Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gefeliciteerd... wie de opstanding gelooft!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gefeliciteerd... wie de opstanding gelooft!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heeft iemand u wel eens gefeliciteerd, omdat u in de opstanding van Jezus Christus gelooft? Bent u wel eens geluk gewenst omdat u van harte gelooft, dat Jezus leeft? Er is een grote kans, dat u dat nog nooit is overkomen. Waarschijnlijk denkt u bij uzelf: Ik kan me ook niet voorstellen, dat iemand dat ooit tegen mij zal zeggen. En toch is die felicitatie een realiteit. Van harte geluk gewenst... wie de opstanding van Jezus Christus gelooft.
Jezus Zelf heeft deze felicitatiewoorden gesproken toen Hij na Zijn opstanding Thomas ontmoette. Bij die ontmoeting beleed Thomas: Mijn Here en mijn God! Daarop antwoordt Jezus met de conclusie: Thomas, jij gelooft, omdat je Mij gezien hebt? Zalig zijn zij, die Mij na Mijn opstanding niet lichamelijk gezien hebben en toch geloven. Zalig, dat is: geluk gewenst! Zalig, dat wil zeggen: Je deelt in het heil, dat in Christus verschenen is.

Waarom die gelukwens?
Mogelijk vindt u het een vreemde gedachte om geluk gewenst te worden vanwege het geloof in Jezus' opstanding. En wellicht denkt u wel: Waarom de gelukwens? Wel, omdat het bepaald niet vanzelfsprekend is om dat wonder van die opstanding te geloven. Omstreeks Pasen verschijnen er nogal eens artikelen in kranten en weekbladen, waarin de lichamelijke opstanding van Jezus Christus ter discussie wordt gesteld. De moderne mens kan niet geloven, dat Jezus lichamelijk uit het graf is opgestaan. Het is wetenschappelijk niet verantwoord, zo zegt men dan, om te blijven verdedigen, dat Jezus' lichaam niet dood gebleven is. Immers dood is dood en het is voor iemand, die zijn verstand gebruikt toch onmogelijk te geloven, dat een dode weer levend wordt.
Velen willen wel de uitdrukking gebruiken, dat „Jezus opgestaan is", maar ze bedoelen het dan in symbolische zin. Hij is opgestaan in de belevingswereld van de discipelen. Hij heeft tijdens Z'n leven op aarde zoveel indruk gemaakt, dat Hij voortleeft in de gedachten van mensen. Het woord „opstanding" is dan een manier om Zijn uitzonderlijke betekenis uit te drukken.
Maar dat doet natuurlijk niets af van het feit, dat Zijn lichaam in het graf gebleven is. Zo denken veel mensen - zelfs kerkmensen - in 1996 over Pasen. Want de mens stelt van nature zijn vertrouwen meer op zijn verstand dan op het Woord van God. Het is juist genade als je tegen alle logica in het Woord van God als maatstaf neemt. Vandaar die gelukwens, die Jezus Zelf uitspreekt: Zalig zijn zij, die Mij niet gezien hebben en die toch geloven.

