Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het beroepingswerk is in de kerken veel te doen (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het beroepingswerk is in de kerken veel te doen (I)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat blijkt uit brieven en telefoongesprekken die bij de redactie met regelmaat binnenkomen. Kerkenraden hebben het er soms moeilijk mee en bij leden van een gemeente leven ook dikwijls vragen en wensen, zo blijkt uit reacties. Op veler verzoek willen we in deze rubriek nog weer eens aandacht aan dit onderwerp geven.

Welke kant moeten we op?
Misschien met andere woorden, maar in menige kerkenraadskamer klinkt deze vraag als het beroepingswerk aan de orde komt. Dat gebeurt onder verschillende omstandigheden. Op de ene plaats heeft de huidige predikant een beroep naar een andere gemeente aangenomen, ergens anders maakt de pastor gebruik van zijn emeritaatsrechten en op weer een andere plaats komt de gemeente met een vacature te zitten, doordat de predikant om gezondheidsredenen zijn ambtswerk voortijdig moet beëindigen. Ook doet zich de situatie voor dat een kleine gemeente op enig moment voldoende financiële basis aanwezig acht om het beroepingswerk ter hand te nemen. Hoewel het in deze tijd van ontkerkelijking een sporadisch verschijnsel is, kan het af en toe ook voorkomen dat de numerieke groei van een gemeente de kerkenraad noodzaakt in een tweede predikantsplaats te voorzien.
Over het beroepingswerk is in de kerken veel te doen. Vanaf de zijlijn wordt door de gemeenten dikwijls scherp toegezien op wat een kerkenraad doet of laat, als het op de vervulling van een vacature aankomt. In de gemeente leven dikwijls wensen en voorkeuren, die sterk van elkaar verschillen. Soms wijkt de weg die een kerkenraad meent te moeten kiezen, zo sterk af van wat de gemeente of een belangrijk deel daarvan wenst, dat bij de verkiezing door een groot aantal blanco-stemmen aan het adres van de kerkenraad een motie van afkeuring wordt uitgesproken. En ook mensen verder weg kijken op een afstand belangstellend toe. „Hoe hebben ze dat nu toch kunnen doen", „past daar helemaal niet", „verspilde tijd en moeite, want hij gaat daar toch (nog) niet weg", „die gemeente heeft echt iemand anders nodig", „te hoog gegrepen", „een verlegenheidsberoep", „dat zou de goede man op de juiste plaats zijn", „doelgericht beleid van die kerkenraad"; deze en soortgelijke commentaren worden in de kerken veelvuldig gehoord.

Te volgen methode
Voor een kerkenraad die bij het beroepingswerk evenwichtig en doelgericht te werk wil gaan, is de te volgen methode een kwestie van zorgvuldige afweging. Moet hij alle initiatieven helemaal in eigen hand houden en geheel naar eigen inzicht handelen? Doet hij er goed aan een zogenaamde beroepingscommissie in te stellen, bestaande uit kerkenraadsleden en leden van de gemeente, met de opdracht enig verkennend werk te verrichten door preken te gaan beluisteren en met potentiële kandidaten voor beroeping oriënterende gesprekken te voeren? Moet een commissie worden ingesteld die tot opdracht heeft een zogenaamde profielschets te maken, waaraan de te beroepen predikant of kandidaat zoveel mogelijk zal moeten beantwoorden? Moet de gemeente in de gelegenheid worden gesteld namen van beroepbare kandidaten en/of predikanten aan de kerkenraad door te geven om uit de aldus verkregen groslijst een keuze te maken die de voorkeur van de gemeente het dichtst nadert? Heeft het zin, respectievelijk is het verstandig over eventueel te nemen stappen het oordeel van de vertrekkende predikant te vragen? Moet de reguliere methode van verkiezing uit een tweetal worden gevolgd of verdient enkelvoudige kandidaatstelling de voorkeur? Heeft het als kleine gemeente zin een predikant uit een grote gemeente te beroepen als er voor hem geen dwingende omstandigheden bestaan om naar een kleinere gemeente om te zien? Is het verantwoord aan een pas aan de Theologische Universiteit afgestudeerde kandidaat te denken voor een gemeente die een pastor met ervaring behoeft? Mag in een voorbespreking met een predikant zover worden gegaan dat een beginsel-toezegging wordt verlangd om kerkenraad en gemeente nodeloos verlies van moeite en tijd te besparen? Welke criteria moet men aanleggen bij de beoordeling van de vraag of de geestelijke instelling van een eventueel te beroepen predikant voldoende aansluit bij de geestelijke „ligging" van de gemeente? Is het juist om dit laatste altijd als voorwaarde te stellen? Waar ligt het maximum dat van een gemeente mag worden gevraagd in het aantrekkelijk maken van een beroep in materieel opzicht? In hoeverre kan men andere gemeenten schade berokkenen door op dit punt de verhoudingen scheef te trekken?
Als in wat nu volgt wordt geprobeerd op deze vragen antwoord te geven, zal duidelijk moeten zijn dat aan dat antwoord geen algemeen model voor het beroepingswerk kan worden ontleend. Methode en strategie zullen verschillend blijven, afhankelijk van de situatie waarin een gemeente verkeert en van de omstandigheden waarmee een kerkenraad op het beroepingspad te maken krijgt. Maar de antwoorden die nu volgen kunnen misschien wel richtingwijzend zijn.

