Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods volk gaat niet verloren (Bewaart God de Zijnen? VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods volk gaat niet verloren (Bewaart God de Zijnen? VII)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Klinkt dit niet wat te triomfantelijk? Mag je dit wel zo zeggen? Zou dat niet de „onverschilligheid" bevorderen? En waar blijft dan de prikkel tot een heilig leven, als Gods volk toch niet verloren gaat? Trouwens, houd je dan wel rekening met wat de duivel aan kan richten? En, vooral, weet je dan wel wie je zelf bent? Ben je dan niet te oppervlakkig bezig, heb je dan wel de ernst van de zonde gepeild en ben je dan wel een „ontdekte" zondaar? Leef je dan niet teveel over de dingen heen?
Zo zouden nog veel meer vragen te stellen zijn bij zo'n uitspraak.

Gods werk
Een kind van God wordt niet behouden door eigen inspanning en door eigen prestatie. Het is alleen maar genade van God. Maar zijn God staat wel in voor Zijn werk. Hij geeft de garantie dat Zijn werk niet afbreekt, ook als bij ons alles ophoudt.
Gods kinderen kunnen niet eens verloren gaan. Het zijn kinderen van God, die hun Vader is. Zij mogen ook „rusten" in het volbrachte werk van hun Zaligmaker. En, naar Jezus' belofte, zal de Heilige Geest nooit van hen wijken. Met andere woorden: kinderen van God worden door een drie-enig God vastgehouden. En dat geeft garantie tot in eeuwigheid.
De vorige keer hebben we gezien hoe de genade van de Vader garant staat voor het behoud van Zijn kinderen. Nu willen we het werk van de Zoon meer in ogenschouw nemen, om te zien welke troost er ligt in wat Hij gedaan heeft en doet. Hij is namelijk de grote Ambtsdrager, die als Profeet, Priester en Koning voor de Zijnen instaat. Als Jezus' discipelen voor hun gevoel alles verliezen en ook hartelijk moeten erkennen dat het meer dan recht is, als de Heere hen ook loslaat en verlaat, dan blijft Zijn werk nog staande, zelfs al voelen zij er op dat moment helemaal niets van.
In Johannes 17 horen we de grote Hogepriester bidden (en danken): Vader, uit hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren laten gaan. Weet u wat het geheim daarvan is?

Christus' verdienste
Met Zijn bloed is Christus eenmaal het heiligdom binnengegaan.
Zo heeft Hij een eeuwige verlossing teweeggebracht, staat in Hebreeën 9:12. Hier zien we dat de verlossing, die Hij aanbrengt, niet maar voor een tijd of hele tijden geldt, maar tot in eeuwigheid zijn waarde houdt. Er komt nooit een einde aan. Dat kan niet eens, want wat Hij doet geldt voor eeuwig.
Zelf heeft Hij het immers gezegd dat Hij Zijn leven zet voor Zijn schapen en dat ze daarom niet verloren kunnen gaan (Joh. 10:28). Hij is niet maar voor een poos(je) de Herder der schapen. Er komt nooit een moment waarop Hij hun Herder niet is. Dat is juist het heerlijke van Zijn herderlijke zorg, die Zijn kudde doet zingen: zo zullen wij, de schapen Uwer weide, in eeuwigheid Uw lof, Uw eer verbreiden. Het houdt nooit op, omdat Hij niet ophoudt.
Het voorlaatste kruiswoord „Het is volbracht" geldt voor onbepaalde tijd. Het geldt tot in alle eeuwigheid. Wie de diepte en de reikwijdte van dit woord verstaat, weet wat heil is, wat eeuwig heil is. Hij neemt dit woord nooit meer terug.
En het blijft eeuwig gelden, voor de Vader en voor de Zijnen. Tegenover de duivel en heel de hel.
God rekent de verdiensten van Christus toe aan de Zijnen en daar ligt de garantie voor hun zaligheid in.

