Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verzoening als bijbels kernwoord (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verzoening als bijbels kernwoord (IV)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Zoon des mensen moest lijden en sterven en opstaan
In de huidige discussie over de verzoening wordt vaak gesteld, dat in de evangeliën - vooral bij Lucas - het verstaan van Jezus' lijden en sterven als zoendood geheel of bijna geheel afwezig is. Nu valt niet te ontkennen dat bijvoorbeeld er in Lucas 24 slechts over gesproken wordt dat de Christus moest lijden en sterven en opstaan, maar er wordt niet met zoveel woorden bij gezegd waarvóór dat nodig was. Toch is daarmee niet alles gezegd.
Om te beginnen is het van belang voor ogen te houden, dat ons eerst de werkelijkheid van Christus' opstanding wordt verkondigd, en het goddelijk „moeten" dat daarachter ligt, en dat vervolgens duidelijk wordt gemaakt waarom de Zoon des mensen moest lijden en sterven en opstaan. Dat is een orde, die we goed voor ogen moeten houden. Prof. Kuitert heeft in zijn Het algemeen betwijfeld christelijk geloof de, omgekeerde weg bewandeld. Hij legt sterke nadruk op de algemeen-menselijke behoefte aan verzoening. Die behoefte fundeert hij niet vanuit de Schrift, maar vanuit het besef van schuld dat zwaar op mensen kan drukken. In zijn gedachtegang „hangt" ons vasthouden aan de idee van de verzoening aan de „spijker" van de menselijke behoefte daaraan. In de bijbel is het omgekeerd: als de gekruisigde Here Jezus Christus opstaat uit de dood is er in eerste instantie alleen maar verbijstering. Er juichte geen toon, en er klonk geen stem, die galmde door gans Jeruzalem. Men „herinnerde" (Lucas 24,6) zich zijn woorden niet, omdat men niet doordrongen was van de kracht van Gods spreken. Men „kende de Schriften nog niet", vertelt Johannes 20,9. Eerst moest men de kracht van Gods woord leren geloven en verstaan, om vervolgens te gaan begrijpen waarom Christus moest lijden en sterven. Het begrijpen van de kracht van dat Woord neemt alleen niet weg, maar onderstreept veeleer dat de verzoening zich afspeelt in het ontoegankelijk duister van de dood van Christus, en door ons ten diepste nooit te peilen is.
Niettemin geldt ook ten aanzien van het Evangelie naar Lucas, dat we de samenhangen in het oog hebben te houden. Als de beide Emmaüsgangers in het breken van het brood ontdekken wie hun gast(heer) is, is het duidelijk dat die maaltijd in het licht van de laatste Paasmaaltijd van Jezus met zijn discipelen gezien moet worden. Aan die maaltijd heeft Hij het Avondmaal ingesteld, en daarbij gewezen op zijn lichaam en bloed dat voor hen gegeven resp. uitgegoten zou worden (Lucas 22,19v). Juist die Paasmaaltijd, waarover Lucas zo uitvoerig bericht, spreekt van het verzoenend karakter van Jezus' sterven. Verder - als uitgerekend Lucas zijn evangelie afsluit met Christus die zegenend van zijn discipelen weggaat, dan is er zonder twijfel verband met die andere priester, aan het begin van zijn evangelie, Zacharias, die rechtvaardig en vroom was, maar vanwege zijn ongeloof het wachtende volk in de tempel niet kon zegenen. Omdat ze voortaan leefden onder de handen van deze zegenende Hogepriester konden ze ook bevrijd in de tempel Gods zijn, en ze behoefden niet meer met lege handen naar huis, maar ze bleven er om God te loven om zijn genade in Christus (Lucas 24,50-53)!
Ik meen dat we hier weer zien, waar ik al eerder op heb gewezen, namelijk dat we hebben te kijken naar diepere samenhangen, en niet enkel moeten letten op het voorkomen van bepaalde woorden of begrippen. Belangrijk is om voor ogen te houden, dat de werkelijkheid van Gods handelen voorop gaat en het verstaan ervan volgt. Alleen - als dat verstaan zich in beelden voltrekt, houden we dan niet enkel een chaotische veelheid aan menselijke gedachten over verzoening over, zoals prof. Den Heyer stelt?