Kerkelijk-democratisch
Er zijn ook kerkenraden die in „kerkelijk-democratisch" denken zover gaan dat zij het initiatief in eerste instantie aan de gemeente laten door bekend te maken dat de kerkenraad graag een opgave van voorkeursnamen uit de gemeente inwacht. Op zichzelf is deze aanzet tot het beroepingswerk niet verkeerd, maar de ervaring heeft wel geleerd dat er risico's aan verbonden zijn. Uit een veelheid van namen moet uiteindelijk worden geselecteerd en het heeft hier en daar broeders van de kerkenraad heel wat moeite gekost om leden van de gemeente, wier voorkeur niet werd gehonoreerd, duidelijk te maken waarom dit niet kon gebeuren. Een tussenoplossing lijkt de instelling van een gemengde beroepingscommissie, die tot opdracht heeft verkennend werk te verrichten en voorstellen aan de kerkenraad te doen. De kerkenraad staat er dan in elk geval niet buiten en het recht van inspraak van de gemeente wordt erdoor erkend. Voor deze methode valt zeker veel te zeggen, al zal wel met zorg naar de opdracht van die commissie moeten worden gekeken. In de geschiedenis van de kerken is het namelijk voorgekomen, dat zo'n commissie met enthousiasme en voortvarendheid aan de slag ging door met een vijf- of zestal predikanten contact te zoeken, hun prediking in de eigen gemeente van de voorganger te beluisteren, gesprekken over hun opvatting rond Woordverkondiging en pastoraat te voeren en grondig te informeren naar eventuele belemmerende factoren om aanneming van een eventueel uit te brengen beroep positief te overwegen. Na de evaluatie van alle ervaringen en indrukken vond de definitieve selectie plaats en toen kwamen er vooralsnog uiteraard maar twee voor kandidering in aanmerking. Hoewel elke predikant die op deze wijze was benaderd op de hoogte was van het feit dat hij één van de vijf of zes was en dat er uiteindelijk maar voor twee zou kunnen worden gekozen, moet het voor de drie of vier anderen, voor wie de contacten gen vervolg kregen, toch een teleurstelling zijn geweest. Bij wie op deze wijze benaderd wordt, worden - en dat is heel menselijk - bepaalde verwachtingen gewekt en het is evenzeer menselijk dat aan zulke zonder vervolg gebleven contacten een licht gevoel van miskenning wordt overgehouden. De hier gevolgde werkwijze van een beroepingscommissie is op zichzelf zeker niet verwerpelijk, maar alles moet wel met grote behoedzaamheid gebeuren, want de dingen liggen op dit vlak soms heel gevoelig. Het gevoel van de afgewezen sollicitant bij overheid en bedrijfsleven gaat de predikant, al gaat het bij hem om een zaak van andere orde, niet voorbij. Ook dominees zijn in de regel mensen met gevoel en menselijk gevoel is kwetsbaar.

Meest verantwoorde methode
De meest verantwoorde methode lijkt nog altijd die, waarbij de kerkenraad, na in zijn vergadering God te hebben gevraagd of men als raad met het beroepingswerk goede wegen mag inslaan en in wat ondernomen gaat worden, voorspoedig mag zijn, allereerst zorgvuldig te inventariseren hoe de gemeente zich onder het werk van de vorige predikant geestelijk heeft ontwikkeld, respectievelijk hoe het met het geestelijk gehalte van de gemeente (en daartoe behoren ook de kerkenraadsleden zelf) voor dat moment is gesteld. Het zou kunnen zijn dat de gemeente zich onder de verkondiging en het pastoraat in de voorbije periode geestelijk wat eenzijdig heeft ontwikkeld en wat sommige aspecten van geloof en leven betreft, bij het licht van de Schrift enige bijstelling behoeft. Er moeten voor een evenwichtige geestelijke groei in de toekomst misschien weer eens andere en wellicht op wat andere manier accenten worden gelegd. Een kerkenraad, die de geestelijke structuur van de gemeente goed kent, zal vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het heil van die gemeente, moeten nagaan welke dienaren des Woords met het oog daarop de meest in aanmerking komende zijn. Ook de zwaarte van de problemen die een nieuwe predikant in zijn pastorale praktijk vanuit de gemeente naar zich toe zal krijgen, dient in de overwegingen te worden betrokken.
Hebben zich in de kring van de kerkenraad concrete gedachten in een bepaalde richting gevormd en zijn de materiële kanten aan het gerijpte plan zorgvuldig met de commissie van beheer bekeken, dan is het verstandig de gemeente in een speciale ledenvergadering bijeen te roepen, waarin de kerkenraad zijn overwegingen en voorstellen tegenover de gemeente verantwoordt en waarin de gemeente van bijval of afwijkende mening kan laten blijken.
Als dat vanuit de kerkenraad met grote eenstemmigheid gebeurt en de voorstellen met duidelijke en deugdelijke argumenten onderbouwd zijn, zal de gemeente in de regel graag haar vertrouwen in het beleid van de kerkenraad uitspreken.
Over de andere vragen iets in de volgende aflevering.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1997

De Wekker | 20 Pagina's

Over het beroepingswerk is in de kerken veel te doen (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1997

De Wekker | 20 Pagina's