Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is randkerkelijkheid de gemeente een zorg? (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is randkerkelijkheid de gemeente een zorg? (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is een heel indringende vraag, die titel, die boven dit artikel staat: „Is randkerkelijkheid de gemeente een zorg?" Maakt de gemeente van Jezus Christus zich eigenlijk wel druk om de randleden uit haar midden? Die vraag werd gesteld tijdens de ambtsdragersconferentie van de classis 's-Gravenhage, die zaterdag 11 mei jl. gehouden werd in Rijnsburg. Deze conferentie was niet zomaar belegd. De aanleiding ertoe was een kerkvisitatieverslag. Daarin legde een kerkeraad de vraag bij de classis neer, hoe hij moest handelen t.a.v. de randkerkelijke leden? Die vraag was voor de classis reden om deze conferentie te beleggen om met elkaar daarin een weg te vinden. Immers de kerk heeft een grote verantwoordelijkheid tegenover haar leden, dus ook tegenover haar randleden.
De voorzitter, br. B. de Weerd uit Rijnsburg bepaalde ons in zijn openingswoord niet voor niets bij 2 Cor. 5:11-21. In dat schriftgedeelte staat, dat we gezanten van Christus zijn en dat God door onze mond mensen vermaant: Laat u met God verzoenen.
Het was jammer, dat deze goede en opbouwende conferentie door slechts 34 personen bezocht werd. Maar door onderstaand verslag zullen - naar ik hoop - meer mensen de vruchten ervan plukken.

Randkerkelijkheid, last of ballast?
Om het gesprek over deze materie op gang te brengen hield ds. H. de Bruijne uit Den Haag-West een inleiding onder de titel: Randkerkelijkheid, last of ballast? Hij begon met drie voorvallen, waardoor hij persoonlijk heel sterk bij dit onderwerp bepaald was.
Op dezelfde morgen, dat hij gevraagd werd deze inleiding te houden, had hij bij zijn persoonlijke bijbelstudie 1 Kronieken 1 gelezen. Een hoofdstuk vol geslachtsregisters. Geslachtsregisters zijn in Israël van belang. Binnen Gods volk gaan geen namen verloren. Door de geslachten heen werkt de HEERE op de komst van de Messias aan. Het opvallende in 1 Kron. 1 is, dat niet allereerst de nakomelingen van Isaäk en Jakob vermeld worden, maar die van Ismaël en Ezau en de zonen van Ketura, Abrahams latere bijvrouw. Ook deze namen zijn bij de HEERE in tel. De namen van hen, die aan de rand van Israël leven. De inleider heeft het op dat moment als heel veelzeggend ervaren.
Het tweede voorval: Korte tijd later werd hij gebeld door een zuster uit de gemeente. Zij beklaagde zich erover, dat het nieuwe gemeentelijke jaarboekje niet rechtstreeks verstuurd was - vergezeld van een begeleidend briefje - naar haar randkerkelijke zoon, die kort tevoren verhuisd was. Ze vond, dat dit een gemiste kans was, om hem opnieuw iets te laten voelen van een stukje echte betrokkenheid.
Het derde voorval: Enkele dagen voor deze conferentie moest ds. De Bruijne een begrafenis leiden van een jonge vrouw van 28 jaar, die op vakantie in het buitenland bij een auto-ongeluk was omgekomen en die zich enkele jaren geleden als lid van onze kerken had laten uitschrijven. Met drie voorvallen als inzet bepaalde hij ons in zijn inleiding bij de problematiek van de randkerkelijkheid.

