Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toezicht op en gesprek over de preek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toezicht op en gesprek over de preek

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1980 werd een ambtsdragersconferentie aan dit onderwerp gewijd. In het boek „Uit liefde tot Christus en zijn gemeente" schreef prof. W. van 't Spijker destijds over dit thema behartigenswaardige dingen.
Dit artikel wil een poging zijn tot beantwoording van de vraag of het toezicht op de prediking, waartoe ouderlingen geroepen zijn, in de praktijk van het kerkelijk leven nu ook werkelijk functioneert.

Bij een bevestigend antwoord op deze vraag kijkt onmiddellijk een andere vraag om de hoek, namelijk hoe het dan komt dat er juist op het punt van de prediking in de kerken zoveel misgaat. Bij een ontkennend antwoord dringt zich de vraag op hoe het komt dat dit toezicht niet of niet voldoende functioneert en of er tussen deze niet-functionering en alle spanningen rond de prediking een aanwijsbaar verband bestaat.
Wie weet heeft van wat er in sommige gemeenten aan spanningen leeft, wie enigermate op de hoogte is met de manier waarop door sommige kerkeraden met hun predikant, als het op moeilijkheden rond diens prediking aankomt, wordt omgegaan, wie ervaren heeft dat er heel wat ambtsdragers zijn bij wie het waardeoordeel over de prediking dikwijls méér wordt bepaald door herkenning van de traditionele verklanking van geestelijke kernbegrippen dan door de vraag naar een verantwoorde exegese van de Schrift, die zal het er wellicht mee eens zijn dat het nog weer eens onder ogen zien van deze vragen goed kan zijn.

Gesprekken in toetsende zin zijn zeldzaam
Sommigen zal het misschien generaliserend en ongenuanceerd toeschijnen wanneer in dit artikel wordt uitgegaan van de stelling dat in de kerken het ambtelijk toezicht op de prediking onvoldoende functioneert. Een uitspraak als deze vraagt om bewijs en om nadere argumentatie. Die wil ik graag geven. Uit informatieve gesprekken met broeders kerkeraadsleden van uiteenlopende geestelijke signatuur, heb ik geen andere conclusie kunnen overhouden dan dat het in de kerken - en voorwaar niet alleen in de onze - met dit toezicht niet zo goed is gesteld. Er zijn geen officiële enquêtecijfers beschikbaar, maar door veel kerkeraadsleden wordt toegegeven dat de prediking als onderwerp van ambtelijke bezinning bij veel kerkeraadsleden zelden of nooit op de agenda staat. Ambtelijke gesprekken over de Woordverkondiging in toetsende zin zijn zeldzaam.
Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt, dat met zulke gesprekken méér wordt bedoeld dan een incidenteel woord van bijval, een emotionele ontboezeming of eventueel een vraag om verduidelijking naar aanleiding van een bepaald aspect uit de preek, waarvan men in de kerkeraadskamer wel eens getuige kan zijn. Ook die zijn overigens niet talrijk en het zou, vooral tot bemoediging van jonge en pas begonnen predikanten, best wat vaker mogen gebeuren. Maar ambtelijke toetsing van de vraag of in de doorgaande verkondiging de volle waarheid van het Woord van God tot gelding komt, reikt veel verder en gaat veel dieper. Alle prediking loopt gevaar eenzijdig te zijn, in tekstkeuze, in overaccentuering of veronachtzaming van essentiële elementen van de geloofswaarheid.
Prediking waarin niet veel méér wordt aangereikt dan aanwijzingen vanuit het Evangelie voor ons doen en laten in de intermenselijke verhoudingen, zonder dat de fundamentele vernieuwing van de enkele mens in de weg van geloof en bekering daaraan ten grondslag wordt gelegd, is op zijn minst eenzijdig. Preken die zich alleen toespitsen op de vraag of zich in het leven van de enkeling al de grote geestelijke ommekeer heeft voltrokken, zonder aandacht voor de vraag welke gevolgen de vernieuwing van ons persoonlijk leven naar de wereld toe zal moeten hebben, laten maar één kant van het Evangelie zien. Verkondiging die er per definitie van uitgaat dat het opgenomen zijn in de gemeente van Christus op zichzelf al de aanwezigheid van een geestelijke onderbouw veronderstelt, zodat alle aandacht gericht kan zijn op het optrekken van de bovenbouw, is idealistisch en gaat voorbij aan de werkelijkheidszin waarmee ook het Evangelie in de gemeente echtheid van onechtheid en werkelijkheid van schijn onderscheidt.
Uitleg van Gods Woord, waarbij het ruime aanbod van Gods genade voor zondaren met zóveel menselijke restricties wordt omgeven, dat het bijna buiten het bereik van de gemeente wordt gehouden, doet op zeer bedenkelijke wijze tekort aan de volheid van de boodschap van het Evangelie en aan de welmenendheid van Gods genade. Puur beschouwelijke prediking, die geen aansluiting heeft bij en niet inspeelt op de levensvragen van de luisterende gemeente, schiet over of langs het doel heen en kan de gemeente het gevoel geven dat de dienaar des Woords met zijn verkondiging buiten de werkelijkheid van het leven staat. Wat vooral jonge mensen vandaag, bewust of onbewust, nodig hebben is dat de prediking in verduidelijkende en vooral ook bemoedigende zin ingaat op de vele vragen waarmee van buitenaf of van binnenuit wordt getracht om de fundamenten van het christelijk geloof te ondergraven. Er zou op méér dingen kunnen worden gewezen.

