Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zending moet...! (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zending moet...! (III)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Einde opdracht
In Matth. 24:14 staat: „En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn". Met het einde van de wereld komt ook het einde van de missionaire opdracht. Of anders gezegd: de opdracht tot zending blijft gelden tot aan de jongste dag. Het einde zal komen als het evangelie overal is verkondigd. Het is niet zo gemakkelijk aan te geven hoe die koppeling nu precies in elkaar zit. Het einde komt niet omdat we onze taak volbracht hebben, wel wannéér we onze taak volbracht hebben. Deze koppeling van de zendingsopdracht met het eind der tijden geeft een extra dimensie en ook een eigen betekenis aan de missionaire taak van de kerk. Je zou populair gezegd het zo kunnen formuleren: wie rekening houdt met en ook uitziet naar de wederkomst zal zending hoog op de agenda hebben staan.

Wederkomst
Die verwachting van de wederkomst is niet ons sterkste punt. Ik hoor nog wel eens de klacht dat er betrekkelijk weinig en volgens sommigen te weinig over gepreekt wordt. We zijn kennelijk meer gericht op het heden dan op de toekomst. Dat is op zich begrijpelijk en verklaarbaar en dat hoeft in zekere zin ook niet verkeerd te zijn. We leven vandaag en we hebben vandaag ons als christen te profileren. We hebben onze verantwoordelijkheden ten opzichte van ons dagelijks werk en de samenleving. We mogen ons onder geen voorwaarde onttrekken aan die verantwoordelijkheid. Bovendien is het van belang om in de wereld van nu concreet ons christen-zijn gestalte te geven. Wat dat aangaat mag het heden niet uitgespeeld worden tegen de toekomst. Maar die toekomst speelt wel een rol. Ons doen en laten in het heden en daarbij onze dagelijkse verantwoordelijkheden nakomen, zullen - als het goed is - wel onder beslag moeten staan van de toekomstverwachting zoals de bijbel ons die voorhoudt. Het ligt helemaal in de lijn van de bijbelse heilsfeiten om ons tussen Pinksteren en de jongste dag te oriënteren op de wederkomst. Dat vraagt om nuchterheid, waakzaamheid, gebed en visie op de komst en voortgang van het Koninkrijk. Er zal heel wat ten goede veranderen in kerk en geloof als de wederkomst van de Here Jezus Christus een grotere rol speelt in ons kerk-zijn en onze geloofsbeleving.

Prikkel
Die visie en dus die verwachting van de wederkomst is een duidelijke prikkel om ernst te maken met de verkondiging van het evangelie aan alle volken. Vooral ook met het oog op het zo net geciteerde woord uit de rede over de laatste dingen in Matth. 24. Kenmerkend voor de tijd tussen Pinksteren en wederkomst is de missionaire actie van de gemeente van Christus richting wereld en volken. De gemeente is er niet slechts voor de wereld zoals wel gezegd is; ze is er voor de eer van haar God en Heiland. Maar je kunt wel zeggen dat ze er is met het oog op de wereld, „om de grote daden te verkondigen van Hem, die haar uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht" (1 Petr. 2:9). Heel de gang van de kerk in de wereld is niet los te denken van het eindpunt waar het allemaal op uitloopt: de glorieuze wederkomst van onze Here en Heiland. En opnieuw zeg ik: het heeft de Here behaagd om zijn Koninkrijk te vestigen door de dienst van allen die deel hebben aan zijn heil. En de rijkdom van dat heil en het grote plan dat in het Nieuwe Testament getekend wordt vormen de prikkel om in grote ernst en toewijding het laatste bevel van Christus uit te voeren. Je kunt dan ook zeggen dat het zendingsbewustzijn toeneemt naarmate gerekend wordt met de wederkomst en met Gods plan met deze wereld.

Haast
Daar komt nog iets bij: rekening houden met de wederkomst betekent ook de grote opdracht met haast uitvoeren. In dit verband mag onder geen voorwaarde sprake zijn van „onthaasting". De tijd die ons nog rest tot de wederkomst moet namelijk goed gebruikt worden. Niet dat de wederkomst te vroeg zal kunnen plaats vinden zodat er net geen tijd meer is om de laatsten binnen te laten gaan in het Koninkrijk. De wederkomst wordt wel vergeleken met de komst van een dief in de nacht - onverwachts en plotseling - maar dat betekent niet dat er straks één zal ontbreken bij de jongste dag. Maar met de verwachting van de wederkomst is toch ook iets van haast gegeven waardoor we inderdaad de tijd die ons gegeven wordt goed zullen gebruiken. Ik durf daar zelfs de stelling aan te ontlenen dat zending iets van een prioriteit mag hebben boven andere punten. Als we het druk hebben en prioriteiten moeten stellen ook wat de kerkelijke agenda betreft zal de zending in ieder geval bij die prioriteiten moeten horen. Je moet dit heel concreet kunnen aflezen aan de opstelling van de agenda van de kerkenraad!

