Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat heeft de kerk voor Jan laten liggen? (Als Jan niet meer naar de kerk te krijgen is ... III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat heeft de kerk voor Jan laten liggen? (Als Jan niet meer naar de kerk te krijgen is ... III)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De brief uit Zeeland, die vorige week in deze rubriek afgedrukt stond, zette in met de opmerking dat „de wereld waarin jongeren vandaag leven (en wij ook!) een heel andere is dan die van zeg dertig jaar geleden. De dagelijkse levenswijze sluit bijna niet meer aan bij de christelijke levensovertuiging". En in één adem voegt hij er de vraag aan toe of de christelijke kerken hieraan niet hebben meegewerkt. Men zou die vraag ook anders kunnen stellen, namelijk of de christelijke kerken in de voorbije decennia in die ontwikkeling, jegens de kerkjeugd de goede opstelling hebben gekozen, anders gezegd, goede leiding hebben gegeven.
In dit artikel willen we wat breed op deze opmerking en de daarbij gestelde vraag ingaan.
De briefschrijver spreekt in zijn brief over de veranderingen in dertig jaar. We kunnen er rustig vijftig van maken, want de veranderingen die tot de kerkverlating onder jongeren hebben geleid, kwamen al vrij kort na de tweede wereldoorlog op gang. Eén van de grote oorzaken is geweest het gezin als geloofseenheid.
Tot aan het einde van de tweede wereldoorlog was het gezin nog een betrekkelijk gesloten gemeenschap. Daarna zijn in betrekkelijk snel tempo ontwikkelingen op gang gekomen, die het gezin als hoeksteen van de samenleving en als belangrijke cel en hoedster van het christelijk geloofsgoed onder een zekere druk gingen zetten. Het traditionele patroon van het gezin onderging, eerst langzaam aan, later in sneller tempo, verandering.

Verandering in visie en gedrag
De tijd na de tweede wereldoorlog was een tijd van wederopbouw. De druk die mensen vijf jaar achtereen binnen het kleine verband van het gezin en van de directe woon- en werkomgeving had gehouden, viel weg. De wereld ging langzaam weer open, voor jongeren in ons land op een manier die men zich anders had voorgesteld. Het begon in ons land namelijk met honderdduizenden jonge mensen, die al of niet vrijwillig, naar Nederlands-Indië gingen om daar de opdracht van de toenmalige regering uit te voeren. Deze jongens kwamen na enkele jaren terug met ervaringen en indrukken die bij de meesten de levensvisie en levensstijl en hun re-entree in de vroegere leefgemeenschap niet onbeïnvloed lieten. Van dezelfde generatie en dienstplichtige lichting zijnde, heb ik met anderen uit mijn omgeving geconstateerd, hoezeer veel jongens in visie en gedrag waren veranderd en hoeveel moeite zij hadden om zich weer in de gangbare gezinsdiscipline te voegen.
De arbeidsmarkt verruimde en veel jonge mensen tussen 18 en 22 jaar verlieten in de jaren tussen 1945 en 1950 eigen omgeving en gezin om ergens anders een maatschappelijke carrière te beginnen. Ik herinner mij nog goed hoeveel jongens en meisjes uit de provincie in Amsterdam gingen werken en daar op kamers gingen wonen. Het was de tijd van de opkomst van diverse geestelijke bewegingen, op zoek naar vulling voor het geestelijk vacuüm dat vijf jaren van oorlog achterlieten. De jongeren ondergingen de invloeden van de nieuwe omgeving van de ontmoeting met anderen. En als ze met regelmaat in de gezinnen, die ze verlieten, terugkwamen, lieten ze daar niet zelden iets van de opgedane indrukken en invloeden achter. Dat heeft in veel gezinnen op een of andere manier doorgewerkt, met name waar het om dingen van geloof en leven ging. Daarvan was al in heel sterke mate sprake in de vijftiger jaren bij studenten aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ik herinner mij nog zeer goed de woorden van een gereformeerde docent aan de Vrije Universiteit van wie ik privé-les genoot. Hij merkte op enig moment op: aan de universiteit ontwikkelen zich theologisch, sociaal-maatschappelijk, natuurwetenschappelijk en ethisch gedachten, die het gereformeerde gedachtengoed in de toekomst helemaal op zijn kop zullen zetten. De snelheid waarmee dit zou gebeuren voorspelde hij niet, eenvoudig omdat de daaraan bijdragende instrumenten: onderzoeksmethoden, literatuur en media-technieken, op dat moment nog niet waren te overzien. Het is snel gegaan en de geestelijke desintegratie van de gezinnen als gevolg ervan was niet gering.

