Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Academische herdenking van prof. dr. B.J. Oosterhoff (III)

Bekijk het origineel

Academische herdenking van prof. dr. B.J. Oosterhoff (III)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Profetisch geleerde
Geen adjectief lijkt ons geschikter om prof. Oosterhoff als geleerde nader te typeren dan het woord „profetisch". De vraag naar de relevantie van de Schrift voor de hedendaagse mens hield Oosterhoff namelijk voortdurend bezig. Theologie in rapport met de tijd, daar ging het hem om. Hoe groot de rijkdommen van het verleden ook mogen zijn, wij leven vandaag niet in de zestiende of in de negentiende eeuw. Eerst die theologie mag profetisch heten, die de werkelijkheid van Psalm 119:105 in het heden van een snel veranderende wereld beleeft en al vertalend doorgeeft: „Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad". Zo heeft Oosterhoff als een profetisch geleerde gepoogd in de kentering der tijden geestelijk leiding te geven op verschillende terreinen van het leven, door het goddelijk Woord midden in de actualiteit te lezen, uit te leggen en toe te passen.
Te denken is bijvoorbeeld aan het probleem van de relatie tussen het christelijke (scheppings)geloof en de resultaten van de natuurwetenschap. Oosterhoff wijst er enerzijds op dat de natuurwetenschap die los van de Bijbel wordt beoefend, een dimensie in haar onderzoek mist die alleen de Bijbel haar kan ontsluiten, en anderzijds dat de Bijbel een eigen taal spreekt en zijn eigen boodschap heeft, die ver uitgaat boven wat de natuurwetenschap ontdekken en zeggen kan. Genesis 1 biedt geen natuurwetenschappelijke verklaring van de schepping, maar een verkondiging omtrent God als de schepper aller dingen. Geloof en wetenschap mogen niet tegen elkaar uitgespeeld worden.
Zich bezinnend op de vragen van de moderne secularisatie, laat Oosterhoff in het licht van het Oude en Nieuwe Testament zien hoezeer de mens die zich losmaakt uit de gehoorzaamheid en dienst aan God om zichzelf tot een God en tot een wet te zijn, vervalt tot afgodendienst en tot een onvrijheid, waarin niet meer hij over de machten maar de machten over hem heersen.
Diepgaand heeft hij zich ook beziggehouden met de relatie tussen kerk en Israël. Van een definitieve verwerping van Israël kan men in het Oude Testament niet lezen; evenmin mag in het licht van het Nieuwe Testament gezegd worden dat Israël geen rol meer speelt. Wel geldt het nieuwe verbond ook de heidenen, maar Israël wordt niet buitengesloten. Gods beloften blijven gelden voor het joodse volk. „En wij wachten met spanning af hoe God zijn oude beloften voor zijn oude volk eens in vervulling zal doen gaan".
Oosterhoff is van mening dat ondanks de kloof die joden en christenen uiteen doet gaan in het verstaan van het Oude Testament, wij toch van de joodse manier van bijbellezen en -uitleg nog wel het een en ander kunnen leren en voert het pleidooi om het vak judaica in het theologisch curriculum op te nemen. Het geheim van een levende theologie ligt daarin, dat het oude Woord steeds weer als een nieuw Woord gehoord wordt. Oosterhoff laat zien dat de Schriften zelf ons hierin voorgaan. Van belang is het verschijnsel van de herinterpretatie, een proces van actualisering van teksten dat in de Bijbel duidelijk aanwezig is. Onder de leiding van de Heilige Geest kan een tekst in een latere tijd en in een andere context een nieuwe betekenis ontvangen.
Zo zal, geleid door dezelfde Geest, ook de gemeente vandaag de woorden Gods trachten te „herinterpreteren", de tekst - in overeenstemming met het oorspronkelijk bedoelen - toepassen met het oog op de tijd waarin wij nu leven. Want de tekst van het Oude Testament is niet een dode letter, maar een levende zaak.
Bepalend voor onze omgang met het Bijbelwoord wordt dan met name het „gedenken". De daden des Heren gedenken: dat betekent dat wij heel ons leven door die daden laten bepalen en beheersen. Dit gedenken beperkt zich niet tot een geestelijke activiteit maar staat in onmiddellijke relatie tot de wil en de daad.