Wat is randkerkelijkheid?
Het is niet gemakkelijk om een precieze omschrijving te geven van het begrip randkerkelijkheid. Samengevat komt het hier op neer: Leden, die zelden of nooit in de kerk komen, weinig of niets bijdragen en zich amper of in 't geheel niet storen aan het gemeentelijke leven. Er is een grote variëteit aan situaties. Er zijn jongeren, die kerkelijk opgegroeid zijn en die bij het ouder worden afglijden. Aan de andere kant zijn er ouderen, die na het afleggen van belijdenis des geloofs een tijdlang min of meer bij de kerk betrokken zijn geweest en die het op een bepaald moment steeds meer laten afweten. Vanuit zijn pastorale praktijk schetste ds. De Bruijne een aantal concrete en voor iedereen herkenbare gevallen van een groeiproces naar randkerkelijkheid.
Wat zijn nu de oorzaken van die randkerkelijkheid? Ten diepste zijn het natuurlijk geestelijke oorzaken. Geen ernst maken met het heil van God. Boze en onwillige harten. Verachtering in de genade. Maar het is te gemakkelijk hierbij te blijven staan.
Er is ook een veelheid aan praktische oorzaken, die een rol kunnen spelen. B.V.: Een huwelijk met iemand, die „nergens aan doet". Van huisuit geen vaste gewoonte gevormd om trouw te zijn in het kerkgaan. Een zekere eenzelvigheid, waardoor mensen moeilijk in te schakelen zijn in het kerkelijke leven. Verhuizing naar een andere streek van het land of overgang van het platteland naar de stad. Daardoor geen goede aansluiting in de nieuwe gemeente vinden of zich eenling voelen of van de vrijheid van de nieuwe situatie misbruik maken. Een kerkelijke overgang in de puberteit, waardoor kinderen zich in het nieuwe kerkverband niet thuis voelen. Het kan zijn dat iemand zondag aan zondag niet kan volgen, wat er in de preek gezegd wordt. Het is ook denkbaar, dat er ooit grove pastorale blunders zijn gemaakt door een predikant of een ouderling, die nooit zijn ongedaan gemaakt. Zo speelt dus een veelheid aan menselijke factoren een rol in het proces van randkerkelijk worden.

Wat kan een kerkeraad hier aan doen?
Hoe kan een kerkeraad vroegtijdig doorhebben, dat er gevaar is voor randkerkelijkheid? Op welke signalen moet men dan letten? Een belangrijke graadmeter is de catechisatie. Zo gauw kinderen van de catechisatie wegblijven moet een kerkeraad alert zijn. Trouwens ook aan de houding van de catechisanten is wel iets af te lezen, al vereist dit wel onderscheidingsvermogen. Ook moeten we goed letten op veranderingen in het patroon van de kerkgang. Soms is er opeens of geleidelijk sprake van een wijziging van gewoonte. Twee keer per zondag wordt één keer. Iedere zondag wordt enkele keren per maand. Juist in deze omslagfase reageren we soms te traag.
Verder moet er extra aandacht zijn voor mensen, die uit een ander kerkverband overkomen. Niet altijd gebeurt dat met voldoende motivatie. Het is zaak om de vinger aan de pols te houden. Die extra aandacht moeten we ook hebben voor hen, die eerst buitenkerkelijk waren en die tot geloof gekomen zijn. Onlangs heeft de geref. dr. P. Schelling aangetoond, dat deze categorie in de traditionele kerken vaak slecht wordt opgevangen. Kerken gaan volgens hem zo klunzig en onbeholpen met nieuwe kerkgangers om, dat ze de nieuwkomers van zich afstoten. Tenslotte kunnen ook uitlatingen op huisbezoek reden geven om meer waakzaam te worden. Al met al heel wat concrete punten om te proberen de randkerkelijkheid tegen te gaan.
Maar als de randkerkelijkheid een feit is, wat kan een kerkeraad dan concreet doen?
In de eerste plaats moet een kerkeraad weten hoe groot de groep randkerkelijken is en of de samenstelling ervan zich wijzigt. Om goed op de hoogte te blijven moet minstens één keer per jaar een bijgewerkte lijst doorgesproken worden.
Ten tweede hebben randkerkelijken ook recht op bezoek. Ze hoeven niet met voorrang behandeld te worden, maar het mag niet voorkomen, dat randleden meerdere jaren achtereen worden overgeslagen. Of dat men na enkele mislukte pogingen om een telefonische afspraak te maken geen moeite meer doet.
Ten derde moet de gemeente meer ingeschakeld worden bij deze problematiek. In Hebr. 3:12 en 13, waar het over deze dingen gaat, worden we opgeroepen elkaar dagelijks te vermanen. Het appèl dat hier gedaan wordt, geldt de hele gemeente. De zaak van de randkerkelijkheid moet de gemeente op het hart gebonden worden. Er moet aandacht zijn in de eredienst en in de voorbede. Ook verdient het aanbeveling om op een gemeentevergadering de randkerkelijkheid ter sprake te brengen.
We mogen de rand, die ook onze kerken omgeeft niet als ballast beschouwen. Het moet ons als een last wegen om die met liefde te dragen.
In het volgende artikel willen we zien, wat deze lezing aan stof voor bespreking opleverde en aan concrete punten voor de betrokkenheid van de gemeente.

M.J. Oosting

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1996

De Wekker | 16 Pagina's

Is randkerkelijkheid de gemeente een zorg? (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1996

De Wekker | 16 Pagina's