Communicatie tussen ouders en kinderen is vluchtig geworden
Het is geen vondst als wordt gesteld dat het gezin in onze cultuur in het algemeen niet meer die beslotenheid, geborgenheid, beveiliging tegen invloeden van buitenaf en - vanuit de christelijke optiek gezien - die functie in de geloofsopvoeding heeft, als waarvan vroeger sprake was. Hoewel men niet al te gauw moet zeggen dat vroegere tijden beter waren dan deze. Ze waren anders, maar daarover later. Het gezin als kleine leefgemeenschap is open komen te liggen voor invloeden van een cultuur, waarbinnen door heel snelle veranderingen op allerlei gebied alles is veranderd. De industrialisatie, de gigantisch gegroeide wetenschap rond alles wat met het bestaan van mens en wereld te maken heeft, de sterk veranderde maatschappij en sociale verhoudingen, de betere mogelijkheden om werk te vinden en sneller onafhankelijk te zijn, de grotere welvaart en de sterk toegenomen mobiliteit, de veranderde gezagsverhoudingen, die zich op steeds jongere leeftijd ontwikkelende drang tot zelfstandigheid en de gewijzigde rollen in de man-vrouw-verhouding, het zijn enkele van de dingen, die het karakter van het leefpatroon van het gezin grondig hebben gewijzigd.
Ook het leefpatroon van het christelijk gezin. Om in dit verband op enkele dingen te wijzen.
De sociaal-culturele functie van het gezin (opvoeding, cultuuroverdracht, overdracht van levensgewoonten en zeden, van geloof en gevoelsleven en van de vorming van waarderingsoordelen, om maar enkele dingen te noemen), is allengs in handen gekomen van allerlei maatschappelijke organen, in elk geval steeds meer onder invloed gekomen van maatschappelijke ontwikkelingen en verschijnselen, waarvan school, pers, tv, radio, film, sport en recreatie wel de voornaamste zijn. Die functie is niet alleen het gezin uit handen genomen, het gezin heeft ook inbreuk (moeten) laten doen op de ordening die met name voor de opvoeding van kinderen in de puberale fase voorwaarde is. Met inbreuk op de gezinsordening bedoel ik dat vaste momenten en punten van ontmoeting tussen ouders en kinderen, onder de druk van de claims die de samenleving in al haar functies en culturele uitingsvormen op ouders en kinderen legt, in onbruik zijn geraakt. De schade die daaruit voortvloeit, alleen al in de sfeer van de onderlinge sociale relatie tussen ouders en kinderen, maar ook de geestelijke desintegratie (ontwrichting) die er het gevolg van is, zijn niet in te schatten. Veel gezinnen, ook christelijke, zijn nog slechts een soort duiventil, waar iedereen in- en uitvliegt op momenten die verplichtingen elders eisen of toestaan, waardoor de communicatie tussen ouders en kinderen vluchtig is geworden.
In het jachtige leefpatroon van onze cultuur worden nauwelijks meer momenten gevonden waarop ouders en kinderen samen de normen en waarden van het leven, voor de christen vooral ook de dingen van geloof en leven in de geest waarin de bijbel erover spreekt, kunnen bepraten en onder ogen kunnen zien. Ouders van de generatie, die nu kinderen aan de samenleving aflevert, zullen met terugwerkende kracht niets of maar weinig meer kunnen doen, maar ouders die nog jonge kinderen hebben, zouden de waarde moeten zien van een disciplinaire ordening van tijd om met hun kinderen, op weg naar hun volwassenheid, elke dag ruimte maken voor gerichte, godsdienstige, sociale en culturele opvoeding. Veel kortsluiting tussen ouders en kinderen op latere leeftijd (de kwade effecten ijlen lang na), veel gevallen van vroegtijdige verlating van het gezin door jongens en meisjes, niet weinig gevallen van suïcide onder christelijke jongeren en een groot aantal gevallen van kerkverlating door jongeren, het heeft allemaal direct of indirect te maken met het grote functieverlies dat het gezin in de voorbije decennia heeft geleden.
Als het binnen het gezin op onderlinge geestelijke communicatie en de waarneming van vaste godsdienstige rituelen aankomt, kan op de waarde van deze disciplinaire ordening niet genoeg worden gewezen. Hoewel de geest van de tijd ook andere godsdiensten niet onaangesproken laat, kunnen de disciplines en de ordening waaronder bijvoorbeeld het orthodox-joodse en het islamitische gezinsleven staat, ons christenen tot voorbeeld strekken.

„Hij-kan-mij-nog-meer-vertellen"- mentaliteit
Een van de meest desintegrerende maatschappelijke factoren die het gezin in de voorbije decennia hebben beïnvloed is wel de devaluatie van het gezag. Bedoeld is hier het afgenomen ontzag binnen gezagsverhoudingen in alle verbanden van de samenleving voor degenen, die leiding aan mensen en stuur aan ontwikkelingen in die samenleving geven. Men kan hier spreken van de gevolgen van een te ver doorgeslagen democratiseringsproces. Dat proces begon in de jaren zestig. Het is in ruim dertig jaar uitgegroeid tot een situatie waarin op politiek, sociaal, economisch, cultureel en ook godsdienstig gebied, niemand van iemand meer iets aanneemt als het in het oog van de enkeling of van groepen van mensen, ook maar op enigerlei manier aanvechtbaar lijkt of schadelijk toeschijnt voor eigen belangen.
Daarmee samen gaat een verontrustend groot verlies aan respect voor personen en dragers van verantwoordelijkheid op plaatsen en in disciplines, waarbij men op een zeker ontzag vanuit de samenleving zou mogen rekenen. Wie oplettend observeert en wat door de media op af en toe pijnlijke manier zicht- en hoorbaar wordt gemaakt, registreert, kan niet anders dan diep, zeer diep ongerust zijn.
De „hij-kan-mij-nog-meer-vertellen"- mentaliteit is in onze samenleving diep ingevreten en wie zou denken dat die aan de gezinnen, ook de christelijke, voorbijgaat, is naïef. Als het gezag niet meer of niet voldoende functioneert, betekent dat het einde van een samenleving en de ondergang van een cultuur.
Heeft de kerk aan de jongeren in deze ontwikkelingen goede aandacht gegeven? Daarover graag in de volgende bijdrage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1996

De Wekker | 24 Pagina's

Wat heeft de kerk voor Jan laten liggen? (Als Jan niet meer naar de kerk te krijgen is ... III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1996

De Wekker | 24 Pagina's