Een profetisch geleerde zou prof. Oosterhoff niet hebben kunnen zijn, als hij niet zelf voortdurend een profetenleerling was geweest. Van de vele terreinen waarop hij zich begaf, hielden die van de exegese en van de hermeneutiek hem nog het meest bezig, waarbij hij zijn aandacht met name richtte op de geschiedschrijving en de profetie.
Steeds meer kwam hij tot de conclusie dat ook de oudtestamentische historiografie profetisch van aard is. Het waren geen journalisten of wetenschappers die Israëls geschiedenis schreven, maar profetisch geïnspireerde mensen.
In zijn hermeneutisch onderzoek markeert Oosterhoff naar twee zijden toe zijn positie. Enerzijds komt hij tegenover de historisch- en traditie-kritische bijbelwetenschap op voor de betrouwbaarheid van de oudtestamentische geschiedschrijving. Het Oude Testament biedt geïnterpreteerde feiten. Anderzijds legt hij tegenover een al te exact letterlijk-historisch bijbellezen de nadruk op het eigen karakter van deze geschiedschrijving, die niet zomaar beoordeeld kan worden naar maatstaven die ontleend zijn aan onze westerse, positivistisch gekleurde historiografie. Het Oude Testament biedt geïnterpreteerde feiten.
In zijn rectorale rede uit 1967 Feit of interpretatie opponeert Oosterhoff tegen de bekende Duitse oudtestamenticus G. von Rad. Deze beschouwt een niet onbelangrijk deel van de oudtestamentische geschiedenissen als sagen en legenden, waarin Israëls creatieve geloofsactiviteit verhalenderwijs vorm geeft aan het credo, het specifieke Godsgeloof, rondom voor ons verder niet meer achterhaalbare historische gebeurtenissen als kristallisatiepunten. De feitelijke historie is voor ons ook minder relevant, het gaat om het kerugma - aldus Von Rad.
Hierop verwijt Oosterhoff hem dat hij onvoldoende rekent met het openbarend spreken van God, en stelt hij dat de heilsgeschiedenis niet door Israëls geloof maar Israëls geloof door de heilsgeschiedenis is gevormd. Israël had een unieke geschiedenisconceptie, die vrucht is van Gods daadwerkelijke handelen en spreken. Het bijzondere karakter van de oudtestamentische geschiedschrijving kan niet in mindering worden gebracht op haar waarheidsgehalte. In het Oude Testament gaat het niet om fictie maar om feitelijkheid; niet allerlei geloofsinterpretaties en -constructies maar de feiten zijn voorwerp van het „gedenken".
Wel is duidelijk dat de feiten ons worden gepresenteerd in de vorm van de verkondiging. De geschiedschrijving van het Oude Testament stelt de Magnalia Dei centraal. De feiten worden dan ook op een eigen wijze verhaald, die verschilt van onder ons gangbare vormen van geschiedschrijving. Zaken als chronologie en historisch-exacte precisering of detaillering tellen voor de bijbelse geschiedschrijving minder dan voor ons. De vorm van de geschiedschrijving wordt in sterke mate bepaald door de bedoeling die de bijbelschrijver ermee heeft. Wij kennen de geschiedenis alleen in de verwevenheid van feit en kerugma.
In zijn studie over Genesis 2 en 3 worden Oosterhoffs hermeneutische inzichten breed uitgewerkt. Zeker in deze hoofdstukken moeten wij - aldus Oosterhoff - goed letten op de eigen wijze van geschiedschrijving, hetgeen door de synode van Assen 1926 onvoldoende werd onderkend, toen zij één specifieke vorm van uitleg, namelijk de letterlijke en exact-historische, tot de enig juiste verklaarde. Inderdaad wordt ons in Genesis 2 en 3 geen allegorie geboden, geen mythe, sage of boven-historische vertelling. Het gaat ook hier om historische feiten. Deze worden ons echter in symbolisch-profetische taal verhaald. „Die symbolische taal beschrijft de werkelijkheid niet minder reëel dan de exact-historische, maar op een andere wijze. Ze hangt samen met een totaal andere denkwereld. De onze is analyserend, exact beschrijvend. De bijbelse is veel meer beeldend, symboliserend. Symbool