De Naam Jezus
„Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die Zijn volk zal redden van hun zonden" Matth. 1:21. „en het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden" Hand. 2:21
Aan de vooravond van het Kerstfeest is het zinvol om aandacht te schenken aan de naam, die aan de Heiland gegeven werd aan het einde van zijn eerste levensweek. Het is de naam JEZUS, die „door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen" (Luk. 2:21). Met grote zorgvuldigheid wordt ons medegedeeld dat de engel Gabriel eerst aan Maria (Lukas 1:31) en daarna aan Jozef (Matth. 1:21) heeft opgedragen aan haar eerstgeborene de naam Jezus te geven.
Die beiden worden dus bij de naamgeving nadrukkelijk ingeschakeld, maar dan wel zo, dat zij in de naamgeving slechts Gods wil hebben te volbrengen. Het indrukwekkende en gedetailleerde optreden van de hooggeplaatste hemelbede wijst erop dat, in de hoogste zin van het woord, alleen de wil van God in het behouden van zondige mensen wordt uitgevoerd.
Terwijl wij mensen bij de naamgeving van onze kinderen nogal willekeurig handelen („als het kind maar een naam heeft..."), laat de Here God niets aan de „loop der gebeurtenissen" over. Wat in Maria's schoot zich voltrekt en straks in een kribbe wordt neergelegd, heeft van ogenblik tot ogenblik Gods hemelse belangstelling. Het gaat immers in het Kerstgebeuren niet maar om een Verlosser naar ònze gedachten, maar aan Hem die aan de eisen Gods en aan Zijn verlossende liefde volmaakt beantwoordt.
Daarop wijst ook de betekenis van de naam. Zoals bekend is het de Nieuw-Testamentische weergave van de naam Jozua, en dat wil zeggen: „Jehovah redt". De Here God die in de loop van Israëls dramatische geschiedenis Zich in machtige verlossingsdaden als b.v. de verlossing uit het diensthuis Egypte heeft geopenbaard, laat nu dat verlossingswerk uit de schaduwen in het licht treden. De Schrift zegt: „het heil is des Heren" en dat houdt allereerst in dat het gaat om Gods belang en om Gods eer. God ging de wereld met Zichzelf verzoenen. Ons belang, ons heil, is daar a.h.w. de keerzijde van. Het gaat er dan ook om dat in òns heil God alleen verheerlijkt wordt. Dat zegt ons ook de naamgeving naar Gods wil. Het is heilvol daarover te mediteren.
Maar dan komt ook het andere, het naar ons toe gerichte. Mensen geven hun kinderen namen om ze van anderen te kunnen onderscheiden. Een tweede is dat we iemand bij zijn naam kunnen noemen, hem aan kunnen spreken. En de keerzijde daarvan is dat iemand leert luisteren en gaat antwoorden, resp. gehoorzamen als hij zijn naam hoort noemen!
Nu draagt de Zoon des mensen verschillende namen. Elk van die namen noemt om zo te zeggen een van de vele aspecten van Zijn verhouding tot God en die tot de mensen. Maar de eigennaam is Jezus. Zo zou Hij onder de mensen bekend staan. Zo wordt Hij in de Evangeliën genoemd. Die naam is aan ons gegeven en die mogen wij met eerbied gebruiken. Deze naam is de vervulling van al het heil dat oudtijds in de naam Jozua lag opgesloten en dat gestalte kreeg in de grote daden die God onder Israël heeft gedaan. Laat die hele verlossingsgeschiedenis op u inwerken en tracht u te realiseren dat de naam Jezus onze volkomen verlossing in zich bergt, duizendmaal rijker dan al wat God in Israëls geschiedenis heeft gedaan!
Hem aan te roepen met de naam die God Hem gegeven en òns bekendgemaakt heeft, betekent dus een gelovig beroep te doen op al hetgeen Hij is in de volheid van Zijn Persoon en in de volkomenheid van Zijn verlossingswerk.
In die relatie - tussen God en ons - worden wij behouden. Behouden - van onze zonden. Dat geldt volgens Matth. 1 van „Zijn volk". Hopelijk zal niemand dat zo opvatten dat je eerst „Zijn volk" moet zijn om voor die verlossing in aanmerking te komen. Het is veeleer , dat wij als zondaren tot Hem komen en tot Zijn volk worden gemaakt en aangenomen. Het redden, verlossen, of zaligmaken (Statenvertaling) is de omschrijving van de volkomenheid van Christus' werk. Dikwijls verschralen wij die betekenis tot het Borgwerk in de engere zin van het woord, namelijk tot Zijn lijden en sterven tot verzoening van onze zonden. Maar de woorden omvatten de totaliteit van Jezus' persoon en werk. Het heil is IN HEM.
Er zijn heel wat mensen die hopen nog eens tot de zekerheid te komen dat om Jezus' wil hun zonden vergeven zijn, zodat ze straks naar de hemel mogen. Dit vraagt echter wel om een correctie. Het verlossingswerk gaat niet op in het slechten van de barrière van onze schuld. Jezus is volkomen Zaligmaker. Dat sluit mede in, dat Hij ons onderwijst, zodat we onszelf leren kennen en Hem. Het betekent dat wij mogen toenemen in de genade en de kennis van Hem. En dat heeft niet alleen betrekking op de schuldvergeving enz., maar op alles wat in de Persoon van Jezus voor ons ligt opgesloten. En dat kent geen grenzen. Het kent een onuitputtelijke diepgang. Het omvat mijn aardse leven met alle moeite en verdriet, met mijn altijd terugkerende zonde en zelfbeschuldiging, maar ook met mijn hunkering naar de volmaaktheid. Hij wordt ons steeds rijker. Menigeen zou het maar het liefst willen weergeven door de versregel „Jezus, leven van mijn leven..."
De Schrift laat ons geen gelegenheid om de gedachte te voeden dat wij ons in eigen kracht tot Jezus omhoog moeten werken. Dat lukt niemand. Maar op de dag van het Pinksterfeest grijpt de geïnspireerde apostel Petrus terug op een woord van de profeet Joël: „het zal zijn dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden".
Aanroepen - eens voor het eerst en altijd opnieuw. Zoals ongelukkige mensen hebben gedaan tijdens Zijn verkeer op aarde. Dat begrip „aanroepen" is erg eenvoudig. Je weet dikwijls niet hoe je bidden moet. Misschien blijft alleen het aanroepen over. Maar de Heiland draagt de naam die God Hem heeft gegeven, opdat wij Hem zouden kunnen noemen. Hij draagt de naam die God Hem gaf en - Hij luistert naar de naam. Hij hoort het geroep van Zijn ellendigen, ook als zij zelf denken door andere mensen te worden overschreeuwd. Soms zeggen de eigen discipelen van Jezus: val de Meester toch niet lastig; Hij heeft wel wat anders te doen. Maar Jezus haalt zulke mensen er wel uit en wil ze bij Zich hebben. Zelfs kleine kinderen.
Misschien moeten we wel van heel wat godsdienstige ballast bevrijd worden om alleen het „aanroepen" over te houden. Maar Jezus luistert. En Zijn naam is in de hemel bekend en klinkt tot in Gods troonzaal door. Jezus, Jezus...
Een bejaard predikant moest zijn vrouw verliezen en hij was diep bedroefd. Zijn gedachten waren bij haar. En op de zondag na de begrafenis preekte hij over een merkwaardig onderwerp: „de eerste uren in de hemel..." En hij vulde dat aan met die ene naam: Jezus...
J.C. Maris
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1995
De Wekker | 16 Pagina's