Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De preek en de hoorder (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De preek en de hoorder (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De preek is er voor de hoorder
Een preek vraagt om een hoorder. De preek wordt immers gemaakt voor de hoorder. Er worden ook wel preken geschreven. Deze zijn bedoeld om gelezen (eventueel voorgelezen) te worden. In zekere zin kan men ook degene die zelf een preek leest, een hoorder noemen. Dat is in het bijzonder het geval als de geschreven preek voorgelezen wordt. Dan horen de kerkgangers toch naar de preek, zij het dat deze niet door de predikant zelf uitgesproken wordt.
Ook de lezers van een preek noem ik hoorders, zij het dat zij van hun ogen gebruik maken in plaats van van hun oren. Zelfs als een preek geschreven wordt, geldt: de preek vraagt om hoorders. Dat zijn de mensen die de preek tot zich nemen en hem verwerken. Voor dat verwerken wordt de preek gemaakt en gehouden. Dus een preek vraagt om hoorders.

Rekening houden met de hoorders
Dat betekent dat wie een preek maakt met de hoorders rekening moet houden. Dat is het waarover ik in dit artikel iets wil zeggen. Dat er met de hoorders rekening moet worden gehouden, zal voor ieder duidelijk zijn.
Als je je tot iemand richt moet je, om verstaan te worden, zijn taal spreken en ook verstaanbaar, in de zin van begrijpelijk, spreken. Wie deze regel niet in acht neemt, kan er zeker van zijn dat zijn boodschap niet overkomt. Dat heeft hij aan zichzelf te wijten. Hij kan er de hoorders niet de schuld van geven. De spreker hield met de hoorders immers geen rekening. Hij sprak een vreemde en voor de hoorders onverstaanbare taal.
Het is duidelijk dat ook een preek onder deze regel - het a.b.c. van de communicatie - valt. Een predikant kan zich niet op de Heilige Geest beroepen, als zijn preek te moeilijk is voor de gemeente.
Misschien zijn er wel eens dominees die denken: het is de Heilige Geest die in een kerkdienst bij de hoorder het eigenlijke werk moet doen. Dus behoef ik mij niet zo te bekommeren om de begrijpelijkheid en de verstaanbaarheid van mijn preek. De Geest overbrugt de afstand wel. Hij doet met mijn preek - hoe die ook in elkaar zit - Zijn werk.
Juist dezer dagen was ik bezig met Handelingen 2:11, waar we lezen dat de buitenlandse Joden en Jodengenoten in Jeruzalem op Pinksteren de apostelen in hun eigen taal de grote werken Gods hoorden spreken. Het gaat hier naar het inzicht van velen om een taalwonder en niet om een hoorwonder (al zijn er die ook hieraan denken). Op Pinksteren worden de grote daden in de taal van de hoorders aan hen overgebracht. Zij horen daar in Jeruzalem het evangelie in hun eigen taal. Daarmee doorbreekt God de verwarring die ontstaan is bij de torenbouw van Babel (Genesis 11:7).
De verscheidenheid van talen is voor God geen verhindering om het evangelie te brengen aan mensen die in een heel verschillend taalgebied leven.

