Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zondag, dag als alle dagen (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zondag, dag als alle dagen (II)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige bijdrage eindigde met de vraag hoe de handelwijze moet zijn van een kerkeraad, die pastoraal te maken heeft met broeders en zusters die regelmatig op zondag (moeten) werken. Een simpel standaardantwoord daarop is niet mogelijk.
Het meest directe en eenvoudige antwoord zou zijn: het vierde gebod „zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen,...". Laat over Gods wil met betrekking tot de zondag geen onduidelijkheid bestaan.
En zondag 38 van de Heidelbergse Catechismus is al even duidelijk als het gaat om de vraag hoe de zondag in het leven van de christen ingericht dient te zijn. Al wat aan zondagswerk buiten de sfeer van de medische verzorging, verpleegkundige hulp en de allernoodzakelijkste voorzieningen in de verzorging van vee ligt, dient door de kerk en haar leden, als zijnde tegen Gods gebod, te worden afgewezen. In een maatschappelijk bestel als wij kennen, is de beschikbaarheid van politie, brandweer, GEB-personeel, beveiligingsbeambten en servicemonteurs (om maar enkele voorbeelden te noemen) op zondag weliswaar noodzakelijk, maar christenen moeten de waarneming van deze functies maar aan buitenkerkelijken c.q. ongelovigen overlaten.

Te simpel en bovendien hypocriet
Met zo'n simpel antwoord zijn we natuurlijk niet klaar. Behalve simpel zou het ook een beetje hypocriet zijn. Direct of indirect wèl van allerlei zondagsarbeid profiteren, maar er geen verantwoordelijkheid voor nemen is iets, dat evenmin met de boodschap van het Evangelie correspondeert. Met dit antwoord zijn we er dus niet uit. Wat evenmin als een goede oplossing kan gelden, is de nogal eens gehoorde opvatting dat Gods Woord, dus ook de daarin vervatte aanwijzingen voor de viering van Gods dag, geschreven is in een tijd, waarin men er nog geen enkele notie van had tot welk hoog ontwikkeld en ingewikkeld peil de menselijke samenleving door de eeuwen heen zou evolueren. Zo op de manier van: met wat God toen heeft laten vastleggen, kunnen wij in onze tijd niet meer uit de voeten, althans niet in absolute zin. Deze oplossing brengt ons ook niet verder. Wij geloven immers dat naar zijn bedoeling Gods gebod rond de rustdag van toen, zijn betekenis en opdracht voor nu niet heeft verloren. Doordat dit gebod in zijn naleving voor ons als nieuwtestamentische gemeente in de viering van Christus' opstanding er alleen nog maar een diepere dimensie bij heeft gekregen, zou men zelfs kunnen stellen dat ons, uit dankbaarheid voor wat Christus voor ons deed en verwierf, aan de viering van die dag extra veel gelegen zou moeten zijn. Dan is er ook nog de stelling dat het helemaal niet zo zeker is dat de viering van de zondag als specifiek christelijke feestdag ook werkelijk teruggaat op een bindend gebod van God daartoe. Wie de ontstaansgeschiedenis van de zondag natrekt, zo weten sommigen, stuit op meer menselijke initiatieven tot de instelling van die dag dan op Goddelijke aanwijzingen daartoe.
Zondag was oorspronkelijk de eerste dag van de joodse week, die met de sabbat eindigt. Voor de christenen was deze dag heilig als de dag van de opstanding des Heren, niet als specifieke rustdag. Justinus Martyr sprak van een plechtig vieren van deze dag des Heren, die hij de „dag van de zon" noemde, wat waarschijnlijk een toespeling is geweest op de „dag van de onoverwinnelijke zon" die in de Mithras-religie werd gevierd. In de Romeinse Keizertijd is het christendom met deze heidense religie in heftige concurrentie geweest en dat zou sterk hebben bijgedragen aan het accentueren van de zondag als christelijke feestdag.
Daarnaast wordt dan gewezen op de strijd tussen christendom en jodendom rond de betekenis van de sabbat. Vanuit de christelijke optiek werd de sabbat gezien als een deel van de zogenaamde ceremoniële wet, die met Christus' komst haar kracht had verloren. En zo kreeg de dag des Heren het karakter van een christelijke rustdag. Als belangrijke factor in de geschiedenis van de zondag wijst men ook wel op Constantijn de Grote, die heiliging van de zondag nastreefde door op die dag verschillende economische, juridische en politieke activiteiten te verbieden.

