Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De idee van een federatie (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De idee van een federatie (V)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze laatste bijdrage liep uit op de vraag of de idee van een federatie ons in het zoeken naar de eenheid van alle gereformeerden verder zou kunnen helpen. Is het de moeite waard om in deze richting te denken? Die vraag is niet van vandaag, ook niet van gisteren of eergisteren. Ze kwam reeds een enkele maal ter sprake op onze synode. Een uitvoerig rapport over de kwestie is te vinden in de Acta van de generale synode van 1980, blz. 150v, waar de visie van de deputaten van toen is te vinden.
We nemen het gedeelte dat op de federatie- gedachte betrekking heeft in zijn geheel over. En we willen een volgende keer terugkomen op de vraag hoe de kwestie op de Synode én op de Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken werd besproken. Nu eerst de tekst uit het deputatenrapport.

De federatie-gedachte
De synode van 1977 gaf deputaten ook de opdracht „te onderzoeken in hoeverre de gedachte van een 'federatie' bruikbaar is en zo mogelijk dienaangaande met voorstellen te komen" (Acta, artikel 118 sub 8).
De landelijke vergadering van 1978 besloot „de commissie op te dragen nader te bestuderen op welke wijze de eenheid verder gestalte kan krijgen daarbij de federatie-gedachte te onderzoeken en hierover met de christelijke gereformeerde deputaten te spreken". Tijdens verscheidene samensprekingen is dit onderwerp dan ook uitvoerig aan de orde geweest.
Het standpunt waarvan deputaten daarbij uitgingen luidt aldus: Het kerkverband is zelf een federatief verband (Voetius). Er is reden om in het kader van het gereformeerde kerkrecht voorzichtig te zijn met een federatie van kerkverbanden: men kan zich ervan bedienen om elkaar niet los te laten en toch aan de eis tot wezenlijke eenheid te ontkomen.
Een federatie zou alleen te aanvaarden zijn als stap in een proces van vereniging op basis van (h)erkenning van elkaar als kerken van Christus. Anders zou er sprake zijn van een institutionalisering van de pluriformiteit. Wanneer zou blijken dat een federatie niet functioneert als weg tot het doel dat de Christelijke Gereformeerde Kerken blijkens synode-uitspraken ten aanzien van de Nederlands Gereformeerde Kerken beogen, nl. eenheid tussen beide kerken, moeten we van deze weg terugkomen.
Bij deze standpuntbepaling formuleerden deputaten de volgende „vragen die hierbij overwogen moeten worden":
1. In hoeverre is enerzijds een federatie een zoveel omvattende zaak, dat ze gefrustreerd wordt door de geringe omvang van wat plaatselijk bereikt werd?
2. In hoeverre kan anderzijds een federatie stimulerend werken op de voortgang van plaatselijke contacten, daar waar iets begonnen is?
3. Moet een federatie niet alleen dan aanvaardbaar worden geacht wanneer deze voor de plaatselijke verhoudingen betekent dat dáár waar nu nog „niets" is, toch minimaal kanselruil tot stand kan komen?
4. Is er classicaal méér mogelijk dan het zenden van waarnemers eventueel met adviserende stem naar elkaars vergaderingen?
5. In hoeverre is het mogelijk dat we „van onderen af" naar een federatie toegroeien, door uitbouw van de regeling voor het classicaal gestalte geven aan de eenheid (Acta 1974, artikel 112 sub 5), in die zin dat deze regeling op analoge wijze uitgebreid zou worden tot het ressort van een of meer particuliere synoden en vervolgens tot het gehele kerkverband?
6. Op welke gebieden zou landelijke samenwerking mogelijk zijn (zending, evangelisatie, diaconaat, hogeschool...)?

Tijdens de eerste samenspreking waarop dit onderwerp aan de orde kwam, vonden deputaten en commissie elkaar in deze gedachte: een federatie die minder is dan een kerkverband, is te aanvaarden als stap in een proces van vereniging.
Bij een volgende samenspreking bleek dat de Nederlands gereformeerde broeders zich toch weer enigszins distantieerden van de federatie-gedachte, omdat deze huns inziens verschillend geïnterpreteerd kan worden en er in de praktijk niet veel mee te beginnen is. Zij achtten het beter de aandacht te richten op concrete zaken waarin metterdaad samengewerkt kan worden, en van daaruit te zoeken naar samengaan van beide kerkverbanden.
In de daarop volgende discussie kwamen de volgende gedachten naar voren. Enerzijds wordt ervoor gepleit de gedachte aan een federatie te laten varen. Deze heeft bij nader inzien toch iets kunstmatigs. We zullen nu moeten zoeken én naar wegneming van wat het komen tot eenheid belemmert én naar punten waarin we kunnen samenwerken.
Anderzijds wordt er tegen gewaarschuwd een tegenstelling te scheppen tussen samenwerking en eenheid. Het zoeken naar samenwerking mag niet in de plaats komen van het zoeken naar samengaan. Punten van samenwerking moeten stappen zijn op weg naar eenheid. In dat verband vindt de federatiegedachte ook pleitbezorgers. Deze bevat de notie van eenheid die toch nog niet in elk opzicht te realiseren is.
Vanuit de federatie-gedachte kan gezocht worden naar iets in de geest van „ecclesiastical fellowship" en dat is toch meer dan incidentele samenwerking zoals die ook kan bestaan met kerken waarmee geen eenheid wordt gezocht.
Er bestaat tweeërlei wijze van federatie:
- Een organisatievorm waarbij de partijen principieel zelfstandig blijven; voorbeeld: federatie van onafhankelijke staten; doel is dan: samenwerking.
- Een structuur waarbij men beoogt op den duur tot eenheid te komen; voorbeeld: federatie van vakbonden of politieke partijen die een eenheid beogen; doel is dan: samengaan.
Wij zouden ons moeten richten op „federatie" in de tweede betekenis. Nadere overweging van een en ander bracht ook de Nederlands gereformeerde commissie tot het standpunt dat de federatie-gedachte te handhaven is wanneer ze in deze tweede betekenis verstaan wordt. Wel moeten deputaten en commissie concluderen dat het nog niet duidelijk is, hoe aan zulk een federatie gestalte gegeven zou moeten worden.
Het zal daarom het beste zijn daarnaar op zoek te gaan, uitgaande van concrete zaken waarin samengewerkt kan worden.
Als zulke zaken werden door de Nederlands gereformeerde commissie genoemd: het contact en de correspondentie met buitenlandse kerken, rechtstreeks en b.v. via de G.O.S.; de opleiding; samenwerking op
deputatenniveau inzake zending en evangelisatie; liturgische formulieren; een reformatorisch kerkboek; landelijke diaconale taken .

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1995

De Wekker | 16 Pagina's

De idee van een federatie (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1995

De Wekker | 16 Pagina's