Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De preek in de praktijk (De preek en de hoorder IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De preek in de praktijk (De preek en de hoorder IV)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mensmiddelpuntig?
In dit artikel tracht ik de vragen te beantwoorden die in de voorgaande weken aan de orde kwamen. Wat mogen de hoorders van de prediking verwachten? In hoeverre moet de prediker aan de verwachtingen van de hoorders voldoen? Deze vragen klinken erg mensbetrokken. Het lijkt erop dat de hoorders het voor het zeggen hebben.
In de voorgaande artikelen heb ik getracht duidelijk te maken dat de hoorder een plaats heeft in de preek. Dat zo te stellen heeft niets met subjectivisme te maken. In de Bijbel komen mensen aan het woord, ofschoon we in de Schrift met Gods openbaring te maken hebben. Daarom zullen mensen ook in de preek een plaats krijgen. Wie zich afvraagt of het dan niet mensmiddelpuntig in de preek toegaat, bedenke dat de prediking de grote daden Gods verkondigt. Tot die daden behoort ook het werk van de Heilige Geest. Dat werk in het leven van mensen moet een plaats hebben in de preek. De Geest richt Zich op mensen en is bezig met mensen. Onder dat gezichtspunt komen mensen in de preek ter sprake. Met de voorgaande regels heb ik de kern samengevat van wat in de afgelopen weken aan de orde is geweest in drie artikelen over de relatie van de prediking en de hoorder.
Nu tracht ik dat te concretiseren door in te gaan op de preek in de praktijk.
Men kan dit thema naar twee kanten uitleggen. Het gaat om de praktijk van de prediking. Het gaat ook om de preek in de praktijk van het leven. Op dit laatste ligt nog meer accent dan op het eerste. Bij de behandeling van het thema spelen de vragen mee, waarop ik een antwoord beloofde te geven. Ik heb ze aan het begin van dit artikel nog eens geformuleerd.

Ontsluiten of toesluiten?
De preek heeft als bron en norm het Woord van God, zoals dat in de tekst tot ons komt. Men kan een stichtelijk verhaal brengen en ervaringen van gelovigen vertellen. Dat is geen preek, hoezeer mensen er iets aan kunnen hebben. Een preek moet voldoen aan de eis, dat het Woord van God bij de mensen komt. Ik hoorde iemand zeggen: Aan het einde van de preek stel ik mezelf altijd de vraag: Is het Woord van God door de uitleg van de tekst voor mij opengedaan en opengegaan? Ik stemde mijn gespreksgenoot toe, dat dit het eerste criterium is waarnaar je een preek moet beoordelen. De prediker kan met vele woorden de tekst toesluiten. Hij behoeft dan nog niet eens onwaarheden te zeggen. Hij gaat voorbij aan de taak het Woord van God te laten spreken.
Een preek kan psychologische, stichtelijke, pedagogische en sociaal-culturele verhandelingen bevatten die ter zake zijn. Toch verdient ze dan niet de naam van een preek. Deze uiteenzettingen horen in die afmetingen en met die intenties ook niet thuis in een preek.
Een preek moet ontsluiting zijn van het Woord van God. Door de preek moet de hoorder in het hart van de tekst zien. Waar dat gebeurt, krijgt de hoorder ook een blik in het hart van God.
Dit is de eerste eis die aan een preek gesteld mag worden. Zij geldt naar de prediker en naar de hoorder. We zijn bezig met de vraag: wat mag een hoorder van de preek verwachten? In hoeverre moet of mag een prediker aan de verwachtingen van de hoorder tegemoet komen?

Een grens aan de verwachtingen
Op deze twee vragen kan ik geen antwoord geven, als we (prediker en hoorder) het niet eens zijn over het feit dat een preek het Woord van God naar de gemeente toe moet openleggen.
Hier staan we voor een grens, die elke prediker moet eerbiedigen. Ook de hoorder moet die grens respecteren. Wie als hoorder allerlei eisen stelt, maar eigenlijk niet het Woord wil horen, zit op een verkeerd spoor. Zo is het ook met de prediker.
Wij moeten het dat van de prediking goed in het oog houden. Het dat van de prediking is het ontsluiten van het Woord van God. Dat is het uitleggen, het verklaren, het de hoorder zicht geven op wat God door de tekst tot de gemeente wil zeggen.
Dit is het eerste, als we nadenken over de preek in de praktijk. Hiermee is een grens getrokken die bepaalde wensen en verwachtingen van de hoorder afwijst. Voor zover deze wensen niet uitgaan van dit startpunt, zullen ze door de prediker niet gehonoreerd behoeven te worden. Hoorder en prediker zullen beiden van hieruit moeten beginnen.
Dan komt de vraag naar het hoe. Deze vraag volgt op het dat van de prediking. Hoe brengt de prediker deze tekst, dit (stukje van het) Woord van God naar de gemeente?
Hoe raakt hij met zijn uitleg het hart van de hoorder? Hoe voldoet hij aan de behoeften van wie de uitleg met hartelijke belangstelling volgt? Hoe gaat de preek in op de praktijk van het leven van de hoorder?
Dat dit moet gebeuren is buiten discussie. De voorgaande artikelen hebben de grond ervoor aangegeven.

