Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het kerklied in de reformatie (VI, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het kerklied in de reformatie (VI, slot)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Omgaan met de traditie
Wie de artikelen tot nu toe heeft gevolgd, zal ontdekt hebben dat de reformatoren op een creatieve manier met het verleden zijn omgegaan, niet slaafs overnemend, maar creatief verwerkend, schiftend, nieuwe vormen zoekend in relatie met het verleden en aangepast aan de omstandigheden van het heden. Dat lijkt me een manier die zeker m.b.t. het kerklied ook voor ons vruchtbaar is.
Zoals we gezien hebben reikt de traditie ons - globaal genomen - het volgende aan:
1. De Lutherse traditie heeft alle toenmaals bestaande vormen van kerkmuziek overgenomen uit de Rooms-Katholieke kerk. Uiteraard zijn er wijzigingen aangebracht waar dat noodzakelijk was om gestalte te geven aan de inzichten van de reformatie. In de Calvinistische traditie werd alleen de eenstemmige gemeentezang toegestaan.
2. In de Lutherse traditie werden psalmen, lofzangen en geestelijke liederen in de ruimste zin van het woord gezongen. In de gereformeerde traditie die zich t.a.v. het kerklied richtte op Calvijn, werden alleen berijmingen van psalmen gezongen, eventueel aangevuld met berijmingen van andere Schriftgedeelten. De gereformeerde traditie die zich t.a.v. het kerklied richtte op reformatoren als Bucer (Straatsburg) en Zwick (Konstanz) zong naast berijmde psalmen (Schriftgedeelten) ook andere schriftuurlijke liederen.
3. T.a.v. de psalmen paste de Lutherse traditie vaak een christologische omduiding toe. Bepaalde elementen van de psalmen werden eruit gelicht en omgevormd tot puur nieuwtestamentische liederen. Bovendien bevatten bundels uit die traditie geen aparte afdeling met psalmen. De psalmen vormden een bloemlezing, verspreid tussen de andere liederen.
Daarom is het ook zo opvallend dat bij de totstandkoming van het Liedboek voor de kerken in 1973 de Lutherse Kerk in Nederland haar eigen bundel - nog maar daterend uit 1955 - heeft laten schieten en het Liedboek heeft aanvaard. Daarmee aanvaardde ze een bundel, waarin de 150 psalmen als een aparte afdeling voorkomt, hetgeen hoogst ongebruikelijk is in de Lutherse traditie tot op heden.
In de gereformeerde traditie werd de psalm zo letterlijk mogelijk vertaald (berijmd). Wanneer men ook andere liederen zong, dan werden de 150 psalmen toch als een afzonderlijke afdeling van de bundel beschouwd.
M.b.t. elk van de genoemde punten wil ik wat opmerkingen maken.
ad 1. De reformatie in zijn volle breedte heeft het lied weer in de mond van de gemeente gelegd. Dat is een van de meest opvallende punten in de reformatie van de eredienst.
Maar dat betekent niet dat in de eredienst geen plaats meer zou kunnen zijn voor koorzang of solozang. Responsoriale voordracht (wisselzang tussen voorzanger en volk/gemeente) en antifoonaalzang (wisselzang tussen koor en volk/gemeente) is een zeer oude traditie die teruggaat tot de Schrift zelf en die ook in de vroege kerk werd gebezigd. Het geeft aan de zang een bijzondere zeggingskracht. Het koor geeft in de eredienst dan ook geen concert, maar moet beschouwd worden als een groep geoefende zangers die als deel van de gemeente de zang stimuleert en aan het lied een grotere zeggingskracht geeft. Het gaat om stem en tegenstem, vraag en antwoord. Koorzang is daarom ook niet in strijd met het reformatorische karakter van de eredienst.
