Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gaven en vrucht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gaven en vrucht

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gaven van de Heilige Geest
Pinksteren betekent de heerlijkheid van Christus, uitstralend in zijn gemeente en door die gemeente heen naar de wereld. Wie het bericht uit Handeling 2 goed leest, bemerkt dat Christus de eigenlijke Bewerker is van wat er geschiedt. Christus is aan de rechterhand van de Vader verhoogd. Hij heeft uitgestort, wat er te zien en te horen is.
Petrus heeft dit met duidelijke woorden gezegd (Hand. 2:32, 33): „Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn. Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des Heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort".
Christus heeft de levendmakende Geest verworven. Zijn lijden en sterven vormen de grond voor de uitstorting van de Geest. Er valt wat te zien en te horen in de gemeente. Christus staat daar achter. Door zijn Geest wérkt Hij in de gemeente, die zijn lichaam is. Hij doet dat door middel van de gaven van de Heilige Geest. En Hij bewerkt zo de vrucht van de Geest. Over de samenhang van gaven en vrucht gaat het in deze korte bijdrage.

Gaven in het lichaam van Christus. Rom. 12
Het is opvallend dat met name in die Schriftplaatsen, waarin sprake is over de gaven van de Geest, de z.g. charismata, deze gaven getekend worden als geschonken aan en binnen het lichaam van Christus. Een nauwkeurig lezen van de betreffende Schriftplaatsen maakt dit terstond duidelijk. In Rom. 12:4-8 spreekt Paulus over het éne lichaam met de vele leden, die niet alle dezelfde werkzaamheden hebben. Naar de genade die God verleent zijn de gaven verschillend. Hier worden genoemd de gave van de profetie, die van de dienst, het onderwijs, het vermaan, het mededelen, het leiding geven en het bewijzen van barmhartigheid.
Het heeft weinig toelichting nodig, om te verstaan dat het allemaal gaven zijn, die de strekking hebben om het lichaam in zijn geheel te laten functioneren. Opvallend is de nadruk op de verscheidenheid. Zij hangt samen met een onderscheid dat krachtens geschonken genade in de gemeente aanwezig is. Ieder lid van het lichaam heeft een eigen taak, een eigen plaats en bevoegdheid, samenhangend met hetgeen God met hem of haar voorheeft.

1 Cor. 12-14
Een dergelijke opsomming treffen wij ook aan in 1 Cor. 12-14. Paulus spreekt daar uitvoerig over de uitingen van de Heilige Geest. Ook hier wijst hij op de verscheidenheid in charismata. Die verscheidenheid doet geen afbreuk aan de eenheid, die immers te herleiden is tot dezelfde Geest. Zo verschillen de bedieningen, de werkingen, al naar gelang het de Here behaagt. Sommigen hebben de gave van een openbaring van de Geest, anderen kunnen spreken met wijsheid, of kennis, of geloof. Er zijn er die de gave van de genezing hebben, anderen beschikken over krachten of over de gave van de profetie. Er zijn er die in tongen kunnen spreken, terwijl een ander dit kan uitleggen. Maar alles is te herleiden tot dezelfde Geest. En alle gaven zijn gericht op de functionering van het lichaam.

Binnen de perken
Wie Paulus probeert te begrijpen zal verstaan dat hij zó over de genadegaven spreekt, alsof hij ze wil inperken. Waarschijnlijk was men in Corinthe al te uitbundig bezig met het cultiveren van deze bijzondere tekenen.
In het Oude Testament stond het werk van de Heilige Geest, soms in bijzondere personen krachtig aanwezig, in dienst van de begeleiding en regering, ook van de correctie van het volk van God.
In het Nieuwe Testament is dit niet anders. Maar nu schenkt God deze gaven aan het lichaam als zodanig. Sterke nadruk valt op het feit dat ieder lid van het lichaam zijn eigen plaats en functie heeft. De Geest deelt aan een ieder in het bijzonder, gelijk Hij wil. Er is niemand die zonder gave is. Dat maakt die gaven reeds minder spectaculair. Ieder heeft een gave, naar 't Hem belieft te geven. Wie zou zich verheffen?
Het tweede wat hier opvalt, is dat Paulus probeert de zaak in te tomen. Wij vergeten dikwijls, dat 1 Cor. 12-14 zich bewegen rond de as van 1 Cor. 13. Neem de liefde weg, die uitnemender weg, die veel verder omhoogvoert, en er blijft geen enkele gave over. De meeste van alle gaven is de liefde. Ook dat betekent een terugdringen van het bijzondere, opdat hetgeen primair van betekenis is naar voren zal komen. De gaven worden bepaald door de gemeenschap die er profijt van trekt. En de gaven worden bepaald door de liefde, die alles overtreft.
Een derde element dat duidt op een terughoudende opstelling bij Paulus, treffen we aan in hoofdstuk 15, waar de orde in de gemeente sterke nadruk ontvangt. Dat element klonk reeds eerder door. Ieder, werkelijk niemand uitgezonderd, heeft een eigen gave in de gemeente en ten dienste van haar. Maar niet ieder is een apostel, een profeet, een leraar. Met andere woorden: God heeft in de gemeente aan ieder een gave geschonken. Maar de „ambten" in de gemeente zijn niet algemeen. Ieder ambt heeft zijn charisma. Maar niet ieder charisma is een ambt. Wij zien hoe Paulus de zaken probeert te ordenen in een charismatische gemeente. Ambten en diensten zijn er om de zaak in het lid te brengen en te houden.

