Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zekerheid kwijt (Zekerheid van het geloof II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zekerheid kwijt (Zekerheid van het geloof II)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Je kunt dingen kwijt zijn en daar nogal ontredderd onder zijn, vooral als het dingen van grote waarde zijn. Maar erger is het nog wanneer je de zekerheid moet missen dat God je bewaart. Want dan kom je in grote moeite terecht. Als je God kwijt bent... Zo is de ervaring van Gods kinderen bij tijden, zagen we. Maar, zo is de vraag, kun je dit wel in de Schrift terugvinden? Want de ervaring is voor ons toch geen maatstaf? En zeker geen norm!
In Gods eigen Woord laat de Heere zien wat er in het leven van gelovigen kan gebeuren. God „openbaart" ons daarin ook veel van de strijd van het geloof en van het gebrek aan vertrouwen, aan het ontbreken van zekerheid.

Gods Woord
|Op meer dan een bladzijde van Gods Woord komen we tegen dat de gelovigen het volle vertrouwen van het geloof en de zekerheid dat zij altijd kind van God zullen blijven niet op elk moment voelen.
Niet altijd. In Psalm 18 kan David zingend getuigen en van harte belijden: met mijn God spring ik over een muur en dring ik door woeste benden. Dan ziet David geen enkel bezwaar. Dan leeft hij helemaal „in de ruimte". En zo spreekt hij niet alleen in deze psalm. Vele van zijn liederen getuigen van dit zijn geloofsvertrouwen.
Maar zo zingt hij niet altijd. In 1 Samuel 27:1 horen we hem klagen: een dezer dagen zal ik omkomen door de hand van Saul. Je zou dan kunnen zeggen: David, je weet toch beter. David, je hebt toch zulke machtige beloften van God. Waar blijf je nu? Maar ondertussen is dit de werkelijkheid van zijn leven op dat moment. Gideon kon met een klein leger in Gods kracht optrekken. Hij wist heel zeker dat de HEERE de overwinning zou geven, hoe dan ook. Hij werd gesterkt en bemoedigd en dat gaf hem kracht. Maar dezelfde richter kon zich ook afvragen: zou de HEERE wel bij ons zijn? Je zou dan kunnen vragen: de HEERE heeft dit toch beloofd? Maar intussen zit Gideon met deze vraag.
Asaf kan blij getuigen: Gij zult mij in heerlijkheid opnemen. Maar in dezelfde psalm 73 moet hij erkennen: bijna waren mijn voeten uitgegleden en moest hij erkennen: ik ben een groot beest bij U. Het tweede gedeelte van Psalm 77 spreekt van zijn ongeschokt geloofsvertrouwen, maar daar is hij niet meteen aan toe, want in het eerste deel van deze psalm horen we hem hartgrondig klagen: zou God Zijn genâ vergeten, nooit meer van ontferming weten?
Nu zijn er mensen, die zeggen: dat was in het Oude Testament. Intussen zitten we toch in een nieuw-testamentische situatie, waarin de Heilige Geest toch altijd bij Gods kinderen blijft, naar Gods belofte?
Discipelen gaan met Jezus het meer van Galilea op, met de vaste boodschap: we komen aan de overkant. Want Jezus zegt dit. Maar nauwelijks is men van de kant of hun geloof lijkt aan de kant. In de storm, die ontstaat, is men alles kwijt, zo blijkt uit het slot van Markus 4. Men zit vol angst en vrees, terwijl de Heere Jezus heel dichtbij is.
Petrus zakt weg in de golven, wanneer hij het zicht op de Heere Jezus kwijt is en alleen het water voor zijn ogen is (Matth. 14). Johannes de Doper, die zo getuigd heeft van de Heere Jezus en Hem op een uitzonderlijke wijze als het Lam van God heeft aangewezen, komt in de gevangenis tot de vertwijfelde vraag: zijt Gij Degene, Die komen zou of hebben wij een Ander te verwachten? (Matth. 11).
Bovenstaande Schriftgegevens zijn met vele te vermenigvuldigen, om aan te tonen hoezeer gelovigen zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament het volle vertrouwen van het geloof kwijt raakten en het niet meer zagen zitten.
Gelovigen kunnen niet alleen de zekerheid kwijtraken, als een mogelijkheid, maar raken metterdaad deze zekerheid kwijt, als een werkelijkheid.
Dit geldt gelovigen in alle tijden, in allerlei situaties. Of ze nu jong of oud zijn, geleerden of zeer eenvoudigen zijn, allen hebben er mee te maken en verstaan elkaar in deze strijd.