Vanuitdepraktijk van de prediking
Maar hoe? Laat ik dit vanuit de praktijk van wekelijks twee keer preken aan de lezer mogen voorleggen. Ik ben ervan overtuigd dat mijn ervaring die van vele predikanten is.
Je komt de preekstoel op. Je ziet de gemeente voor je, in al haar verscheidenheid, jongeren en ouderen. Ik denk wel eens: mensen van een verschillende herkomst en met een verschillende geschiedenis, en wellicht ook met een verschillende verwachting van deze kerkdienst.
In het ene kerkgebouw zijn weinig mensen - maar iedereen telt mee. Soms zijn er veel tot zeer veel mensen. Hoe zul je als dominee aan de behoeften en de verwachtingen van al die mensen voldoen? Vaak grijpt deze vraag mij aan. We kunnen toch niet ieders persoonlijke behoeften uitspreken, laat staan die bevredigen. Er is zo grote verscheidenheid. Hoe zullen die velen zich in deze ene uitleg herkennen? Een prediker is van dit probleem gauw af, als hij bij zichzelf zegt: Ik hoef alleen maar het Woord van God te brengen. Het overige mag ik aan de Heilige Geest overlaten.
In deze opmerking zit een kern van waarheid. Toch is er niet alles mee gezegd. Er moet stellig iets aan toegevoegd worden. Immers, het Woord van God brengen vraagt van de prediker, met dat Woord ingaan op behoeften en noden, op kennis van God en op gebrek aan kennis - om daaraan leiding te geven. Het vraagt dat een prediker de tekst bij het hart van de mensen brengt, in al hun verscheidenheid van leeftijd, levenservaring en geestelijke ligging. Een dominee die op de preekstoel genoegen neemt met een stukje uitleg zonder meer, komt niet bij de mensen. Hij komt vanaf de preekstoel niet over bij de mensen.

Hoe?
En daarom de vraag: hoe doet hij dat? Hoe moet hij dat doen? De lezer zal het ermee eens zijn dat de hoorder betrokken is bij de preek. Ik noemde hem als aangesprokene belanghebbend voorwerp. De hoorder is echter niet de norm voor de preek. De norm is en blijft de tekst, die uitgelegd moet worden.
Hoe zit het dan? De hoorder mag verwachtingen hebben, en toch...
Inderdaad, hier ligt het probleem. Er moet aan verwachtingen voldaan worden en toch zijn er aan die verwachtingen grenzen te stellen. Is dit niet een ja en neen-redenering? Met de ene hand geven en met de andere hand terugnemen?
Ik grijp nog even terug op wat een predikant ervaart, als hij op de preekstoel komt en de gemeente in haar verscheidenheid voor zich ziet.

In de studeerkamer
Eigenlijk moet hij die ervaring van het zien van de gemeente al eerder hebben opgedaan, namelijk in zijn studeerkamer bij het maken van de preek.
Terwijl hij met het onderzoeken en het beluisteren van de tekst bezig is, zal hij zich afvragen: Wat zegt deze tekst in en voor het leven van een kind van God? Wat zegt deze tekst tot iemand die wel in de kerk zit, maar onbekeerd is? Hoe kan deze tekst jongeren helpen in het gesprek met ongelovige leeftijdsgenoten? Wat zegt deze tekst over de verwerking van leed en wereldnood?
Hoe helpt deze tekst mensen geestelijk te groeien? Wat is daarvoor nodig in het hart van mensen? Welke zonden en welke belemmeringen moeten daarvoor opgeruimd worden?
Welke moeite zal een moeder die een kind verloren heeft, met deze tekst hebben? Op welke weerstand stuit de uitleg van de tekst in het hart van zo'n vrouw? De prediker kan ook denken aan een vrouw of een man die, om welke reden ook, niet gehuwd is; of wier huwelijk beëindigd is door dood of echtscheiding.
Ik kijk nu een andere kant op. Ik denk aan de individualistische, egoïstische levensinstelling van de hedendaagse mens (wij maken ook deel uit van deze samenleving). Wat zegt de tekst daarover? De discussie over normen en waarden, of het niet meedoen aan die discussie. Hoe kunnen we als prediker bij de behandeling van de Tien Geboden en de Catechismus daarop inhaken en jongeren en ouderen heel concreet helpen, door leiding te geven.

De praktijk van het pastoraat
De prediker moet bij de voorbereiding van de preek in gesprek zijn met de tekst en met de hoorders van de komende zondag. Hij moet aan de tekst vragen: Wat hebt u tot mensen in deze en die omstandigheden te zeggen? Hij moet aan de hoorders, die hij op zijn studeerkamer voor zich ziet vragen: Wat verwacht u van deze tekst voor uw leven? Hoe denkt u dat deze tekst u kan helpen? Wat is er nodig om dit Woord van God geestelijk te verwerken?
Wie als prediker zo te werk gaat, zal stellig praktisch preken. Dan voltrekt zich het wonder van de preek in de praktijk.
Ongetwijfeld blijft de gemeente met vragen zitten. Gelukkig de gemeente die met deze vragen bij de predikant terecht kan. Vroeg of laat zullen ze dan in de preek aan de orde komen en, voor zover mogelijk, beantwoord worden.

Aan het slot van deze artikelen grijp ik terug op het begin. De preek in de praktijk kan niet zonder de praktijk van het pastoraat. De predikant krijgt zijn tekst uit de Bijbel - het dat van de prediking. Hij leert de toepassing en concretisering van de tekst door het contact met de gemeente - het hoe van de prediking. Het geheim van een praktische preek ligt in het hart van de prediker, namelijk de liefde tot God en de liefde tot de gemeente in al haar verscheidenheid.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1996

De Wekker | 16 Pagina's

De preek in de praktijk (De preek en de hoorder IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1996

De Wekker | 16 Pagina's