Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De avond valt; de morgen gloort

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De avond valt; de morgen gloort

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe de dag ook is geweest, zonnig of somber, voor de een te kort, voor de ander te lang, naar Gods natuurwet komt de avond. Wij leven bij de klok, tellen onze uren, delen onze dagen in en wij rekenen ermee dat de avond komt. We zitten midden in de zomer met zijn lange avonden vol van licht. In de wintertijd korten de dagen en is het snel donker. Vele ouderen en zieken kijken tegen de winter op en zien uit naar de zomer. Soms zijn we blij als de dag voorbij is en de avond valt. De avond, die in dit jaargetijde in de gouden gloed van de ondergaande zon valt; de avond die verkoeling brengt na een mooie zomerdag die u heeft vermoeid. Wij tellen onze dagen op; beter is het onze dagen af te tellen. God heeft ons immers een hoeveelheid dagen gegeven en elke dag gaat er weer eentje af. Mozes bidt dan ook in Psalm 90: „leer ons alzo onze dagen tellen/aftellen, opdat wij een wijs hart bekomen". Wij weten immers dat de levensavond komt met alle consequenties van dien.
We kijken soms terug op een fijne dag of op een dag vol somberheid en pijn. Al naar gelang onze dagen zijn doorleven wij ook onze avonden.
Met onze levensavond is het niet anders. Onze levensdag gaat naar de levensavond. Zo is de gang van de tijd, die „alles schendt". Dankzij de goede levensmogelijkheden en goede medische zorg in ons land leven wij mensen langer. Toch komt voor een ieder van ons de levensavond.
We weten wel dat we hier geen blijvende stad hebben. „Wat uit stof is neemt een end" zegt een psalmregel.
Mozes belijdt het in Psalm 90 „wij vliegen daarheen". In deze tijd vol van enerverende gebeurtenissen stemmen wij dat toe. Zo wij sterk zijn bereiken wij de leeftijd van zeventig; zo wij zeer sterk zijn worden we tachtig jaar of nog ouder. Als je ervoor staat lijkt het niet op te kunnen. Als je erachter staat zeggen we: „wat gaat de tijd toch snel". De dichter van Psalm 39 zegt: „Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld en mijn leeftijd is als niets voor U. Immers is een ieder mens hoe vast hij staat enkel ijdelheid" (vers 6).
Soms word je je dat ineens bewust als er in je omgeving iemand plotseling sterft op jeugdige leeftijd of als na een slopende ziekte een klasgenoot van je overlijdt. Meestal duwen we het weg of bewaren wij die gedachte voor de oudjaarsavond of voor het uurtje in de kerk als Gods stem tot ons komt. Soms ook hebben we geen tijd om erover na te denken en duwen we Gods roepstem weg. We stellen zovaak uit, vandaag geen tijd, morgen maar, volgende week, later als de kinderen de deur uit zijn of als we met de vut of met pensioen gaan.
Maar wie weet hoe groot onze handbreedte is; wie weet het aantal jaren dat hem of haar is toegemeten? Ons leven wordt ons gegeven als voorbereidingstijd op wat na dit leven komt. We willen het leven vasthouden maar het ontglipt ons toch. Wij hebben het leven niet in onze hand. Het leven komt van Hem, Die de Bron van alle leven is.
Zijn wij ons dat bewust of beschouwen wij het leven al te veel als een persoonlijk bezit waarover wij naar eigen goeddunken kunnen beschikken? Daarom roept de Schrift ons op tot bezinning!
De Heere, Die geen lust heeft in onze dood, maar in ons leven nodigt ons tot het eeuwige leven. Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt - Joh. 17:3. Wie door genade dat leven vindt, die ziet door het venster van de hoop uit naar de morgen, juist als de avond daalt en de nacht gaat vallen. Dan brengt het ouder worden niet alleen maar klacht en zorg, maar voor het geloof juist verwachting van de Heere. Hij heeft immers gezegd dat de toekomst vast ligt en dat de erfenis bewaard wordt: wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord dat heeft God weggelegd voor hen, die Hem vrezen.
Die overdenking van het toekomende leven moeten we niet bewaren voor de tijd van de levensavond, als wij niet meer zo fris zijn en we niet meer in staat zijn alles gemakkelijk te verwerken.