Vertalen en verstaanbaar preken
Het wonder in Handelingen stelt de kerk voor een tweevoudige opdracht. Allereerst om de Bijbel te vertalen in vreemde talen, zodat mensen het wonder van God in hun eigen taal kunnen horen. Wat met de Bijbel moet gebeuren, geldt ook van de uitleg en het bepreken van een bijbeltekst - in de eigen taal van de mensen.
Een tweede opdracht is om bij de uitleg zo te spreken dat de mensen het begrijpen kunnen. De andere taal moet niet alleen gebezigd worden. Die moet zo gebruikt worden dat het gesprokene verstaanbaar, dus te vatten is.
Natuurlijk kan men hier direct tegenin brengen dat een ongeestelijk (natuurlijk) mens niet begrijpt de dingen die van de Geest van God zijn (1 Korinthiërs 2:14). Van deze waarheid zullen we niets afdoen. Het geestelijk verstaan is alleen mogelijk door de Heilige Geest. Hij is van dat verstaan het geheim, omdat Hij er de Bewerker van is.
Dit betekent niet dat een dominee daarom met de begrijpelijkheid van het gesprokene, met een moeilijkheidsgraad, die het bevattingsvermogen niet te boven mag gaan, geen rekening moet houden: Hij moet dat wel doen. De Heilige Geest stelt in het gewone communicatieproces de regels van het, zoals het daar heet, zender- en ontvangersysteem niet ter zijde.
Ik weet dat de Heilige Geest in bijzondere omstandigheden bijzondere dingen kan doen. Dan maakt Hij soms ook van bijzondere middelen gebruik. In het gewone leven gaat de Geest van de onder ons gebruikelijke communicatiewijze uit. We moeten dus in onze eigen taal, op een begrijpelijke wijze de grote werken Gods horen verkondigen. Een predikant houdt rekening met zijn gehoor, omdat hij zijn gehoor op het oog heeft. Hij doet zijn best verstaan en begrepen te worden. Wie daarvoor als prediker niet zijn best doet, blijft beneden de maat die aan een prediker gesteld mag worden.

De preek op de hoorder afstemmen, hem niet aanpassen
Dan komt natuurlijk de vraag boven: in hoeverre moet een prediker met zijn gehoor rekening houden? Moet hij de inhoud van de preek en dus zijn boodschap aanpassen bij zijn gehoor? Hier zou ik onderscheid willen maken tussen aanpassen en afstemmen. Het laatste is noodzakelijk, tot het eerste is hij niet geroepen als ermee bedoeld wordt de boodschap zo veranderen dat deze bij de hoorders in de smaak valt.
Aanpassen betekent de inhoud veranderen en zo wijzigen, dat hij de hoorders in het gevlei komt.

De boodschap op de hoorders afstemmen betekent de inhoud onaangetast laten, maar zulke bewoordingen gebruiken dat de boodschap begrijpelijk overkomt en wat de intentie ervan aangaat, verstaan wordt.

Jezus spreekt over oude en nieuwe dingen
We hebben in de prediking van de Heere Jezus hiervan een prachtig voorbeeld. De Heere Jezus gebruikt beelden en voorbeelden uit het dagelijks leven. Hij voldeed Zelf aan wat Hij in Mattheüs 13:52 van de heer des huizes zegt, die uit zijn schat nieuwe en oude dingen voortbrengt. Hij verwijst naar het Oude Testament. Tot op het kruis gebruikt de Heere Jezus woorden uit Psalmen.
Om duidelijk te maken dat het Oude Testament in Hem, de Zoon des mensen, vervuld is (Markus 2:10), gebruikt Hij ook eigentijdse en voor Zijn hoorders nieuwe woorden. Ik denk aan de nieuwe wijn die niet in oude, maar in nieuwe lederen zakken moet worden gedaan (Lukas 5:33-39, en vooral 36-38); of aan het voorbeeld van de zieke en de dokter, dat aan het genoemde voorbeeld voorafgaat (Lukas 5:31,32). Oude en nieuwe dingen - dat geldt de inhoud van Jezus' prediking. Het geldt ook de vorm, de verwoording waarin Hij de prediking brengt.
Een dominee die met zijn gehoor rekening houdt, mag dus ook wel oude dingen naar voren brengen. Hij moet dat zelfs doen. Hij mag verwachten dat de gemeente van de oude dingen weet heeft. Het Oude Testament wordt immers gelezen en bepreekt. Hij zal echter ook nieuwe dingen in bewoordingen van onze tijd naar voren moeten brengen. Om misverstand te voorkomen: Die nieuwe dingen vinden in Jezus Christus hun bron en hun maatstaf.
De preek vraagt om een hoorder. Daarom moet de preek ook rekening houden met en afgestemd zijn op de hoorder. Hoe ver reikt de taak van een predikant om met de hoorder rekening te houden?

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1996

De Wekker | 16 Pagina's

De preek en de hoorder (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1996

De Wekker | 16 Pagina's