Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zekerheid bij Kuitert (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zekerheid bij Kuitert (VI)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bevinding als restant van christelijkheid
Kuitert heeft aan het eind van zijn boek een pleit gevoerd voor mystiek en bevinding. Beide begrippen zijn echter op een zodanige manier omgevormd, dat men er nog ter nauwer nood de resten in herkent, ik zeg niet van het christendom, maar van een residu van christelijkheid. Het is een vage, algemene, gevoelsmatige, enigszins droeve en tragische godsdienstigheid, die zich vooral niet mag uiten in de leer, maar die in de diepe lagen van het gevoel gezocht moeten worden.
Drie voorbeelden van mystiek zijn het die illustratief naar voren gehaald worden. De mystiek van Augustinus, die van Jan Luyken, en die van Matthias Claudius. De eerste kent volgens Kuitert een mystieke verlichting, de tweede ervaart God in zichzelf, de derde weet dat wij in Gods handen zijn. Voor dit laatste model kiest Kuitert.
Binnen deze ervaring van „in Gods handen zijn" bouwt hij vervolgens zijn eigen binnenwereldlijke ervaring op, die te herleiden is tot stemming, liever „gestemdheid" genoemd, een term die wil aangeven dat God slechts ervaarbaar is in de wereld en dan met name in wat die wereld in ons losmaakt. Dan kan er sprake zijn van verwondering, of ook van verbijstering. Die behoort bij de bevinding dat we ergens heen kunnen met onze emoties.
Een tweede categorie van ervaring ziet Kuitert in de berusting. Dat klinkt ietwat lijdelijk, maar het hoort er nu eenmaal bij: het berusten in het onvermijdelijke. Dat kan uitlopen op een creatief aanvaarden van de dingen en de gebeurtenissen. Dan komt men er hoe dan ook toch door heen.

Persoonachtige transcendentie
Het allerlaatste, wat in deze wereld van bevinding en ervaring overblijft is het besef dat de echte God boven alles uitgaat. Maar die transcendentie (Iets, waar niets boven uitgaat), ziet Kuitert als het blijvende: God achter God, d.w.z. God, of een persoonachtige transcendentie, achter of voorbij onze voorstellingen, ontwerpen, zoekacties, God, zoals Hij „hoger niet gedacht kan worden".
Zo duidde Anselmus in zijn godsbewijs het bestaan van God aan. En hij achtte het daarmee bewezen. Kuitert noemt dit persoonachtige transcendente „wezen" ook God. Hij begeeft zich daarmee in de traditie van de grote wereldgodsdiensten die immers, joods, islamitisch of christelijk (het doet er eigenlijk niet toe) als ze zijn, alle drie een persoonachtig wezen benoemen.
Ik kan nu wel begrijpen dat uit het hele boek dit overblijft: een op ervaring berustende idee van transcendentie. Een erotisch gevuld gevoel voor godsdienstigheid. Een onbegrijpelijke greep naar datgene wat hoger niet gedacht kan worden. Een op algemene termen berustende innerlijkheid, die zich met rationele hartstocht afkeert van de traditie, van de kerk vooral, van de leer, van de openbaring. En die wonder boven wonder toch weet te spreken over een „persoonachtige" hoogste macht achter alles, voorbij alles, boven alles en vooral in alles in de wereld.
Het irrationele binnen dit hele systeem (want dat is het onverbiddelijk) is de verzoening, die nergens op slaat. Het kruis dat helemaal geen plaats heeft en er toch zou moeten zijn volgens Kuitert, omdat dit de bijdrage is van het christendom aan de wereldgodsdienstigheid.

Een zaad van religie?
Wat in het boek overblijft is iets, wat mij deed denken aan Calvijns betoog over het semen religionis, een soort religieus zaadje, dat hier of daar nog in een mensenziel te vinden is. Een spoortje van een goed verleden. Maar zonder belofte voor enige toekomst. Een hoogste macht, maar dan zonder effect, omdat ze aan alles voorbij is. Er rest niets meer dan gevoel, een beetje melancholiek, een tragisch aandoende berusting, en vooral het „te raap liggen" voor wat Kuitert „God" noemt. Waarom zou ook dit godsbeeld van de transcendente persoonachtigheid niet een poging zijn om zich, nu hij zich ontdaan heeft van openbaring, Christus en de kerk, op de been te houden? Dit „te raap liggen" als de hoogste vorm van lijdelijkheid, van berusting, van het opgeven om God werkelijk te zoeken of men Hem ook vinden mocht?
„Of zij Hem immers tasten en vinden mochten, hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van ons" (Hand. 17:27).
Wat dit betreft blijft Kuitert, zo lijkt het ons toe, niet zo ver achter bij de wijzen van de Areopagus van wie Paulus kon zeggen dat zij alleszins gelijk als godsdienstiger waren. Maar wat Paulus verkondigde omtrent de „persoonachtige transcendentie" ging uit van Openbaring, van Christus, van de Geest. Daarom had hij een boodschap. Deze is compleet verdwenen bij Kuitert.
Het restant is een vaag religieus gevoel en een onduidelijk op duizend manieren te interpreteren beeld van God, waar het ook vandaan mag komen, bij de joden vandaan, bij de islamieten, of misschien bij onze eigen moeder. Een Macht, God als Schepper en Onderhouder. Maar God zonder Christus, zonder de Geest van Christus, zonder de kerk van Christus. Want wanneer Christus zegt, dat niemand God kent, of ooit gezien heeft, of ook maar bedenken kon, en dat Hij, Christus, Hem ons geopenbaard heeft, uitgelegd, geëxegetiseerd (Joh. 1:18), dan zegt Kuitert: kom nou, dat hebben christenen Hem in de mond gelegd. Hijzelf is er niet meer. Hij is verleden tijd. Men kan met Hem ook geen relatie meer hebben. Dat Hij God uit God was is een verdichtsel, een ijdelheid. Dat de kerk zoiets nog altijd in haar liturgie belijdt kan haar vergeven worden, omdat zij op die manier de grootmoeders die zich niet van hun eigen verstand willen bedienen, kunnen tevreden stellen. Maar het is voorbij.

