Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dominee is geen entertainer (Over het beroepingswerk is in de kerken veel te doen III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dominee is geen entertainer (Over het beroepingswerk is in de kerken veel te doen III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De onlangs in deze rubriek verschenen artikelen over het beroepingswerk in onze kerken, leverden onder de reacties die erop kwamen één vraag op, waarbij nadrukkelijk werd gevraagd er in een aanvullende bijdrage op in te gaan. Het instituut van de hoorcommissie was in de beschouwingen onbesproken gebleven en de vragende predikant had het uitgesproken met dat instituut nogal te kwaad. Hebben hoorcommissies zin? Hoe nuttig en hoe schadelijk kunnen ze zijn? Wilt u over nut en doel, samenstelling, opdracht en werkwijze van hoorcommissies óók nog eens iets schrijven, was de vraag. Ik wil daartoe graag een voorzichtige poging doen. Als aanvulling op wat eerder over het beroepingswerk werd geschreven en als aanloop naar de bespreking van het instituut „hoorcommissie" echter eerst nog een algemene opmerking.

Profielschets
Uit wat men af en toe van hier en daar over de gang van zaken rond het beroepingswerk opvangt, zou men de indruk kunnen krijgen dat op veel plaatsen met een vacature, lang nagedacht en druk gesproken wordt over methoden en modellen van beroeping, met te geringe aandacht voor wat in de kerken altijd als een heel belangrijke factor heeft gegolden, namelijk dat in alles waarmee men in het beroepingswerk bezig is, ruimte moet worden gelaten voor de leiding van de Here der Kerk. Die kan men in de weg staan als het al te menselijk, al te rationeel toegaat. Wanneer gaat het al te menselijk toe? Onder meer als dat wat in de beoordeling van kandidaten voor eventuele beroeping hoofdzaak dient te zijn, ondergeschikt wordt gemaakt aan bijkomende kwaliteiten en hoedanigheden. En dat gebeurt.
In sommige gemeenten is voor de kerkenraad de aanzet tot het beroepingswerk de vervaardiging van een zogenaamde profielschets. Door de tijd heen heb ik er wel eens een enkele mogen inzien. Wat toen opviel was dat de schets een groot aantal secundaire kwaliteiten bevatte die voor de beoordeling kennelijk als zeer wezenlijk golden, terwijl het eigenlijke en meest wezenlijke van de ambtsbediening van een predikant slechts zijdelings werd genoemd. Organisatietalent, sociaal invoelingsvermogen, openheid naar en begrip voor jongeren, flexibiliteit in de omgang met mensen van verschillende geestelijke ligging, vermogen om het Evangelie in eigentijdse en met name voor de jeugd toegankelijke bewoording door te geven, het zijn stuk voor stuk geen onbelangrijke voorwaarden en gezegend de gemeente die een predikant heeft of krijgt, met al deze eigenschappen in huis. Maar de eerste en allerbelangrijkste voorwaarde is dat de te beroepen Dienaar van het Woord (want dat is hij primair) begenadigd is met grote kennis van de Heilige Schrift, met een goed inzicht in de verbanden van de bijbel, met het vermogen en de intentie ook om de volle boodschap van het Evangelie voor mens en wereld, in het bijzonder voor de gemeente van Christus, tot gelding te laten komen. En een - zeker in deze tijd - minstens zo belangrijke voorwaarde is, dat het zijn intentie is om in de uitoefening van zijn pastoraat een (zij het misschien zwakke) afspiegeling te zijn van de grote Herder der schapen, Jezus Christus.
Hoog gegrepen, toegegeven, maar niet te hoog. Om deze dingen gaat het allereerst bij de beoordeling van een te beroepen predikant. De vraag of „hij op de preekstoel pakkend en geestig en onder de preekstoel in de omgang een vlotterd" is, is niet onverschillig, maar staat niet voorop. Het is mijn stellige overtuiging dat op dit punt van zaken kerkenraden enkele predikanten in onze kerken zeer ten onrechte buiten de selectie laten vallen.