Gesprekken lopen vaak vast
Het hoeden van de kudde Gods, waartoe de ouderlingen zijn geroepen, bestaat dus in de eerste plaats hierin dat men zich als ambtsdragers steeds weer rekenschap geeft van de vraag of alle aspecten van het Woord Gods in de prediking aan de orde komen.
Maar dat niet alleen. In de geestelijke ontwikkeling van een gemeente kunnen zich verschijnselen voordoen en de geestelijke gesteldheid van leden van de gemeente individueel kan elementen bevatten, waarop de prediking in stimulerende, corrigerende, vermanende of vertroostende zin behoort in te gaan. Objectieve prediking van het Woord van God sluit aandacht voor wat aan subjectieve geloofsbeleving in de gemeente omgaat (of gemist wordt) niet uit. Hier stuiten we op een punt waarop in sommige gemeenten veel moeite bestaat. Moeiten over de prediking zitten lang niet in alle gevallen vast op bezwaren van principiële aard maar dikwijls op het bezwaar dat men zich met eigen geestelijke behoeften, eigen vragen en noden in de prediking op geen enkele wijze herkent.
Gesprekken daarover lopen vaak vast in wederzijds onbegrip. De daarbij optredende verwijdering tussen predikant en gemeentelid resulteert niet zelden in overloop naar een andere gemeente of overgang naar een andere kerkgemeenschap. Een meer adequate benadering van de betrokkenen zou zoiets wellicht kunnen voorkomen. Ouderlingen kunnen daarbij een positieve en bemiddelende rol spelen door méér dan in de regel gebeurt, ook vanuit de indrukken die zij op hun rondgang door de gemeente opdoen, op geregelde tijden met de predikant over de prediking te spreken.