Anticiperen op de vrede van Gods volk aan het einde der tijden
Naar de middeleeuwse opvattingen werd de zondag als een christelijke sabbatdag beschouwd. Het was Thomas van Aquino die stelde dat de kerk Goddelijke volmacht heeft gehad om de sabbat door de zondag te vervangen. Luther onderscheidde scherp tussen sabbat en zondag: de eerste zag hij als een joodse, voor de christenen voorbije ceremonie, de tweede als een kerkelijke instelling, nodig om het Woord Gods te horen. Calvijn, die het nodig vond dat de gemeente op één dag onder de Woordverkondiging zou samenkomen, zat op hetzelfde spoor. Nog weer later wilde men de zondag toch weer als de christelijke sabbat zien en bracht men (Amesius en Voetius b.v.) het gebod tot de sabbat op de zondag over. Dat werd dan weer bestreden door Coccejus, die het sabbatsgebod voor de kerk niet bindend achtte.
Met een beroep op de ontstaansgeschiedenis van de zondag en vooral ook op het argument dat wij de zondag in elk geval niet wettisch moeten vieren, wordt door mensen, die bij zondagsarbeid zijn betrokken, de betekenis van de zondag nogal eens gerelativeerd. Men wijst er dan bovendien ook nog graag op dat in ons Nederlandse cultuurpatroon de zondagsviering wel een erg streng karakter heeft in vergelijking met de omliggende landen, zoals Duitsland, waar men 's-morgens ter kerk gaat en 's-middags zo nodig hooit of gras keert.
Met de stelling dat de opvattingen rond de zondag in de geschiedenis van de kerk niet altijd even overtuigend zijn geweest, kunnen we het wel eens zijn. Toch is het geheel in de lijn van Gods Woord om te stellen dat de Here God Zijn kerk van het Nieuwe Testament evenzeer een rustdag gunt zoals Hij Zijn volk van de oude bedeling gaf, nu in het bijzonder om Christus' opstanding te vieren en nu reeds te anticiperen (vooruit te grijpen) op de vrede van Gods volk aan het einde der tijden. Daarom moet die dag de kerk heilig zijn en voorzover het in haar vermogen ligt, is het haar roeping invloed op de samenleving uit te oefenen om de viering van de zondag ook voor de toekomst veilig te stellen. De kerk mag en kan dat natuurlijk nooit doen als machtsinstituut, maar wel als draagster van het Woord van God, dat met recht invloed en heerschappij in de samenleving opeist. Met de boodschap van het Evangelie en de daarin vervatte aanwijzingen voor een heilig leven, ook op het punt van de zondagsheiliging, mag de gemeente van Christus zich nooit aanpassen aan een geseculariseerde wereld.

