geen wonder dat hij er tegen op zag. Maar neen zeggen zou voor hem betekend hebben dat hij rechtstreeks tegen de leiding van de Here inging. Daarom zei hij ja.

Het was nog al wat
De vacature, waarin de synode vervulling zocht, was ontstaan door het aftreden van de docent F.P.L.C. van Lingen, de onvermoeide pleitbezorger van een degelijke, wetenschappelijke opleiding. Hij legde een zeer zwaar accent op de beoefening van de talen van de Schrift. Van meetaf had hij in zekere zin het karakter van de studie in Den Haag, later in Rijswijk bepaald. Hij achtte in 1909 zijn tijd gekomen om heen te gaan. Hij was de dienst van de Here vergrijsd. Maar de synode die zijn opvolging moest regelen raakte in een lastig parket. Moest men een gedeelte van de vooropleiding schrappen? Moest er beslist een predikant worden aangesteld, of zou men ter voorziening in de vacature omzien naar iemand die gepromoveerd was in de klassieke letteren? Men kwam er niet uit. Men miste de mogelijkheid om de opengevallen plaats op een verantwoorde manier te bemannen. Er was nog een hulpkracht voor de z.g. Hollandse vakken werkzaam. Zou deze terzijde gesteld moeten worden? Uiteindelijk werd besloten een docent voor vast te benoemen, die de oude talen zou doceren. Een hulpdocent zou in deze situatie zich kunnen wijden aan de uitleg van de bijbel met daarbij de inleidingsvragen. Voorlopig zou de leraar in de Hollandse vakken kunnen blijven. Uit een drietal werd ds. F. Lengkeek gekozen. Maar deze was nog maar kort in Amsterdam en durfde de benoeming niet te aanvaarden. Een tweede drietal werd aan de synode voorgesteld. Maar daaruit resulteerde geen enkele kandidaat. De stemmen staakten. Toen werd het lot geworpen. Het viel, zoals we zagen op ds. A. van der Heijden. En hij werd benoemd. Zeer ontroerd, zo melden de notulen, verzocht hij enige bedenktijd. En hij aanvaardde zijn benoeming, en in hetzelfde jaar nog sprak hij zijn rede uit: „De Taal".

De oude Adam
Van der Heijden werd door zijn studenten een beetje oneerbiedig de oude Adam genoemd. Niet omdat hij specifieke trekken vertoonde van een gevallen mens. Veeleer paste die benaming op zijn manier van onderwijs geven. Nauwelijks kon men van colleges spreken. Al spoedig moest hij een deel van zijn vakkenpakket afstaan aan zijn collega De Bruin. Docent Van der Heijden slaagde er niet echt in om de kneepjes van het Hebreeuws zich eigen te maken. Dit is ook niet iedereen gegeven. Zijn taak kwam toen voornamelijk te liggen op het terrein van de „praktische vakken". In zijn tijd kon men deze vakgroep waarschijnlijk nog wel beschouwen als de uitloper van een theoretische theologie, die dan vooral op het gebied van predikkunde, catechetiek en pastoraat een eigen praktische waarde moest bewijzen. Ook voor dat terrein bestonden er natuurlijk wel degelijke handboeken. Maar de bespreking daarvan was ook al geen succes. Vandaar dat zijn studenten hem voorstelden om zich de stof via deze handboeken eigen te maken. De taak van de professor zou dan voornamelijk bestaan in het vertellen van voorvallen uit de praktijk. Lang voordat de narratieve theologie was uitgevonden bediende Van der Heijden zich van de methode om door middel van verhalen zijn studenten in te wijden in de geheimen van het pastoraat. Maar daarbij ging het om beide componenten: niet alleen het verhaal, maar ook de moraal. Met andere woorden: de authenticiteit van het gebeuren stond vast. Van der Heijden was niet de man om zijn eigen fantasie te laten werken. Wat hij vertelde moest ook wel waar zijn. Toch leerden zijn studenten het een en ander. Want het examen was geen verhaaltje. Ze moesten wel het een en ander weten. En het curatorium zorgde wel dat dit inderdaad het geval was. Een ernstige ziekte nam zijn krachten weg. Maar zo lang hij kon bleef hij colleges geven. Toen hij dit niet langer op school kon doen deed hij het op zijn eigen studeerkamer. Zo op het oog was hij niet de krachtigste figuur. Maar de kerken hadden hem lief. De studenten kregen bij hem een indruk van wat hun in de kerken wachtte. Menigeen heeft op die manier toch veel aan zijn colleges te danken gehad. De relatie tussen school en kerk kwam in zijn leven en in zijn optreden op een geheel eigen wijze tot uitdrukking. Ook dat was Apeldoorn.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1994

De Wekker | 16 Pagina's

Docent A. van der Heijden (1865-1927)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1994

De Wekker | 16 Pagina's