Efese 4
Iets duidelijker komt dit naar voren in de tekst die in het gereformeerde protestantisme een rol van betekenis heeft gespeeld. Christus heeft de gaven gegeven aan de gemeente en in de gemeente. Apostelen en profeten, evangelisten, herders en leraars hebben een opdracht om de heilige toe te rusten tot dienstbetoon. De groei van de gemeente (gemeenteopbouw) is het doel van de instelling van de ambten. Deze hebben geen andere bedoeling dan om de heiligen hun eigen plaats in het lichaam van Christus te doen innemen. Het lichaam groeit vanuit Christus, door de dienst van de geledingen, weer naar Christus toe. Dat is de wasdom, waardoor het lichaam zichzelf opbouwt in de liefde.
We vinden hier in kort begrip terug wat in de andere brieven werd uiteengezet. Het lichaam van Christus wordt door de dienst van apostelen en profeten gestimuleerd, om zichzelf op te bouwen in de liefde. De ambten hebben een functie, die daarin bestaat dat zij de heilige toerusten. Zij moeten elk naar eigen taak en plaats binnen het lichaam functioneren. De ambten of diensten in de gemeente staan in dit teken: toerusting.

Bijzondere gaven of charismata
Door de invloed van de charismatische beweging is er vandaag een ongeremde aandacht voor de genadegaven van de Geest, waarbij vooral de gave van het spreken in tongen heel hoog genoteerd staat, naast de gave van de genezing. Het zijn spectaculaire verschijnselen, die veel opzien baren. Vandaag komen er nog weer andere fysieke of ook psychische krachttoeren bij.
Wie deze tegen het licht houdt van het Woord van God, zal moeten toestemmen dat zij daar anders functioneren. Paulus wil ze niet bevorderen. Hij tracht ze terug te dringen. Het grote werk van de Geest bestaat hierin, dat men Jezus Here noemt. Niemand kan dit zeggen dan door de Geest. Daarop komt het aan. En dit zal zich dan openbaren in de grote vrucht van de Geest, die van de liefde. De bijzonderheden trekken vaak onze aandacht. Maar de Geest werkt weliswaar bijzondere gaven, maar deze staan in dienst van de opbouw van de gemeente. De opbouw van de gemeente is met één woord te tekenen: de liefde.
Men kan kritiek oefenen op het feit dat de reformatoren de bijzondere geestesuitingen hebben toegeschreven aan de eerste tijd van de kerkgeschiedenis. Zij oordeelden dat deze opvallende verschijnselen plaats moesten maken voor meer geregelde toestanden. En zij hebben in dit verband zelfs onderscheid gemaakt tussen blijvende en bijzondere ambten in de gemeente. Tot de eerste behoorden dan de herders en leraars, samen met de opzieners en diakenen.
We laten de vraag in hoeverre zij daarin nauwkeurig zijn geweest nu rusten en merken alleen op dat zij wél oog en oor hebben gehad voor de manier waarop Paulus over de charismata heeft gesproken: terughoudend, de zaak intomend binnen de perken van een gezonde gemeenteopbouw.