Hij wordt geacht alles in huis te hebben
Voor het feit dat het in de kerkeraadskamers aan een regelmatig gesprek over de prediking generaal gesproken ontbreekt, zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Tussen enkele daarvan is zelfs een duidelijke samenhang aanwijsbaar. Veel ambtsdragers zijn van gevoelen dat men zijn predikant niet dan in uiterste noodzaak met opmerkingen en vragen over de prediking lastig moet vallen. Hij heeft voor zijn ambt gestudeerd en hij mag dus geacht worden alles in huis te hebben wat nodig is om ook het werk van de prediking op verantwoorde wijze waar te nemen. Afhankelijk van leeftijd, ervaring, persoonlijke instelling, milieu waarin men geestelijk gebakerd is en niet in de laatste plaats van de aangeboren talenten, zal de ene predikant er méér van weten te maken dan de andere. Hij moet, ook als hij pas begint, zonder daarin van terzijde al te zeer te worden gehinderd, in zijn taak kunnen groeien en nooit worden gedwongen tot dingen of tot een opstelling waarbij hij niet meer zichzelf kan zijn. Zo wordt dikwijls gedacht en geredeneerd. En op zichzelf is die gedachte natuurlijk niet onjuist. Maar dat sluit begeleiding van de (vooral jonge en pas beginnende) predikant door de ouderlingen niet uit. Wanneer de theologische kennis van de predikant, waaronder te verstaan het goede inzicht in het spreken en de verbanden van de Heilige Schrift, en het praktisch geestelijke inzicht van de ouderlingen samenvloeien, verhoogt dat de kwaliteit van de preek. Bij dat praktisch geestelijke inzicht moet worden gedacht aan gerijpte kennis van de Schrift, gegroeid door gedurige oefening in het verstaan van de daarin vervatte geloofsgeheimenissen; in de tweede plaats aan kennis van wat de Kerk in haar confessies over deze dingen heeft vastgelegd. Vervolgens mag tot het praktische inzicht van de ouderlingen worden gerekend het door zorgvuldige toetsing gegroeide vermogen om de geestelijke gesteldheid van de gemeente als geheel en die van de leden afzonderlijk, enigermate te onderscheiden en te onderkennen op welke wijze de prediking daarop in bijsturende of stimulerende zin moet inspelen. Een goede coöperatie tussen predikant en kerkeraad op dit punt zal voor de gemeente alleen maar heilzaam zijn. Als het goed is zal de predikant zijn taak erdoor verlicht voelen en het zal de preken een grotere diepgang geven. Op de huisbezoeken zal het gesprek over de prediking met meer vreugde en nut kunnen worden gevoerd. Is het niet de ervaring van veel ambtsdragers dat zij op huisbezoek soms met vragen, op- of aanmerkingen op de prediking van hun predikant worden geconfronteerd, waarvan zij eerlijk moeten vaststellen dat zij terecht, in elk geval niet helemaal onterecht zijn? Zelf denken zij er misschien net zo over maar zij kunnen dat maar moeilijk laten blijken. Ze willen de predikant liever niet afvallen. Men zou eens moeten weten hoeveel ouderlingen wat dit betreft „over twee sporen rijden" en op deze wijze oneerlijk met de gemeente, met de predikant en met zichzelf omgaan.
Door een goede samenwerking tussen kerkeraad en dienaar, waarbinnen in alle openheid over de prediking wordt gesproken, kan veel moeite en kerkelijke ellende worden voorkomen. Tegenstellingen kunnen erdoor worden overbrugd. Tussen wat ouderwets heet en wat naar meer moderne vormen zoekt, kan een verbinding worden gelegd als men het bij het licht van Gods Woord er over eens kan zijn welke elementen de reine en zuivere prediking bepalen. Door veel met elkaar over de prediking te spreken kan er iets groeien aan onderlinge geestelijke herkenning en erkenning. Vooroordelen kunnen erdoor worden verkleind of weggenomen. Broederlijke bezinning op de prediking binnen de kerkeraad kan, in gevallen waarin correctie of bijsturing nodig blijkt te zijn, uitslaande branden voorkomen.

Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Veel ouderlingen en kandidaten voor het ouderlingschap beseffen heus zeer wel dat in de ambtsopdracht toezicht op de prediking besloten ligt, maar eenmaal voor die verantwoordelijkheid geplaatst, voelen zij zich niet of maar nauwelijks in staat om op gerichte en oordeelkundige wijze in een gesprek over de prediking te participeren. Als zo'n gesprek binnen de kerkeraad al wordt gevoerd, domineert vaak de enkeling, die inzichtelijk en verbaal naar het oordeel van de anderen (en soms ook van zichzelf) daartoe het beste toegerust is. Daarin steekt dan wel het risico dat de mening van de enkeling een groot stempel op de gedachtenwisseling gaat drukken en de conclusies in een richting kunnen drijven die niet de goede is. Dominerende enkelingen op vitale posities in de kerk kunnen een zegen en een vloek zijn. Op sommigen in de geschiedenis van de kerk kan met dankbaarheid worden teruggezien, op anderen met afgrijzen, vanwege hun solitaire pogingen de gang der dingen in de kerk, soms ook op het punt van de prediking, zoveel mogelijk naar eigen hand te zetten. Voorbeelden hiervan zijn ook in het kerkelijk leven van vandaag nog volop aanwijsbaar.
Ouderlingen hebben als het op het toezicht op de prediking aankomt een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Waarneming daarvan is alleen mogelijk wanneer zij zich steeds weer toeleggen op het leren verstaan van de Heilige Schrift, terwijl zij in de gesprekken met hen, die aan hun zorg zijn toevertrouwd, opmerkzaam moeten zijn op de wegen waarlangs en de wijze waarop God het belieft de in de prediking vervatte geloofsgeheimen in het leven van de gemeente gestalte te geven. Maar dat niet alleen. Uiteindelijk rusten ambtsdragers niet zichzelf toe, maar is het Christus zelf die tot dat dienstbetoon in de gemeente wil toerusten.
Maar toerusting door de Here zelf heft de zelfwerkzaamheid niet op. En, heel eerlijk, ontbreekt het daaraan niet te veel? Ook in onze kerken schuiven veel jonge ouderlingen met een minimum aan bagage de ouderlingenbank in. Bij velen is te weinig zicht op de vraag welke Schriftuurlijke en confessionele ingrediënten de rechte reformatorische prediking bepalen. Hun samenwerking met de predikant draagt veelal meer het kenmerk van stilzwijgende volgzaamheid dan van oplettende ambtelijke begeleiding. Naar mijn vaste overtuiging zou veel prediking voller, rijker, dieper, appellerender, ontdekkender en meer vertroostend zijn, wanneer de ouderlingen hun predikant met méér praktische aanwijzingen, broederlijke adviezen, in de gemeente opgedane indrukken en niet in de laatste plaats ook met gedachten vanuit eigen geloofsbeleving in de persoonlijke omgang met Gods Woord, terzijde zouden staan.

Hoe moet ik het zeggen
Het niet functioneren van het ambtelijk toezicht op de prediking kan ook teruggaan op angst voor fricties. Praten over de prediking in de broederkring houdt voor sommigen zo gauw het risico in van aanvaring met de predikant. Ook kan er zo gauw het ongenoegen van de medebroeders door worden opgeroepen. Hoe moet ik mijn mening zeggen om te voorkomen dat de goede relatie met mijn predikant eronder lijdt?
Ja, hoe moet ik het zeggen, is in de kerk een heel belangrijke vraag. In alle kerkelijke verhoudingen gaat er tot schade en schande veel mis door verkeerd gekozen woorden en door veronachtzaming van wat Gods Woord ons over de onderlinge communicatie in de gemeente voorschrijft. Lezing van het boek der Spreuken kan hier uitkomst bieden. Oefening in zorgvuldige woordkeus, in behoedzaamheid en geduld, in vergroting van het vermogen om positief bedoelde kritiek op waarlijk christelijke wijze te incasseren, het behoort alles evenzeer tot de toerusting voor het ambt.
Altijd zullen we in ons spreken, ook over de prediking, bedacht moeten zijn op het gevaar van escalatie dat in één verkeerd gekozen woord of in een kwetsend overkomende kwalificatie gelegen kan zijn.
Het ergste wat ik als kerkeraadslid (overigens niet in de gemeente waartoe ik thans behoor) eens meemaakte, was de denigrerende opmerking van een ouderling-banketbakker na de zondagmiddagpreek van zijn predikant: „als ik mijn koekjes zou bakken zoals u uw preken maakt dan hield ik geen klant over." Wel duidelijk maar verschrikkelijk in zijn gevolgen. Het gevolg is geweest dat de banketbakker-ouderling nadien geen preken van zijn predikant meer afnam en dat dominee zijn bestelling voor banket elders plaatste. Een voorbeeld in extremis zult u zeggen. Jawel, maar op grove en verfijnde wijze komt dit voorbeeld in allerlei variaties méér voor dan u en ik denken en weten. Overigens zij opgemerkt dat praten over de prediking in veel gevallen een positief en geen kritisch karakter kan hebben. Zelfs kritische geluiden kunnen in een positieve toonzetting worden doorgegeven.
Laten ambtsdragers, ook in het gezamenlijk betrachten van hun verantwoordelijkheden voor de gang der dingen in Christus' gemeente de vruchten van de Geest: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing (Galaten 5) aan de dag leggen. Dan kan er veel. Dan zal er altijd een klimaat zijn om binnen de kerkeraad diepgaand en in toetsende zin ook over de prediking te spreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1994

De Wekker | 16 Pagina's

Toezicht op en gesprek over de preek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1994

De Wekker | 16 Pagina's