Twijfels
De vraag is te stellen hoe het zover kan komen dat gelovigen hun houvast kwijt raken. In het kort zouden twee oorzaken kunnen worden genoemd, waarvan de eerste in onszelf ligt en de tweede vooral van buitenaf komt.
In de eerste plaats is dan te noemen de twijfel, of zelfs in het meervoud de twijfels. Deze komen van meer dan een kant en zijn ook nog zeer gevarieerd. Wat dat betreft mag je wel een heel goed onderscheidingsvermogen hebben.
In twijfel zit het woord „twee", vandaar twee-strijd. Je hinkt dan eigenlijk op twee gedachten en bent daarmee vaak een twee-mens, waarbij je geslingerd wordt tussen ja en nee, tussen de oude en de nieuwe mens.
Twijfelende mensen worden heen en weer geslingerd, en weten daarom niet de juiste weg te gaan, rechtuit te gaan. Bij Calvijn is te lezen dat de twijfel bijna nooit weg is, maar tegelijk kan hij zeggen dat het geloof ook nooit helemaal weg is. In het gelovig hart is de verzekerdheid met twijfel dooreen gemengd. Het is duidelijk dat de twijfel niet een deel van het geloof is. Het geloof is zekerheid. Maar twijfel is wel een deel van de gelovige. Het zit niet in het geloof, maar in de gelovige, om het nog duidelijker te verwoorden.
Want de twijfel staat in verband met het vlees. We kunnen ze zelfs de twijfelingen van het vlees noemen. Met andere woorden: ze worden veroorzaakt door het vlees. Wat tot het vlees behoort, zo kunnen we met een variant op Romeinen 7 zeggen, is zonde. We moeten daarom deze twijfel nooit goed praten en zeker niet verheerlijken, ook al leven we in een tijd van twijfel, waarin het „goed" staat om te twijfelen en men dit van alle kant „stimuleert", waarbij zelfs theologen „instrumenten" kunnen zijn.
Het geloofsleven weet echter wel van veel twijfelingen. Twijfel over de belofte van God, twijfel over het Woord van God, twijfel over Zijn regering en over Zijn leiding. Twijfel ook over de genade, over Gods gunst, over de noodzakelijkheid én de verhoring van het gebed. En zo zou nog veel meer genoemd kunnen worden, want als het over twijfels gaat is het eind zoek.
Twijfel is een geweldige woekerplant, die ondergronds doorwerkt en die altijd de beste sappen aan het geloof onttrekt!