Gezonde beperking
We menen dat zij daarin recht hebben gedaan aan de intentie van de Schrift. Het gaat immers, ook bij de charismata, die worden ingeschakeld om de gemeente op te bouwen om de vrucht van de Geest. Men kan niet ontkennen dat er vandaag opnieuw een grote belangstelling bestaat voor de charismata. Maar deze hebben een secundaire functie. Zij zijn er niet op en voor zichzelf. Zij staan in dienst van het eigenlijke werk van de Geest. Zij behoren tot de instrumenten die de Geest wil hanteren om vrucht te laten rijpen.
Paulus spreekt daarover in de brief aan de Galaten (Gal. 5:22); „Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing".
Let op de tegenstelling, die in het verband van deze tekst naar voren komt. Er is een controverse tussen de Geest en het vlees. Zij gaan tegen elkaar in. Zij staan tegenover elkaar (Gal. 5:17 vv). Paulus tekent dan de werken van het vlees. Zij hebben een meervoud. Paulus noemt vijftien uitingen van het vlees, werken van het vlees. Het zijn de tekenen van een leven onder de wet, die de werken van het vlees doet leven, wanneer zij niet gehanteerd wordt door de Geest. Dan leeft het vlees zich uit.

Leven door de Geest, kenbaar aan de vrucht...
Komt echter de Geest van Christus in ons leven, dan zijn wij niet onder de wet. Dan komt er een leven waarin de vrucht van de Geest zich openbaart. Paulus noemt hier negen christelijke deugden. Maar die staan niet op zichzelf. Zij gaan ook niet in elkaar over. Maar zij openbaren zich, altijd en overal als vrucht van de Geest.
Dat wijst op de eenvoud van het christelijke leven. Het is niet gecompliceerd, maar het is teruggebracht tot de eenheid van de vrees van Gods naam. Waar de Geest van Christus werkt daar is het verdeelde, opgesplitste hart verenigd. Het draagt 't teken van het ware, de eenvoud. In die eenvoud openbaart zich de vrucht van de Geest. De eenheid van het nieuwe leven staat zo tegenover de gespletenheid van het vlees. Men kan de christelijke deugden naar alle kanten proberen te omschrijven, zoals Paulus hier ook doet. Maar ze zijn in wezen te herleiden tot de éne heerlijke werkelijkheid van de vernieuwing, die vrucht van de Geest wordt genoemd.

Eenheid tegenover gespletenheid
Tegenover het vlees staat de Geest. Tegenover de werken van het vlees in al hun actieve motorische kracht, staat de vrucht van de Geest in al haar vitale eenduidigheid; nieuw leven, leven van liefde, die de hele wet vervult. Leven van blijdschap, die doet dankzeggen van vreugde. Leven in de vrucht van de Geest betekent ook vrede, wonderlijke vrede, alle verstand te boven gaande. Het is een leven in grootmoedigheid die leeft uit Gods geduld. Leven is het van vriendelijkheid en goedheid, opkomend uit de nabijheid van Hem die alleen goed is, omdat Hij alleen God is. Leven is het van geloof en trouw, van bescheidenheid en deemoed of zachtmoedigheid. Wat is het anders dan zelfbeheersing, die zich geregeerd weet door de grote Leidsman, de Heilige Geest.
Geen vruchten van eigen stam zijn het. Geen bloeisels van eigen werk. Maar vrucht van de Geest, die het immers uit Christus neemt en het ons deelachtig maakt. Eén werk van de Geest, zich openbarend in één vrucht van de Geest. Laten we het onderscheid goed in het oog houden tussen de gaven, de vele en velerlei gaven van de Geest én deze éne vrucht van de Geest, die het opgesplitste leven tot één maakt en er één vrucht doet komen vanuit Christus.

Gaven en vrucht
Die vrucht is blijvend. Eenmaal vallen alle gaven van de Geest weg. Wanneer zij naar de raad van God hun dienst hebben vervuld en het lichaam is opgebouwd, volkomen tot wasdom gekomen tot de maat van een volwassene, dan is de voleinding daar van al Gods werken. En dan verdwijnen voorgoed alle charismata. Dan is immers de éne vrucht van de Geest, die levensvernieuwend heeft gewerkt naar alle aspecten en facetten van het leven, volgroeid. Voltooid is dan het werk van de Geest. En de vrucht wordt binnen gebracht in de heerlijkheid Gods. De liefde, die hier al boven alle charismata zich als de meerdere deed kennen, zal zich in de heerlijkheid Gods dan ontplooien als de vrucht, die blijft tot in eeuwigheid.

Genadegaven, charismata van de Geest? Ja, maar dan enkel en alleen omwille van de vrucht van de Geest. Hoezeer hebben wij aan haar een levende behoefte.
Kom, o Schepper Geest! Laat Uw vrucht gezien, gekend, gezocht worden!

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1996

De Wekker | 24 Pagina's

Gaven en vrucht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1996

De Wekker | 24 Pagina's