Betekenis
De verwachting van de wederkomst geeft aan de zending dan ook een eigen betekenis. Want nu is het nog de dag des heils en nu is het nog het heden der genade. Nu kan een mens nog door het geloof in Christus ingaan in het Koninkrijk der hemelen. Nu kunnen mensen nog tot behoud komen. En als God wil dat alle mensen behouden worden hoe kan het dan bestaan dat wij ons daar niet zo druk over maken? Als God zijn eigen Zoon ingezet heeft voor een verloren wereld hoe kunnen wij dan kalm aan doen met het doorgeven van dit evangelie? Als wij ervan overtuigd zijn dat een mens alleen maar behouden kan worden in en door Christus hoe kunnen wij dan slordig omspringen met het zendingsbevel? De betekenis van de verwachting van de grote toekomst voor de zending is veel groter dan wij doorgaans in de gaten hebben. We moeten goed nadenken over het bijbels gegeven dat verkondiging aan alle volken en verwachting van de wederkomst met elkaar verbonden zijn. Om het maar wat theologischer te zeggen: eschatologie en zending hebben meer met elkaar te maken dan we misschien door hebben. Verkondiging van het evangelie aan alle volken wordt immers gevolgd - zo zegt Christus in Matth. 24 - door het einde.

Nog meer
Er is trouwens nog meer dat te maken heeft met de wederkomst. Waar de verwachting van die wederkomst leeft zullen heel veel dingen waar we ons nu nog druk over maken minder gaan spelen of misschien helemaal niet meer. Hoe meer we leven met het oog op die toekomst hoe betrekkelijker de dingen worden die wij zo belangrijk vinden en hoe groter de betekenis wordt van die dingen die te maken hebben met de komst en vestiging van het Koninkrijk Gods. De christelijke gemeente zal duidelijk aan aantrekkingskracht winnen als vanwege die toekomstverwachting de grote lijnen van het evangelie gestalte krijgen. De eenheid, eensgezindheid en saamhorigheid van de gemeente zullen groter worden naarmate gezamenlijk en aanhoudend het maranathagebed wordt gebeden. De stelling lijkt mij verdedigbaar dat de liefde toeneemt naarmate we Jezus uit de hemel verwachten. Die verwachting zal trouwens ook een stempel zetten op de manier waarop wij onze gaven en ook ons geld en goed inzetten voor de voortgang van het evangelie. Gebrek aan menskracht en materiaal krijgt een wending als we in de gaten hebben dat het tijdperk tussen hemelvaart en wederkomst er een is waarin het evangelie voortgaat tot aan de uitersten der aarde.

Zending móet...!
Het zal intussen duidelijk zijn dat zending inderdaad móet. Dat moeten is niet een keihard bevel dat met tegenzin en onverschilligheid uitgevoerd moet worden. Dat moeten heeft tenslotte alleen maar te maken met de onvoorstelbare liefde die God ons in Christus heeft gegeven. Zeker, Jezus heeft het zendingsbevel uitgesproken als een opdracht waar we niet onder uit kunnen. Maar achter dat bevel zit de liefde die God geopenbaard heeft in de zending van zijn Zoon. Die liefde moeten wij weerspiegelen bij zending en evangelisatie. Wie iets kent van die liefde zal de zending niet alleen een warm hart toedragen maar ook trouw zijn in gebed en meeleven. Het kan niet zo zijn dat kerkenraden het niet nodig vinden enige aandacht te geven aan de zending. Het kan niet zo zijn dat missionair werk tot liefhebberij van enthousiastelingen wordt verklaard. Het kan niet zo zijn dat we denken kerk te kunnen zijn zonder uitvoering van het zendingsbevel. Om Christus' wil moet het en om Gods wil zullen we er onze schouders van harte onder zetten. Als Jezus ergens zegt dat de velden wit zijn om te oogsten dan moeten we er toch niet aan denken dat er geen arbeiders zijn om de oogst binnen te halen...! En waar een kerk leeft uit het geheim van het evangelie daar moet het dan ook geen moeite kosten om arbeiders te vinden die hetzij vlakbij, hetzij ver weg mee werken aan de voortgang van het evangelie. Onze kerken zullen groeien en bloeien als het zendingsbesef volop gaat leven en dat besef gaat juist leven als de Geest van Pinksteren vaardig over ons wordt. En om die doorwerking mogen we, pleitend op de belofte die ons gegeven is, aanhoudend en eendrachtig bidden. In die gestalte zullen we het van harte beamen: zending móet...!

J. van Mulligen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1997

De Wekker | 20 Pagina's

Zending moet...! (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1997

De Wekker | 20 Pagina's