Is Kuitert voorbij?
Men is geneigd om te zeggen: maar dan is Kuitert ook voorbij. Dan is alles wat er aan specifieke, krachtige, leerstellige waarheid ooit werd gekend en geweten voor hem voorgoed voorbij. Dan deden we beter dat ook maar te zeggen. En er mee af te rekenen. Maar helaas. Kuitert spreekt niet voor zichzelf. Hij vertolkt wat, naar ik meen enkele duizenden in Nederland aan religiositeit hebben overgehouden, nadat zij de gereformeerde leer en de gereformeerde kerken de bons hadden gegeven. Kuitert is niet voorbij. Hij zegt nog steeds: maak je borst maar nat. Hij spreekt voor die allen, die menen dat zij vanuit hun religieus gevoel hun God kunnen zoeken, wie en waar en hoe Hij ook maar mag zijn. En daarin is Kuitert een teken. Een duidelijk signaal voor wat een mens overhoudt, die weigert, omdat en voorzover hij „een beetje mens is" om zich aan het kruis van Christus gewonnen te geven.
Het kan echt niet meer, zegt Kuitert en velen met hem. Het heeft echter nog nooit gekund. Het is altijd onbestaanbaar geweest. Het was immer, reeds op Golgotha en in de verkondiging terstond daarna, een ergernis en een dwaasheid, dit kruis van Christus. Er was en is zelfs genade nodig om te leren roemen in het kruis, waardoor een mens voor de wereld gekruisigd wordt en de wereld voor hem. Kuitert is geen verleden tijd. De opgang van zijn boeken bewijst het. Ze worden gepromoot terwille van een groot publiek dat door het christendom is heengeslagen, zonder ooit de levende Christus door zijn Geest te hebben leren kennen.
We bewijzen aan de zaak geen dienst door te ontkennen, dat voor velen het christendom, de traditie, de kerk, de genade, de levende Christus, de Heilige Geest voorbij is.
Maar dat is welbeschouwd niet goed gezegd. Het is voor hen niet voorbij, het is er in waarheid voor hen niet en nooit geweest. Wat overblijft was er reeds te voren, het onbekeerde en onbekeerlijke hart dat van genade niet wil weten en voor genade niet wil buigen. Dat gaat, als God niet zelf ingrijpt, nooit voorbij. Het blijft tot in de eeuwige nacht als God het niet verhoedt.

Geen theologische of wetenschappelijke egards
Dat is het bitterste, het meest schrikwekkende wat we hebben te zeggen inzake de „zekerheid" die Kuitert heeft te bieden. We zouden er met theologische vriendelijkheden en met een burgerlijkwetenschappelijke buiging in Kuiterts richting kennis van kunnen nemen en zeggen: „maar het is knap bedacht". Maar dat is ons helaas onmogelijk.
Onze afwijzing van deze weg der zekerheid is volstrekt en tot op de wortel. Het is een weg van godsdienstigheid zonder God, van zekerheid zonder wéten, van vertrouwen zonder grond, van bevinding zonder realiteit dan die van het eigen gevoel. Het is een weg zonder bevrijdende waarheid van God en over God. Het biedt, wat er ook aan bod komt, geen enkele grond meer onder de voeten. Het boek behoort bij die verleden tijd die blijft meewegen. Want het was beter nimmer iets geweten te hebben dan mét deze kennis het te wagen naar de „persoonachtige transcendentie" het oog op te slaan. Zal men grond onder de voeten hebben, dan zal ze gevonden worden bij het kruis van Golgotha, onze enige hoop, en bij die theologie die daar ontstaat.
Zij, deze theologie, zal ook de gedachten tot gehoorzaamheid willen brengen aan Christus en zijn kruis. Het is de vaste rots van ons behoud. Zij biedt kennis, waarachtige en levende kennis. En zij biedt inderdaad vertrouwen. Niet onaangevochten, niet onbestreden.
Maar een kennis en vertrouwen dat ons vastheid biedt omdat wij onze zaligheid „buiten onszelf" in Christus zoeken én vinden, dat is zelfs tegen alle eigen bevinding in. Eerst daar is de vaste grond voor wie geen grond onder de voeten voelt.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1995

De Wekker | 16 Pagina's

Zekerheid bij Kuitert (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1995

De Wekker | 16 Pagina's