Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rosj Hasjana en Nieuwjaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rosj Hasjana en Nieuwjaar

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ene Nieuwjaar is het andere niet-
In de titel gaat het twee maal over Nieuwjaar. „Rosj Hasjana" (letterlijk: hoofd/begin van het jaar) is de naam van de Nieuwjaarsdag, die de Joden vieren. En met „Nieuwjaar" bedoelen we het laatste deel van Oud en Nieuw; het startpunt van een nieuwjaar volgens de gewone jaartelling. Rosj Hasjana en Nieuwjaar zijn kalenderbepalingen. Maar ze vallen niet op dezelfde dag; ze volgen niet dezelfde telling; ze hebben niet hetzelfde karakter. Het ene Nieuwjaar is het andere niet. En daarover willen we in dit artikel een paar opmerkingen maken.

Twee data
Het Joodse Nieuwjaar wordt niet gevierd op 1 januari, maar op een datum in de herfst. Op de Joodse kalender is dat de eerste dag van de maand Tisjri. Welke datum dat is op onze kalender is niet bij voorbaat te zeggen. Dat verschilt bijna elk jaar. We stuiten hier op het feit, dat de Joden er - tenminste voor hun godsdienstige aangelegenheden - een andere kalender op na houden dan de algemeen verbreide kalender. Ons Nieuwjaar valt in de midwinter, wanneer de zonnewende heeft plaatsgevonden en de donkerste dag achter ons ligt. Men heeft wel gezegd: zoals naar Joodse opvatting de dag 's avonds begint („het was avond geweest en het was morgen geweest; de eerste dag" - Gen. 1 : 5), zo begint ook Rosj Hasjana in de herfst; eerst is er donkerheid, dan komt er licht.

Tweeërlei oorsprong
Op het eerste gezicht lijkt het te gaan om een klein verschil. Dat wordt anders, wanneer we eraan denken, dat de Joden de viering van hun Nieuwjaarsdag terugvoeren op een bijbels gebod. Veel aanwijzingen geeft het Oude Testament overigens niet. De meeste gegevens voor de datum en het karakter van de Nieuwjaarsdag putten de Joden uit hun rabbijnse overleveringen. Slaan we de gegevens uit het Oude Testament op dan moeten we er rekening mee houden, dat de Nieuwjaarsdag daar een andere naam heeft: Jubeldag (Num. 29 : 1) ook wel genoemd Dag van Bazuingeschal. In deze tekst uit Numeri en ook in Lev. 23 : 23-25 lezen we het gebod om deze dag te gedenken. Wie de teksten nauwkeurig leest zal opmerken, dat er wel gesproken wordt van de eerste dag, maar niet van de eerste maand. Dat is inderdaad een merkwaardige situatie. Het Joodse Nieuwjaar valt op de eerste dag van de zevende maand. Dat hangt samen met een kalenderwijziging, waarvan we lezen in Exodus 12:2, waar de Here tegen Mozes en Aaron zegt over de maand Niesan: „Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal de eerste der maanden van het jaar zijn." Met andere woorden: Niesan was niet de eerste maand van het jaar, maar vanwege het grote belang van de uittocht wordt deze maand door God uitgeroepen tot de eerste maand. De 1e Niesan zou je kunnen noemen: de Nieuwjaarsdag van Israëls volksbestaan.

Van onze Nieuwjaarsdag is te zeggen, dat er geen bijbels gebod is deze dag te vieren. Onze Nieuwjaarsdag is zelfs niet van christelijke oorsprong. Toch heeft deze dag een min of meer christelijk karakter gekregen toen de kerk in de 7e eeuw bepaalde, dat op die dag de besnijdenis van Christus zou worden gevierd. Ook is de christelijke jaartelling gekoppeld aan de Nieuwjaarsdag. In vele kerken komt men op die dag samen om eredienst te houden. Wat van oorsprong een heidens midwinterfeest was, is in bepaalde opzichten omgebogen tot een christelijke feestdag. Overigens niet met ieders instemming, want vele kerkelijke vergaderingen hebben in de tijd van de Reformatie en daarna geprobeerd de Nieuwjaarsdag van de kerkelijke kalender af te voeren; bijna altijd zonder succes.

Twee tellingen
Het onderscheid tussen Rosj Hasjana en Nieuwjaarsdag wordt nog groter als we de jaartelling erbij betrekken. De Joodse jaartelling gaat terug tot op de schepping van de wereld. Volgens Joodse berekening leven we momenteel in het jaar 5755 A.M., Anno Mundi. dat is: in het jaar van de schepping. Het Joods Nieuwjaar gaat dan ook niet alleen de Joden aan, maar de hele wereld, zoals in een Joods gebed treffend tot uiting komt:

„Heden is de geboortedag van de wereld, heden worden alle schepselen ten gerechte gedaagd, hetzij als kinderen of als knechten. Ziet Gij ons als kinderen aan, ontferm U over ons als een vader over zijn kinderen; ziet Gij ons als knechten aan, dan smachten onze ogen hopend op U, tot Gij U onzer ontfermt, en rein als het zonlicht ons recht volvoert. Ontzagwekkende! Heilige!"