en werkelijkheid sluiten elkaar niet uit; niet-letterlijk is niet hetzelfde als niet-werkelijk. Het is van betekenis, dat de taal van Genesis 2 en 3 zo sterk doet denken aan de beeldende profetische prediking. Ook is er opvallend veel overeenkomst met wat buiten Israël in de oud-oosterse wereld voorkomt; er wordt gebruik gemaakt van algemeen bekende beelden en figuren. Zo moeten we Genesis 2 en 3 naar hun eigen aard en bedoeling leren lezen, om de werkelijkheid die ons „op kinderlijk eenvoudige wijze" beeldend getekend wordt, te kunnen verstaan. Inadequate categorieën als „zintuiglijk waarneembaar" zullen dit verstaan eerder belemmeren dan bevorderen.
Zo ziet Oosterhoff in de Schrift alom profeten aan het woord. Profeten zijn geen toekomstvoorspellers, geen politieke opruiers of mystiek-idealistische dromers. Zij zijn verkondigers van het Woord Gods in het heden met het oog op wat gebeuren moet, die van Godswege verleden, heden en toekomst doorlichten tot op de werkelijkheid Gods. Als zij over de toekomst spreken, doen zij dat op een dichterlijke wijze. Zij geven geen journalistieke blauwdruk van de toekomst, maar schilderen de realiteit van de komende doorbraak van Gods koningsheerschappij in beelden en symbolen.
Een simplificerende uitleg die de oudtestamentische profetieën en de krant onproblematisch tot één toekomstvisioen samensmelten is af te wijzen, omdat hierbij niet gerekend wordt met het samenvattend karakter van de profetie.
Van de profetische geschriften van het Oude Testament heeft één boek Oosterhoff levenslang het meest beziggehouden. Tijdens zijn afscheidscollege zegt hij over Jeremia: „En steeds meer heeft deze grote onder de profeten mij geboeid en niet nagelaten steeds diepe indruk op mij te maken". De eerste twee delen van zijn commentaar op Jeremia, die in 1990 en 1994 in het Commentaar op het Oude Testament (Kok Kampen) verschenen, zijn naar ik vernam - en dat is veelzeggend - de best verkochte van de hele reeks. Een specifieke exegetische methode heeft Oosterhoff niet. „De Schrift is te rijk en te geweldig dan dat we daar een van onze methoden adequaat en totaal op zouden is kunnen toepassen", zo merkt hij op.
Van een exegeet mag verwacht worden, dat hij de tekst niet met Schrift-vreemde categorieën benadert. Hij moet als het ware „invoelend" met de tekstwoorden omgaan. Het schriftgedeelte aftastend, aankloppend beluisteren, en verstaan in de eigen historisch-culturele context, zo gaat Oosterhoff te werk.
Hij heeft zijn levenswerk niet af kunnen maken. Niet zonder ontroering las ik het laatste gedeelte van zijn Jeremia-commentaar dat ik daags na zijn begrafenis op zijn computer aantrof. Het is een exegese van Jeremia 46:1-4, afgesloten op 9 januari jl. om 18.10 uur, enkele uren voordat hij in het ziekenhuis zou worden opgenomen, voor de laatste keer. In de allerlaatste alinea ontmoette ik hem weer zoals hij was, met citaten uit Nieuwe Vertaling en Statenvertaling, Septuaginta en Vulgata, in een pittige discussie met de geleerden W. Zimmerli, S. Mowinckel en E. Würthwein. Deze alinea is middenin afgebroken. Zijn levenswerk is een „Unvollendete".
We herinneren ons het slotwoord van Oosterhoffs afscheidscollege: „Dat is het wat we ook nu nog van Jeremia kunnen leren. Zo spreekt hij ook nu nog nadat hij is gestorven. Verbum autem Dei nostri stabit in aeternum, Jesaja 40:8. Het woord van onze God blijft in eeuwigheid. En dat woord verandert niet.
Wij gedenken Berend Jacob Oosterhoff als onze inspirerende leermeester, onze hartelijke collega, een theoloog in hart en nieren, een profetisch geleerde. Hij leerde ons luisteren naar de Schriften. Geloofd zij de Here om al wat Hij ons in deze leraar, vriend en broeder schonk.

H.G.L. Peels

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1996

De Wekker | 16 Pagina's

Academische herdenking van prof. dr. B.J. Oosterhoff (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1996

De Wekker | 16 Pagina's