In dit verband spreekt de Schrift een duidelijke taal: „en gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van de welke gij zeggen zult: ik heb daarin geen lust". Prediker 12:1. God roept ons tot het leven „eer dat het zilveren koord ontketend wordt, en de gulden schaal in stukken gestoten wordt, en de kruik aan de springader gebroken wordt, en het rad aan de bornput in stukken gestoten wordt en dat het stof wederom tot de aarde keert, als het geweest is; en de geest weer tot God keert, Die hem gegeven heeft". Prediker 12:6 en 7. Sombere en pessimistische taal? Neen toch. Bovendien wijst de Prediker niet alleen de sombere kant aan. In dit gedeelte wordt ook gesproken over de bloeiende amandelboom. Die bloeiende amandelboom in Prediker ziet op de ouderdom, zeker ook op de grijsheid. Oud worden of grijs zijn betekent dan ook in het licht van de Schriften niet dat iemand nu nutteloos, overbodig is geworden. Integendeel; het zegt mij dat de leerschool van het leven doorlopen is met de bedoeling nu ook de ware wijsheid te kennen; de wijsheid die uit God is.
Als de Prediker de tekenen van de oude dag gaat noemen in de beeldende oosterse taal, dan wijst hij erop dat wij de goede dagen niet ongebruikt, zonder God, voorbij mogen laten gaan. Hij waarschuwt alle mensen: de kwade dagen komen zeker en de jaren waarvan u zegt: ik heb daarin geen lust (Pred. 12:1-7). Het wordt donkerder in het leven, bij dag en nacht somberder, voordat de zon verduisterd wordt evenals het licht en de maan en de sterren. De wachters van het huis, je handen gaan beven en die benen waarop je zo sterk stond en zo vlug was, krommen zich. De tanden willen niet meer zo en er zijn er al heel wat uit. De maalsters
houden op, omdat hun aantal gering geworden is. De ogen stralen niet meer. Zij die uit de vensters zien verliezen hun glans. De deuren naar de straat worden gesloten: ogen en oren functioneren niet meer zo goed. De stem wordt minder krachtig en vaak hoog van toon en je hebt moeite om anderen goed te verstaan. Bovendien wordt het steeds duidelijker: wij blijven hier niet: de rouwklagers gaan rond op de straat. En al is het „aanzeggen" door de begrafenisdienaar in het zwart met zijn zwarte tressen op de jas en de steek op zijn hoofd er niet meer bij in de buurt, de dood gaat wel verder. Wij doen het per rouwkaart of advertentie af, maar schrikt u soms ook niet als u die lange lijsten met overlijdensberichten leest in de kranten?
Ja, de mens gaat naar zijn eeuwig huis en dan is het eeuwig wel of eeuwig wee!
Temidden van al die verschijnselen die wij allen kennen of herkennen, spreekt de Prediker niet alleen van de afbraak, van het verval van krachten en het minder worden. Hij wijst er ook op dat de amandelboom bloeit.
Ik weet niet of u de amandelbloesem kent. Soms kunt u ze aantreffen bij de bloemist of in de marktkraam: de amandelbloesem uit Israël. Ze liggen soms naast de eerste prunustakjes. Amandeltakken met bloesem, hagelwit met iets rose in het hart.
De amandelboom met witte bloesem - als de bloem rijp wordt, wordt ze geheel wit. De Prediker gebruikt hier opnieuw het beeld van de grijsheid met zijn sierlijke kroon. Maar het is wel bloesem. De amandelboom bloeit, dus leeft en het leven functioneert. Die bloeiende boom is geen teken van afsterven, van afgedaan hebben, maar van leven, van vruchten dragen. Als dan de levensavond valt, bloeit ook die bloesem. Ouder worden, oud zijn is in deze zin niet afsterven, maar openbloeien
naar Gods heerlijkheid: het leven gaat door en er is toekomst!
Die toekomst is mogelijk geworden door Gods Zoon Die het kruis heeft gedragen en het leven aan het licht heeft gebracht op Pasen. De Paasmorgen van het leven licht aan, alleen in Jezus de Overwinnaar en door Hem voor allen, die in Hem hun leven leerden vinden! Wie door genade iets van de ware wijsheid heeft geleerd en betracht in de vreze des Heeren, voor die is het ook mogelijk iets te zien van de zin van het leven, ook als de avond valt.
Die bloei van de amandelboom in de grijsheid brengt een blijde boodschap: er komen vruchten voor God, voor anderen, in vreugde voor onszelf en in verwondering over Gods trouw. Na de levensavond volgt de nieuwe dag: straks bloeit het leven eerst tenvolle vruchtdragend open in de grote toekomst voor Gods volk. Ze zullen de Koning zien in Zijn schoonheid. Dan is alle nacht voorbij.

Zierikzee, ds. J. Oosterbroek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1997

De Wekker | 20 Pagina's

De avond valt; de morgen gloort

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1997

De Wekker | 20 Pagina's