Naast de Nieuwjaarsdag van Israëls volksbestaan kennen de Joden dus ook Nieuwjaarsdag van de wereld. En dat is nog niet alles, want er is ook nog een Nieuwjaarsdag van de Bomen. En in het dagelijks leven houdt men onder de Joden ook nog rekening met de gewone kalender.

Heel anders is het gesteld met de christelijke jaartelling, die in het jaar 525 door Dionysius Exiguus, een abt uit Rome, is uitgedacht en in de 15e eeuw algemene ingang in West-Europa vond. Op Nieuwjaarsdag zijn we het jaar 1995 binnengegaan. Nauwkeuriger gezegd: het jaar 1995 A.D. Anno Domini, dat is: in het jaar van de Heer. Dat wil zeggen: we leven nu 1995 jaar na de geboorte van de Here Jezus Christus. Geleerden hebben uitgerekend dat het niet helemaal precies klopt, maar dat doet aan het karakter van de jaartelling niet af. Wij tellen vanaf Jezus Christus.
Er is een vóór en na Jezus Christus. De geschiedenis heeft een midden gekregen. De tijd is onder het beslag van Jezus Christus gekomen. Zonder twijfel zijn daar goede en mooie dingen over te zeggen. Toch roept het ook diepingrijpende vragen op. Hoe kan Jezus het midden van de geschiedenis zijn, als in het Evangelie verkondigd wordt dat met zijn komst de volheid des tijds, het laatste der dagen, is aangebroken? Hoe moeten we onze tijd - dus ook 1995 - als tijd na Hem waarderen? Is de wereld niet even gewelddadig, even onverlost, even duister als voor de opgang van het Licht? Als wij tegenover de jaartelling A.M. onze jaartelling A.D. stellen, is de vraag van Joodse zijde onontwijkbaar, waaruit dat beslag van Jezus Christus (Messias) op de tijd blijkt? Kunnen wij wel spreken van een „christelijke" tijd? In ieder geval zal elke gedachte van superioriteit, alsof onze jaartelling dan toch maar gezegevierd heeft over elke andere, over boord gezet moeten worden.

Tweeërlei karakter
Het Joodse Nieuwjaar wordt gekenmerkt door ingetogenheid. Het is een ernstige dag, zoals al blijkt uit de verschillende namen: Dag van Bazuingeschal, Dag van Herinnering, Dag van Oordeel. De overlevering vertelt, dat er in de hemel een symbolisch boek is. Alle daden van de mensen zijn erin opgetekend; de goede en de slechte. Op Nieuwjaarsdag ligt dit boek open en God leest erin. Op grond van wat Hij leest van ieder mens, bepaalt Hij de levensloop van het nieuwe jaar. Die beslissing neemt Hij tien dagen later, op Grote Verzoendag. Het is zaak om in deze dagen tot inkeer te komen en goed te maken wat fout is gedaan. Het blazen op de bazuin (de sjofar) onderstreept de ernst. Er wordt op ieder mens een appèl gedaan. Toch heeft de Nieuwjaarsdag ook een feestelijke kleur, want er is hoop. God wil immers de boetvaardigen opschrijven voor een goed Nieuwjaar. De gelegenheid tot omkeer is een bron van nieuwe mogelijkheden.
Als we zoeken naar het karakter van onze Nieuwjaarsdag, is er weinig te vinden. De wezenlijke dingen over de tijd worden in de kerk gezegd bij het einde van het kerkelijke jaar, wanneer we stilstaan bij het laatste dingen; bij het begin van het nieuwe kerkelijke jaar (Advent), wanneer we stilstaan bij de verwachting van Jezus' komst in de (eind)tijd; bij het Kerstfeest, wanneer we erbij stilstaan dat het Woord vlees is geworden. Onze Nieuwjaarsdag heeft geen eigen karakter. Een relatie tussen Jezus' besnijdenis en de Nieuwjaarsdag is er niet. Nieuwjaarsdag is „slechts" het begin van een nieuw jaar A.D. En het knallen en ontkurken, het uurwerk (klokslag twaalf uur) en het vuurwerk, het weemoedig omzien en de goede voornemens vallen onder volksvermaak en menselijke eigenaardigheden.

De jaren tellen
Er zijn vele verschillen tussen Rosj Hasjana en onze Nieuwjaarsdag. Maar één ding hebben ze gemeen: beide tellen de jaren. En beide zeggen: er is een begin en er is een einde. Alleen als christenen voegen we daaraan toe: er is ook een storing in de tijd. En die brak aan toen Jezus kwam. Hij woelde de zonde-tijd om en bracht de nieuwe tijd. In zijn komst en in de uitstorting van de Heilige Geest is de toekomst al in het heden gekomen. Door in zijn naam te geloven mogen we nu al delen in die toekomst. Eens zullen de jaren van deze wereldtijd geteld zijn en zal het einde komen. En we geloven dat in dat einde Hij zal verschijnen, die wij vanuit Israël hebben leren kennen als Redder der wereld, de Messias van Israël. En dan zal God zijn alles en in allen.

Arnhem, M.W. Vrijhof

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1995

De Wekker | 16 Pagina's

Rosj Hasjana en Nieuwjaar

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1995

De Wekker | 16 Pagina's