Aanleiding tot die gelukwens
De Here Jezus spreekt die gelukwens aan het adres van wie Zijn opstanding gelooft niet zomaar uit. Er is een duidelijke aanleiding toe. Die aanleiding is de weigering van Zijn discipel Thomas om de opstanding te geloven. Thomas heeft het voorzien, dat Jezus zou sterven. Toen Jezus naar Bethanië wilde om Lazarus op te wekken heeft Thomas gezegd: „Laten wij ook gaan om met Hem te sterven". Volgens Thomas kon het nooit goed aflopen, maar voor zijn gevoel hebben die andere discipelen daar niet aan gewild. Ze bleven, tegen alle ontwikkelingen in, er op hopen, dat Jezus Koning zou worden. Daarom heeft Thomas geen vertrouwen in die verhalen van de vrouwen en de andere discipelen, dat Jezus zou zijn opgestaan. Ze hebben het voor Jezus' dood verkeerd ingeschat. Ze zullen het ook nu wel verkeerd inschatten. Door hun verdriet zullen we wel de dupe geworden zijn van hallucinaties. Want ze willen zo graag, dat het waar is.
Maar Thomas gelooft daar niet in. Dat zegt hij dan ook duidelijk tegen de andere discipelen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagels en mijn vinger niet steek in de plaats der nagels en mijn hand niet steek in Zijn zijde, zal ik geenszins geloven. Daarmee bedoelt hij: Ik geloof er niets van, dat dat bewijs geleverd kan worden. Hij beschouwt zijn mede-discipelen als een stelletje naïevelingen, dat zij zo vol overtuiging over de opstanding spreken. Hij heeft geen enkel vertrouwen in wat zij met hun eigen ogen gezien hebben. Daarom neemt hij geen genoegen met de apostolische verkondiging, dat Jezus is opgestaan.
Tegen deze achtergrond spreekt Jezus ieder zalig, die daar wel genoegen mee neemt. Van harte gefeliciteerd als je als mensen van de 20e eeuw het getuigenis van de discipelen gelooft en ze niet als naïevelingen beschouwt. Geluk gewenst als je Mij niet gezien hebt en toch gelooft, dat Ik echt lichamelijk ben opgestaan.

Hoe je overtuigd wordt
Thomas heeft een hekel aan lichtgelovige mensen, die zich iets op de mouw laten spelden. Hij beschouwt zichzelf als iemand, die verstandig is en zich niets laat wijs maken. Vandaar, dat hij tegen zijn mede-discipelen zegt: „Zal ik jullie eens wat zeggen? Het is mij niet genoeg als ik het met mijn eigen ogen zie. Ik wil Hem, de Gekruisigde met mijn eigen handen tasten. Zolang dat niet heeft plaats gevonden, geloof ik het niet!"
En nu moeten we niet op Thomas neerzien, alsof hij een grote uitzondering was. Want hoeveel mensen, die trouw elke zondag naar het Woord van God luisteren, zouden er niet zijn, die het ook niet geloven. O ja, ze geloven het wel als een theorie. Het is iets, waar ze met hun verstand „ja" op zeggen. Ze verdedigen het zelfs tegenover de moderne theologie als een onmisbaar onderdeel van de geloofsleer. Maar het is dode orthodoxie. Het geloof, dat Jezus de levende Heiland is, is geen kracht in het leven van alledag. Want ze geloven dat alleen maar met hun verstand, maar niet met hun hart. Ze laten zich net als Thomas niets wijs maken, dat ze niet in hun greep hebben. Daarom proberen ze net als Thomas, die persoonlijke ontmoeting met de opgestane Here te ontlopen. Vandaar, dat Jezus die gelukwens uitspreekt, als Thomas zijn bezwaren opzij heeft gezet en zich opengesteld heeft voor de persoonlijke ontmoeting met Jezus.
In Johannes 20 wordt niet vermeld of Thomas met zijn vinger de wond in Jezus' handen heeft getast en of hij met zijn hand die wonde in Zijn zijde heeft aangeraakt. Waarschijnlijk niet. Toen Jezus hem uitnodigde om Hem te betasten, voegde Hij eraan toe: Wees niet ongelovig, maar gelovig. Die woorden hebben hem zo geraakt, dat hij zich gelovig aan Jezus toevertrouwde met de woorden: Mijn Here en mijn God.
Het is een heel persoonlijk getuigenis. Want je kunt de Here Jezus alleen maar echt als de opgestane Here erkennen en belijden als je dat heel persoonlijk doet. MIJN Here en MIJN God. Ieder, die tot deze belijdenis komt, zonder dat hij of zij Jezus in Zijn opstandingslichaam ontmoet heeft, wordt hartelijk geluk gewenst. Zalig zij, die niet gezien hebben, en toch geloven. Van harte proficiat... wie in Jezus' opstanding gelooft!

M.J. Oosting

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1996

De Wekker | 24 Pagina's

Gefeliciteerd... wie de opstanding gelooft!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1996

De Wekker | 24 Pagina's