Ambtelijk entertainment
Dan nu nog iets over de zogenaamde hoorcommissies. Het instituut bestaat al sinds jaar en dag. Tenzij goed voorbereid, degelijk/evenwichtig bemand, met een duidelijk omschreven opdracht uitgerust en behept met verschuldigd respect jegens de te „beluisteren" predikant, maar anders zijn hoorcommissies af te raden. Ik licht deze opmerking graag toe. Wat de voorbereiding betreft: het gebeurt niet zelden dat uit de lijst van beroepbare predikanten en aan de hand van de ontworpen profielschets zeg vier of vijf predikanten worden uitgeselecteerd bij wie men „geschiktheid" veronderstelt. Zij worden alle vier of vijf uitgenodigd om op beroep te komen preken of een hoorcommissie wordt uitgezonden om eerste indrukken op te doen. Soms gebeurt zowel het ene als het andere. Met vier of vijf (zes is ook wel voorgekomen) voor een eerste oriëntatie in contact treden, is niet af te keuren maar ook niet aan te bevelen. Er kunnen er namelijk maar twee uit de selectie overblijven. Aan de „afvallers" zal naar men mag aannemen op elegante, dat is broederlijke en duidelijke manier worden duidelijk gemaakt waarom het hen voorbijging, maar de psychologie van deze methode is natuurlijk toch wel dat het begrip voor het niet uitgekozen zijn gemengd is met een zeker gevoel van miskenning. Hetzelfde geldt ten aanzien van hoorcommissies, die al of niet aangekondigd, worden uitgezonden om - soms wel op vijf of zes plaatsen - domineesland te verspieden. Met name in kleine(re) gemeenten wordt hun aanwezigheid in de dienst èn door de predikant èn door de gemeente feilloos opgemerkt.
Ik ken een predikant in onze kerken die aan de eerder in deze bijdrage omschreven hoofdvoorwaarde in alle opzichten voldoet. Méér dan tien bezoeken van hoorcommissies bleven zonder vervolg. Niet zonder gevolg overigens, want een gemeente die als maar vreemde gezichten ziet, zonder ooit nog weer iets te horen of te merken, gaat zich begrijpelijkerwijs afvragen waar hem dat nu toch wel in mag zitten. In alle bescheidenheid zou ik gemeenten, die ik op dit punt ken, tot troost willen zeggen dat het gesignaleerde verschijnsel méér zegt over de hoorcommissies dan over hun predikant.
Hoe is een hoorcommissie bemand? Worden uit de onderscheiden geledingen van de gemeente mensen uitgestuurd die in staat zijn om een preek exegetisch en op het punt van de praktische toespitsing naar het leven van de hoorders toe goed te beoordelen? Dat is belangrijk, want het is een verschijnsel van deze tijd dat bij veel kerkmensen de presentatie prevaleert boven de inhoudelijkheid. Een dominee met ambtelijk entertainment is in sommige gemeenten en dus bij sommige hoorcommissies, vandaag al gauw favoriet.
Hoe rapporteert een hoorcommissie aan de kerkenraad respectievelijk aan de vacante gemeente als geheel?
En - nogmaals - wat is het lot van de vier of vijf „afvallers" als uit een voorgeselecteerde groep van zes predikanten er na weging en herweging, met twee of eventueel met één verder wordt gegaan? Horen die nog iets en wat krijgen zij te horen? Het schijnt te zijn voorgekomen dat „afvallers" helemaal niets meer hoorden en mochten raden waarom er voor hen aan het eerste contact geen vervolg werd gegeven. Alleen al de burgerlijke beleefdheid maar zeker de christelijke elegantie gebiedt dat predikanten, bij wie zekere verwachtingen kunnen zijn gewekt, maar met wie na een eerste contact niet verder wordt gegaan, in zorgvuldig gekozen woorden, mondeling of schriftelijk, te horen of te lezen krijgen welke overwegingen er toe hebben geleid de keuze te maken die gemaakt werd, als het kan lijden er bij vermeldend, dat over de genomen besluiten eerbiedig en afhankelijk goedkeuring van hemelswege is gevraagd.

Geen onaangename verrassingen
Zelf mag ik al ruim 35 jaar lid zijn van een gemeente, waarvan de kerkenraad bij elke vacature geen beroepbare predikanten voor een eerste indruk op zicht liet komen. De raad bezon zich aan de hand van zekere criteria (zowel van geestelijke als van materiële aard) op de vraag welke predikanten naar zijn oordeel voor beroeping in aanmerking konden komen. Na een unaniem kerkenraadsbesluit daarover, ontvingen twee predikanten een uitnodiging voor een preekbeurt, in aansluiting waaraan in de regel een korte kennismaking me; de gemeente plaatsvond. Daarna volgden kandidering en verkiezing. In een enkel geval vond beroeping bij enkelvoudige kandidaatstelling plaats. Ik kan mij geen verkiezing met blanco stemmen herinneren en geen enkele keer heeft de gemeente een voorstel tot
enkelvoudige kandidaatstelling weggestemd. In alle fasen van beraad en uitvoering van plannen was en tussen kerkenraad en gemeente intensief overleg, waardoor onaangename verrassingen bij de verkiezing uitbleven.
Plaatselijke behoeften en omstandigheden kunnen verschillen maar waarschijnlijk is de zojuist geschetste methode de meest verkieslijke.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1997

De Wekker | 20 Pagina's

Dominee is geen entertainer (Over het beroepingswerk is in de kerken veel te doen III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1997

De Wekker | 20 Pagina's