Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over geloofsbevinding (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over geloofsbevinding (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vijf typen van preken
In het vorige artikel heb ik geschreven over de actualiteit van het onderwerp. Toen beloofde ik nader en met waardering in te gaan op het proefschrift van dr. P. Buitelaar „Geloofsbevinding in de prediking".
De auteur neemt het op voor geloofsbevinding in de prediking. Hij acht geloof en bevinding op elkaar betrokken. Vandaar het woord, waarin geloof en bevinding een eenheid vormen.
Wat is nu geloofsbevinding? Het is de beleving van de gelovige gemeenschap met en kennis van God in Christus door de Heilige Geest. Kenmerkend voor deze bevinding zijn liefde, vrede en blijdschap door de Geest. Deze bevinding is geen plus boven het geloof, maar is het geloof zelf.
Men mag niet willekeurig over geloofsbevinding in de prediking spreken. Zij is ingeweven in het totaal van de prediking. Hieruit vloeit voort dat er aan de prediking eisen gesteld worden. De prediking moet aandacht voor de hoorders hebben, helder van structuur en verstaanbaar zijn. Ze moet ook getuigen van betrokkenheid van de prediker. Een preek met een geloofsbevindelijk element zal een appellerende preek zijn van een be-Geest-erde prediker. Een prediking die van de Geest doorgloeid is en alles wegschroeit om aan Christus Zijn plaats te geven.
De schrijver spreekt ook over belemmerende factoren. Al met al heeft dr. Buitelaar in het door hem onderzochte materiaal vijf typen van preken gevonden. Van elk van de typen geeft hij er een letterlijk weer. Daarna geeft hij er zijn commentaar op.
1. De vaak in verhalende vorm gestelde preek, die goed te volgen is en een duidelijke cesuur heeft tussen bekeerden en onbekeerden. Op het persoonlijk geloof wordt ingegaan. De preek heeft een (appellerend) getuigend karakter.
2. De qua compositie zwakke preek, waarin de gedachten vaak niet op elkaar aansluiten. Als er al een cesuur is, wordt deze niet altijd volgehouden. De toespitsing sluit niet altijd aan bij de uitleg. De preek is wel appellerend van karakter.
3. De qua taalgebruik ouderwetse preek met uitdrukkingen die voor de niet-ingewijden niet verstaanbaar zijn. De uitleg wordt in belangrijke mate overheerst door de toespitsing. De preek heeft een beschrijvend karakter. Wel is er een duidelijke cesuur.
4. De min of meer dogmatische preek met een meestal duidelijke cesuur. De toespitsing komt niet altijd op uit de tekst. De preek is appellerend of appellerend-getuigend.
5. De preek waarin enkeling, gemeente en het concrete leven binnen het gezichtsveld komen. De toespitsing ligt in de lijn van de uitleg. De cesuur is duidelijk. Een appellerende of appellerend-getuigende preek.
Als ik de schrijver goed begrijp gaat zijn waardering vooral uit naar het vijfde type, en heeft hij moeite met het derde, en ook we! enigszins met het vierde type, terwijl type een en twee duidelijk correctie behoeven.

Een omschrijving
Op bladzijde 124 schrijft hij hoe een preek met geloofsbevinding er uit moet zien. „Prediking met een geloofsbevindelijk element komt vanuit de tekst en haar verbanden tot de hoorders, kent een duidelijke cesuur tussen gelovigen en ongelovigen, roept op tot en getuigt in verstaanbare taal van het geloof als gemeenschap met en kennis van God in Christus door de Heilige Geest en betrekt daarbij de hoorders met hun weerstanden, vragen en verwachtingen, opdat zij hun weg leren gaan in het concrete leven waarin hun geloof getoetst wordt."

Waarschuwingen
Tenslotte releveer ik nog enkele waarschuwingen.
Verbondsmatige prediking waarin wordt voorbijgegaan aan het feit dat er tweeërlei kinderen van het verbond zijn doet geen recht aan Johannes 1:11-13. Prediking die begint bij de zoekende mens staat op gespannen voet met de bediening der verzoening, zoals Paulus in 2 Korinthiërs 5:11-21 daarover spreekt.
In de prediking dient meer aandacht besteed te worden aan het gevaar van verondersteld geloof en van gemeentetheologie.
Zij worden toegevoegd aan het samenvattend overzicht dat de schrijver aan het einde van zijn boek geeft.

Waardering en wensen
Als we het geheel overzien treft ons de bewogen toon die het hele boek doortrekt. De auteur is erop uit de prediking een persoonlijk karakter te laten dragen. De preek moet op het hart gericht zijn. De prediker moet over het geloven spreken en hij moet leiding geven aan het geloofsleven. Het tweede hoofdstuk biedt daarvoor het bijbelse fundament. In dit hoofdstuk verzamelt hij allerlei bijbelse gegevens over geloof als gave van God, over de gelovige relatie met aandacht voor gemeenschap en kennis van Christus, voor het in Christus zijn en Christus in ons. Evenzo voor het werk van de Heilige Geest onder verschillende gezichtspunten en tenslotte over de doorwerking in het gewone leven. Daar komen dan thema's als in de wereld, maar niet van de wereld, strijd, liefde, wet en vrijheid aan de orde!
Dit zijn belangrijke bladzijden. Ze verwoorden iets wat we in de Bijbel over deze woorden vinden. Wel valt hier op dat er vrijwel uitsluitend naar het Nieuwe Testament wordt verwezen. Waar is de geloofsbevinding zoals we die in de Psalmen en bij de profeten aantreffen?
Zou daarover ook niet gesproken moeten worden? Deze gegevens moeten in de preek en in het onderzoek toch ook een plaats krijgen?
Wat zou het boeiend zijn geweest, als de schrijver de vijf typen van preken eens had vergeleken met enkele preken van - ik noem er slechts drie - Lodenstein, Smytegelt en Comrie. Dan zou er een niet onaanzienlijk verschil tussen een aantal onderzochte preken en die van de drie genoemde auteurs naar voren zijn gekomen. Waarin ligt de oorzaak van het verschil? Hoe oordeelt de schrijver over de geloofsbevinding bij de drie genoemden?
Er is nog een vraag die mij bezighoudt: hoe verwerkt de auteur de gegevens uit hoofdstuk 2 (voornamelijk dus uit de nieuwtestamentische Bijbelboeken) in de prediking? Wat is de homiletische strekking van het overzicht in hoofdstuk 2? De auteur doet in hoofdstuk 3 wel een poging die vraag te beantwoorden. Toch bevredigt dat hoofdstuk mij niet geheel. Het is namelijk nogal beschouwelijk en beschrijvend. Het mist voor mijn besef de toon, die een preek moet kenmerken waarin echte geloofsbevinding aanwezig is. De schrijver spreekt vooral over liefde, vrede en blijdschap door de Geest. Dan hebben we toch al te maken met vruchten van het geloof. En geloofsbevinding ziet, mijns inziens, niet allereerst op de vruchten, maar op de functionering van het geloof.
Ik waardeer het dat de schrijver zo duidelijk spreekt over de noodzaak van geloofsbevinding. Hij probeert de contouren daarvan te beschrijven. Mijn vraag blijft (om het met een hedendaagse uitdrukking te zeggen): Gaat de schrijver niet te kort door de bocht? Komt er niet meer kijken dan de auteur de lezer aanreikt?
In het derde en laatste artikel wil ik iets naar voren brengen over bevinding in de prediking. De auteur heeft intussen waardevolle gedachten aangedragen.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1996

De Wekker | 16 Pagina's

Over geloofsbevinding (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1996

De Wekker | 16 Pagina's