Aanvechtingen
Bovengenoemde twijfels zijn koren op de molen van de satan. Hij heeft er zijn zwart aandeel in en is altijd bezig om ons maar te doen twijfelen aan van alles en nog wat, vooral aan de dingen van God en van Zijn koninkrijk. Daar heeft hij hels plezier in. Zo wil hij God in Zijn werk raken!
Zware aanvechtingen hebben Gods kinderen te duchten van hun vijanden. In het slot van de Catechismus worden drie doodsvijanden genoemd, die alles in het werk stellen om Gods kinderen te doden, zeker te doden in de werkzaamheden van hun geloof en zo de zekerheid van het geloof uit te roeien, als ze zouden kunnen. Gods kinderen liggen onder zwaar vuur!
Met name hebben Gods kinderen „last" van de duivel, die de grote vijand van God is en daarom van al Gods kinderen. Niet voor niets heeft hij Simon Petrus tot zijn prooi gekozen. Deze rotsman, die als de eerste onder de discipelen gold. Had hij Petrus, dan had hij allen, zo was zijn boos opzet. Jezus, Die voor Petrus gebeden hééft, voordat de satan zijn duivels werk in hem tot stand wil brengen, zegt dat de satan hem begeerde te ziften als de tarwe. Met andere woorden: hij wil hem opeisen en hem laten zeggen dat hij bij de duivel hoort en niets met Jezus te maken heeft. De duivel vecht het aan dat Petrus bij Jezus hoort en Zijn eigendom is én blijft.
Vandaar dat Gods kinderen voortdurend verkeren in de strijd des geloofs, waartoe Paulus Timotheüs aanmoedigt om deze strijd goed te strijden. In Efeze 6 geeft hij zelf aan dat daartoe nodig is de gehele wapenrusting van God aan te trekken, om in deze strijd staande te kunnen blijven.
Want de aanvechtingen komen op allerlei momenten. Vlak na het avondmaal, of zelfs eronder, zo de duivel vaak al niet van te voren te keer gaat. Maar ook midden in de nacht is hij bezig. Hij laat ons niet alleen, wanneer we alleen zijn, in gezelschap vergezelschapt hij ons. Terecht noemde ds. Toornvliet „De duivel onder ons" en spreekt Nicky Crusz van de „Slimme verleider". Zo zouden nog meer passende benamingen te bedenken zijn. De duivel is nooit op vakantie, al gaat hij wel mee op vakantie. De duivel heeft veel werk, wanneer wij aan het werk zijn, maar ledigheid is helemaal des duivels oorkussen, zoals dat heet.
Hij weet ons te vinden in tegenspoed, maar wellicht nog meer in voorspoed. Altijd vecht hij en steeds vecht hij aan.

Zware aanvechtingen
Zware aanvechtingen heeft Johannes de Doper te doorstaan en wie denkt niet aan Paulus, vooral wanneer we 2 Korinthiërs 12 lezen? Iemand als Job weet wat zware aanvechtingen zijn. In Psalm 31:23 wordt gesproken over: ik ben afgesneden! En wie peilt de diepte van de beleving van Psalm 22? Trouwens, wie kent met de dichter van Psalm 116 niet de beleving: daar de angst der hel mij alle troost deed missen!
De duivel vecht het bestaan van God aan. Hij vecht Zijn rechtvaardigheid aan én Zijn liefde. Zijn barmhartigheid én Zijn geduld. Hij vecht niet minder aan het geloof van Gods kinderen, hun hoop, hun liefde, als gaven van de Heere.
Bij tijden vecht hij alles aan. Dan zijn wij in zware strijd, in noodweer. Zoals een schip er met moeite doorheen komt, wanneer het slagzij maakt in zware zee, onder zwaar weer. Bij zware storm dreigen we overboord te slaan en te verdrinken. Indien dan de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze blijven...
Gods kinderen zoeken deze zware strijd niet. Ze schuwen deze en willen er wel voor weglopen. Behalve wanneer zij, door de boze, overmoedig geworden zijn en denken dat zij de strijd wel aankunnen. Een gelovige zal en mag zich niet in gevaar begeven, heeft te bidden: leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Gods kinderen zoeken de aanvechtingen niet, maar worden er in gesteld. Het overkomt hen, het overvalt hen nog meer.

Wanneer God beproeft, verzoekt de duivel, vandaar bovengenoemde bede (uit het volmaakte gebed). Jakobus spreekt er over dat we niet door God verzocht worden. De verzoeking, zegt hij, komt van een andere kant. Maar zij is er wel.
We lezen in 1 Korinthiërs 10:13: „U heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw.
Die u niet zal laten verzocht worden boven al wat gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen."

Van Amstel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1996

De Wekker | 16 Pagina's

De zekerheid kwijt (Zekerheid van het geloof II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1996

De Wekker | 16 Pagina's