Beroepskeuze
En nu staan we in de spanning tussen dit gegeven en de werkelijkheid van de samenleving zoals deze zich aan ons voordoet en waarvan we in alle sferen van ons bestaan deel uitmaken.
Als we in onze ambtelijke praktijk met de beoordeling van zondagsarbeid bij leden der gemeente te maken krijgen, zullen we - dunkt mij - om te beginnen onderscheid moeten maken tussen arbeid die gericht is op de voortgang, verzorging en beveiliging van het leven van mens en dier en werk waarbij het gaat om optimalisering van produktieprocessen, om het verkrijgen van het hoogste rendement en waarborging van concurrentieposities; arbeid dus die duidelijk het winstelement bedoelt te bevorderen. Om concreet te zijn: de directeur van het transportbedrijf, die zijn chauffeur adviseert al op zondag te gaan rijden om sneller grenzen en douanes te kunnen passeren, miskent Gods gebod en bedoeling met betrekking tot de zondag en verdient een pastorale correctie.
Vraagt hij dit als ongelovige van zijn christelijke chauffeur, dan zal deze laatste het recht en in elk geval de plicht hebben zijn principaal erop te wijzen dat uitvoering van dit verzoek (of opdracht) niet in zijn christelijke levenspatroon past.
Wie kiest voor een betrekking in een bedrijf dat winst beoogt te maken en waaraan de voorwaarde van regelmatige zondagsarbeid is verbonden, zal als christen op zijn of haar gebondenheid aan het gebod van God moeten worden aangesproken. Dat moet dan overigens wel zorgvuldig en liefdevol gebeuren. In de beoordeling van broeders en zusters, die bij zondagsarbeid betrokken zijn, zal bijvoorbeeld niet mogen worden voorbijgezien aan de vraag hoe men kerkelijk en geestelijk praktizeert. Als men in het algemeen trouw is in de waarneming van de samenkomsten der gemeente en in alle dingen blijk geeft het leven volgens het Evangelie in te richten, dan mag dat voor een kerkeraad een indicatie zijn dat men te maken heeft met gemeenteleden die over hun verantwoordelijkheid op het punt van de zondagsarbeid niet luchtig heenleven. Maar men mag en moet verantwoording vragen.
Verder zou er aan te denken zijn dat bij het catechetisch onderwijs of in de prediking over zondag 38 van de Heidelbergse Catechismus ook het onderwerp beroepskeuze meer aandacht krijgt. In beginsel staan alle eerzame beroepen voor christenen openen, maar het kan in deze tijd goed zijn zich bij het maken van een keuze rekenschap te geven van de mogelijkheid dat men in een bepaald beroep of vak tot werken op zondag kan worden verplicht. Ik denk in dit verband aan een jongen uit onze kerken die politieagent wilde worden. Hij moest daarbij dienst op zondag incalculeren. Op zichzelf leverde die gedachte hem geen problemen op. Ook de kerkelijke gemeente waartoe hij behoorde niet. Terecht. „Goed dat er politie is, ook op zondag". Maar de jonge broeder, die het in zaken van geloof en leven serieus nam, kwam in moeite toen tot zijn zondagse diensten ook behoorde de surveillance in en langs de voetbalstadions. Hij stond en liep zijn (rechtvaardige) ziel daar voortdurend te kwellen. Wie journalist voor een van de grote dagbladen wil worden, dient te bedenken dat hij ook gevraagd kan worden bij grote evenementen op zondag aanwezig te zijn. Wie denkt aan stuurman of machinist op de grote vaart, weet dat het schip ook op zondag doorvaart en dat alleen als de machines draaien. Aan de functie van hostess en informatrice bij de VVV zijn in het hoogseizoen zondagse diensten verbonden. Een functie bij de douane idem dito. Beroepsmilitair zijn betekent ook van tijd tot tijd dienst op zondag. Wie voor de marechaussee kiest kan te eniger tijd op Schiphol ook zondag achter de terminal terecht komen om de in- en uitgaande luchtreizigers te controleren. Deze voorbeelden zijn nog met een x-aantal aan te vullen. Ik zeg niet dat bij al deze beroepen voor de christen het licht op rood staat.
De kerk heeft tot taak haar leden op het punt van de beroepskeuze in dèze zin geestelijke leiding te geven dat mensen, die voor de keuze van een beroep staan waaraan zondagsarbeid is verbonden, de aard van het werk goed overwegend, in persoonlijke verantwoordelijkheid tegenover de Here een beslissing kunnen nemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1994

De Wekker | 16 Pagina's

Zondag, dag als alle dagen (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1994

De Wekker | 16 Pagina's