De „vensters" op de werkelijkheid van de verzoening
Als we het Nieuwe Testament lezen, ontdekken we dat over de werkelijkheid van de verzoening in Christus steeds in beelden gesproken wordt. Als Jezus' dood een „losprijs" (Markus 10,45) genoemd wordt, roept dat het beeld van een slavenmarkt op. Dat woord „losprijs" wil verstaan worden tegen de achtergrond van de ongehoorde bevrijding die werkelijkheid wordt waar een slaaf tot zijn verrassing ineens vrijgekocht wordt.
De schrijver van de Brief aan de Hebreeën neemt ons nog eens mee op de weg van de verzoening zoals de cultus van het Oude Testament die was. We staan als het ware met Israël in de woestijn, in de voorhof van de tabernakel, op Grote Verzoendag. We beseffen dat deze verzoening niet de definitieve uitkomst brengt; ieder jaar opnieuw moet dit ritueel herhaald worden! Binnen die kaders verkondigt de schrijver van deze brief de betekenis van de kruisdood van Christus als de opening
van een nieuwe en levende weg tot de troon van Gods genade.
Als Paulus spreekt over de gerechtigheid van Christus, verplaatst hij ons in gedachten naar de rechtszaal. Hij spreekt over „gerechtvaardigd" worden, maar dat roept de vraag op hoe dat ooit kan als er niemand is die God ernstig zoekt (Rom. 3,11). Het antwoord is dat God Christus heeft „voorgesteld", dat is: openlijk geproclameerd „als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed ... zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt die uit het geloof in Jezus is" (Rom. 3,25v). Deze drie voorbeelden zijn voldoende om ons te laten beseffen, dat er in het Nieuwe Testament verschillende „vensters" zijn die ons zicht bieden op de
verzoening in Christus. Let wel, ik noem het niet maar „beelden" die mensen ontworpen hebben, en die wij dan ook kunnen en mogen vervangen door andere, maar „beelden" die de Heilige Geest ons geeft als „vensters" op de werkelijkheid van de verzoening.
Dat neemt niet weg dat er een verscheidenheid aan beelden van de verzoening is, die zich niet tot één alomvattende kijk laten samenbrengen. Zo'n sluitende theorie zou misschien een bepaalde manier van denken bevredigen, maar het leven en de verwondering eruit kunnen verwijderen. En - wat belangrijker is - het zou kunnen doen vergeten dat die verzoening ons als totale mens aanspreekt, en op ons hart gericht is.