Christus' voorbede
Als Priester heeft Hij niet alleen het offer gebracht voor de Zijnen, maar niet minder is Hij de grote Voorbidder, Die nooit ophoudt voor hen te bidden. In het hogepriesterlijk gebed horen we Hem uitspreken: Vader, Ik kom tot U (Joh. 17:11). En wat vraagt Hij dan aan Zijn Vader, wanneer Hij zo komt? Dat lezen we in vers 15: Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. En dacht u dat God dit gebed van Zijn Zoon niet zou verhoren?
Hij bidt toch krachtig (vers 20) voor hen, die in Hem geloven zullen. Voor allen, die Hem zo toebehoren. De Vader kan dit gebed van Zijn Zoon niet afwijzen, want Hij kan pleiten op Zijn eigen volbrachte werk aan het kruis. In vers 9 horen we de Heiland bidden: Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn van U. Met andere woorden: Vader, zij zijn van U en zij zijn van Mij. Wij zijn één. Daarom kan de eenheid tussen Uw werk en Mijn werk ook niet doorbroken of afgebroken worden. Wij werken samen aan hun behoud!
Jezus heeft Petrus al van tevoren getroost met de woorden: de satan heeft u zeer begeerd te ziften als de tarwe, maar Ik heb al voor u gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken (Luk. 22:32).
En is Christus niet daarom naar de hemel gegaan om daar altijd te bidden voor de Zijnen? (Rom. 8:34). De schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt met nadruk dat Hij volkomen kan zalig maken hen, die door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te bidden. (Hebr. 7:25).
En wie zal eerder verhoord worden dan de eigen welbeminde Zoon van God, zo belijden wij in het zo troostvolle artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Christus' bewaring
Wanneer Jezus (in Joh. 10:28 en 29) zegt dat niemand Zijn schapen uit Zijn hand zal rukken, dan is dat ook absoluut niemand. Daar kunnen de schapen van verzekerd zijn. Zij zijn niet zo sterk, maar de goede Herder is er wel. Hij heeft alle macht in hemel en op aarde.
Hij heeft de Zijnen bewaard (Joh. 17) en zal hen in Zijn ononderbroken en voortgaand werk evenzeer bewaren. Dag en nacht waakt Hij en bewaart Hij. Hij bewaart in het uur van de verzoeking, zoals de Schrift zegt.
Hij bewaart temidden van de verleiding. Hij bewaart voor de afval van het geloof. Hij bewaart in het heetst van de strijd en gaat met Zijn werk door tot in eeuwigheid.
Niets zal Jezus' discipelen kunnen scheiden van Zijn liefde, zoals ze ook niet gescheiden kunnen en zullen worden van de liefde van Zijn Vader. Bijzonder troostvol zijn de laatste woorden uit Romeinen 8, die daarom zoveel zekerheid geven, dat Gods kinderen metterdaad belijden: ik ben verzekerd van wie Hij is en van wat Hij doet en doen zal.
Jezus' gekochten kunnen niet verloren gaan, want Hij houdt hen vast. Het goede werk, dat Hij in hen begonnen is, voltooit Hij. Niet zolang zij het zelf kunnen zien en vasthouden. Niet tot aan hun bewust leven uit het heil. Ook dan wanneer alles overhoop ligt, wanneer dementie elk besef doet ontbreken. Want Hij bewaart tot op Zijn dag (Fil. 1:6). En of dat troost inhoudt.

Verzegeld
Men heeft wel eens gezegd dat Gods kinderen „verankerd" liggen in het werk van de drie-enige God. En dat is waar. Daarom ook in het werk van de Heilige Geest.
Want de verzegeling van de Heilige Geest kan niet vernietigd worden. Over de verzegeling door en met de Heilige Geest is al veel geschreven, zonder dat daarmee het laatste woord gezegd is en gezegd kan worden. Daarvoor is dit werk ook te heerlijk.
We hebben niet te denken aan een extra genade, die de Heilige Geest pas werkt in de gelovigen, wanneer er bijzondere dingen plaatsvinden. Heel het werk van de Heilige Geest is al bijzonder genoeg!
Zonder daar nu breder op in te gaan, wil ik verwijzen naar wat daarover geschreven wordt in Efeziërs 1:13 en 14 en 4:30.
Uit deze Schriftplaatsen blijkt dat het tot geloof komen en het zo delen in het werk van de Heilige Geest tegelijkertijd inhoudt een verzegeling door de Heilige Geest. En dat is zo ontzaglijk rijk, want daarmee zet de Heilige Geest als het ware Zijn stempel op de gelovigen. Zij dragen het „merk" van de Heilige Geest en dat is er nooit meer uit te branden. Eens en voorgoed dragen zij dit „zegel", dit kenmerk.
Daaruit is af te leiden dat zij het eigendom van deze Geest zijn, waar niemand zijn handen naar uit mag strekken. Want wie aan hén komt, komt aan Hém. Dit zegel is ook niet te verbreken, zoals dit met andere zegels wel mogelijk is. Dit zegel biedt de garantie dat het werk van de Geest niet ophoudt. Hij zal bij u blijven tot in eeuwigheid, zo troostte Jezus Zijn discipelen al. Zij zijn verzegeld tot de dag van hun verlossing.
Ondanks alle „geweld" van de duivel, ook al breekt de hel los.
De boze geest kan veel pogen te verijdelen, maar het is een „ijdel" bedrijf, dat niets oplevert.
Veel wordt in deze wereld verijdeld, nog veel meer vernietigd. Alles lijkt er soms aan te gaan.
Schijngeloof wordt vernietigd, wondergeloof houdt niet stand, historisch geloof bezwijkt, alles wat niet echt (uit God) is, gaat er aan.
Maar echt geloof is onverwoestbaar. Want Gods werk staat vast.
Het werk van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.
De Heere kent hen, die van Hem zijn. Zij kunnen en zullen niet verloren gaan in eeuwigheid.
Omdat alles afhangt van het werk van de drie-enige God.
Gode zij dank!

Van Amstel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1996

De Wekker | 16 Pagina's

Gods volk gaat niet verloren (Bewaart God de Zijnen? VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1996

De Wekker | 16 Pagina's