ad 2. De gereformeerde traditie die zich t.a.v. het kerklied richt op Calvijn, kent alleen de berijmde psalmen en andere berijmde Schriftgedeelten. Alle pogingen om daarin verandering aan te brengen zijn in onze kerken op niets uitgelopen. De laatstgehouden Generale Synode van onze kerken bleef op het standpunt staan dat het zingen van andere schriftuurlijke liederen dan berijmde Schriftgedeelten in de Schrift niet geboden en ook niet verboden was. De Synode echter besloot om het wèl te verbieden!
Zoals we zagen werd door zowel Bucer als Calvijn het lied beschouwd als een vorm van het openbare gebed in de eredienst. Als het om het gesproken openbare gebed gaat, bestaat bij velen onder ons een zekere weerstand tegen van te voren op schrift geformuleerde gebeden. Gesproken gebeden in de eredienst hoeven niet direct uit de Schrift genomen te zijn en ook niet van tevoren getoetst. Blijkbaar is er geen angst voor onschriftuurlijkheid. Het gezongen gebed moet echter wèl rechtstreeks uit de Schrift genomen zijn, omdat anders gevreesd wordt dat onschriftuurlijke elementen de kerk worden binnengedragen. Dit is op zijn minst vreemd.
„Vrije" liederen kunnen van tevoren op hun schriftuurlijkheid getoetst worden. Bij „vrije" gesproken gebeden kan dat niet. Aan voorgangers wordt ruimte en vrijheid gegeven. De ruimte en vrijheid voor de gemeente wordt tot een minimum beperkt. De vraag kan gesteld worden, in hoeverre dat nog reformatorisch is!
Bovendien: de kerk is niet begonnen bij de reformatie. De reformatoren hebben willen staan in de lijn van de Schrift en daarbij ook in de lijn van de oude kerk. In de kerk der eeuwen zijn talloze liederen ontstaan, niet direct uit de Schrift genomen, maar wel schriftuurlijk, waarin ook rechtstreeks de naam van de Heiland Jezus Christus wordt genoemd en geprezen. T.a.v. het kerklied heeft Luther (Bucer e.a.) nog het meest de lijn van de kerk der eeuwen bewaard.
De reformator van Konstanz, Johannes Zwick, schreef in de voorrede van het door hem samengestelde gezangboek, dat het bij de beoordeling van liederen dient te gaan om de inhoud en het begrip der Schrift en niet zozeer om het letterlijk overnemen van de woorden. Dat is m.i. een opmerking die in onze situatie uiterst actueel is. Op het terrein van het kerklied lijkt onder ons een neiging te bestaan tot een bepaalde vorm van biblicisme. Bovendien isoleren we ons steeds meer van de grote ruimte van de kerk der eeuwen.
ad 3. In de gereformeerde traditie streefde men ernaar de berijming van de psalmen zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de onberijmde tekst. Het boek der psalmen werd als een afzonderlijk geheel beschouwd en daaraan moest niet gesleuteld worden. Men wilde in het zingen van de psalmen de bijbel naspreken. Dat streven is er tot op de huidige dag.
Dat lijkt me een goed standpunt. Dat zou er op zijn minst ook toe moeten leiden om te overwegen de psalmen onberijmd te zingen. Want dan zing je écht de woorden van de Schrift. Daarbij moeten we ons niet om de tuin laten leiden. Er zijn onberijmde psalmteksten met gemakkelijk mee te zingen en vlot klinkende melodieën. Maar bij nader inzien blijkt vaak dat niet de hele psalm op muziek is gezet, maar bepaalde verzen, die uit het verband zijn gelicht. Bovendien is de tekst soms toch aangepast om de melodie - vaak geschreven voor een Engelse tekst - toch te kunnen zingen.
Wil men de psalmen als geheel onberijmd zingen, dan zijn er goed zingbare melodie-typen voorhanden. Ze lijken wel wat op het Gregoriaans. En dat is voor een protestant even wennen.
Maar protestanten hebben bewezen dat ze op nieuwe wijze kunnen leren zingen. Kijk maar naar ons voorgeslacht uit de tijd van Luther en Calvijn! Zou het nageslacht van vandaag het dan niet kunnen?

J. Groenleer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1996

De Wekker | 24 Pagina's

Het kerklied in de reformatie (VI, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1996

De Wekker | 24 Pagina's