Verzoenen en verzoenen is twee
Er is - behalve die verscheidenheid aan „beelden" - nog iets dat we goed in het oog moeten houden, als we in het Nieuwe Testament een woord als „verzoenen" of „verzoening" lezen. Het is zo dat er in het Grieks twee heel verschillende begrippen kunnen staan, die in onze vertalingen met hetzelfde woord „verzoenen" worden weergegeven. Die woorden zijn niet alleen verschillend in het Grieks, maar hebben ook een heel verschillende achtergrond.
Ik haalde hierboven Rom. 3,25 aan, waar we horen van „zoenmiddel", in het „bloed" van Christus. Daarmee wil Paulus ons doen denken aan de sfeer van de tempel met de offers die daar gebracht werden. Ook in Rom. 5,9-11 lezen we van het „bloed" van Christus, en denken we dus aan de tempel, maar in de verzen 10 en 11 gebruikt Paulus een werkwoord met een heel andere achtergrond. Het roept niet de gedachte van het brengen van offers in een tempel op, maar van het beslechten van conflicten in het tussen-menselijk vlak, zowel in de individueel-persoonlijke levenssfeer als ook op het politiek-militaire vlak van diplomatie en van het verzoenen van tegenstanders in een conflictsituatie, zoals een oorlog. God heeft ons met zich verzoend, zegt Paulus, toen wij nog vijanden waren. Daarmee bedoelt Paulus niet dat er tussen God en ons aan weerskanten een vijandige stemming heerste, maar dat wij mensen in staat van rebellie waren tegen onze Schepper. Die verzoening komt dan ook niet tot stand doordat van weerszijden toenadering tot elkaar gezocht wordt, maar doordat Gòd in Christus verzoening sticht. „Verzoend zijn" in vers 10 is een passieve werkwoordsvorm.
Dat Paulus die beide woorden, die dus afkomstig zijn uit heel verschillende sferen, bij elkaar neerzet, wijst erop dat verzoening als herstel van de relatie is gegrond in het aanbrengen van verzoening als offer van het leven in cultische zin. Het is één gebeuren, waaruit men niets kan wegnemen zonder de kern te verliezen.
Wat is nu het bijzondere en definitieve van de verzoening in Christus? In Rom. 5,10 zegt Paulus dat wij, nu wij met God verzoend zijn door de dood van zijn Zoon, „veel meer" behouden zullen worden doordat Hij leeft. Wat bedoelt Paulus met dat „veel meer"? In een vorig artikel hebben we gezien hoe de Israëliet met zijn zondoffer bij de priester kwam, en moest toezien hoe dat dier in zijn plaats geslacht en verbrand werd. Dat dier was een levend wezen - maar het was slechts een dier. Het was dan wel onschuldig, en kon dienen als offer, maar het miste ten enenmale de kracht om in mijn verhouding tot God werkelijk verandering te bewerken.
Als nu Christus sterft in onze plaats, is dat anders. Nee, geen mens heeft de hand op Hem gelegd, en Hem gevraagd verzoening te bewerken. De orde van het zondoffer, die begint met een mens die zijn zonde erkent, is hier verlaten. Niettemin is Christus de weg van het kruis gegaan, en heeft Hij een volkomen verzoening aangebracht. Hij is gestorven, maar in zijn dood heeft Hij de zijnen, die de Vader Hem gegeven had, vastgehouden - en er is behoud voor hen doordat Hij leeft. Dat offerdier in de tempel werd gedood, en eigenlijk was op hetzelfde moment de kracht van dat offer uitgewerkt. Christus' offer is eens en voorgoed, omdat Hij leeft. Hij is niet alleen de Gestorvene, maar wat „meer" is: Hij is de Opgewekte, die aan de rechterhand van de Vader is, die ook voor ons pleit (Rom. 8,34). Zo is de eenmaal aangebrachte verzoening altijd levende werkelijkheid, omdat Christus leeft!
Niet alleen is de verzoening in Christus' dood eeuwig-geldig, maar zij reikt ook dieper dan verzoening in de tempel, en wel tot op de bodem van onze verlorenheid. Op Grote Verzoendag werden in de tempel alleen de onopzettelijke zonden verzoend; voor de zonden „met opgeheven hand" bestond in het Oude Testament geen vergeving. De ontdekking, die Paulus nu gedaan heeft, is dat ook de zonden „met opgeheven hand" in het Nieuwe Testament verzoend worden; daarvan spreekt de blijdschap van Paulus, en daarom ook is het evangelie voor hem een boodschap met zo'n indrukwekkende kracht, die behoud, redding in Gods gericht, in zich bergt!
Dat de orde van het zondoffer in Christus' kruisdood voor onze zonden niet wordt aangehouden is bij nader inzien van grote betekenis. Was het in het Oude Testament zó, dat het offer stond of viel met mijn komen tot God om verzoening, en is het leggen van de hand achter de kop van het offerdier dan ook een erkenning van de noodzaak verzoening te ontvangen - in het Nieuwe Testament sticht God Zelf verzoening, zonder dat er iemand om vraagt. Die verzoening is aangebracht, vóór ons uit, en God komt nu tot mij met het dringend appèl mij met Hem te laten verzoenen. Dat is de even bevrijdende als klemmende spits van de boodschap van 2 Kor. 5,11-21, dat we in een volgend artikel willen bekijken.

G.C. den Hertog

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1997

De Wekker | 20 Pagina's

Verzoening als bijbels kernwoord (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1997

De Wekker | 20 Pagina's