Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gestremde beweging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gestremde beweging

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met deze titel is het proefschrift getooid, waarin dr. Th. Peppink zijn theologisch onderzoek naar de verhouding tussen geloof en kunst bij prof. dr. G. van der Leeuw heeft uiteengezet. Om te beginnen is het al een felicitatie waard, dat deze studie bekroond kon worden met een doctorstitel. Daar is heel wat onderzoek aan voorafgegaan, het heeft trouwens ook heel wat doorzettingsvermogen van de auteur gevergd. Niet alleen in die zin, dat de gedachten van Van der Leeuw nog niet zo gemakkelijk te analyseren zijn, maar ook hierdoor, dat het onderzoeksveld toch omvangrijker is, dan aanvankelijk gedacht. We spreken dan nog niet eens over een aantal externe factoren die belemmerend hebben gewerkt.

In zekere zin is de keuze van dit onderwerp voor de hand liggend, wanneer we weten dat de auteur docent is aan de Chr. Hogeschool voor de Kunsten in Kampen. Wie de zaken van geloof en theologie wil betrekken op de kunst, zal onvermijdelijk te maken krijgen met de gedachten hierover van Van der Leeuw. In zijn boek Wegen en grenzen zijn die gedachten breeduit ontvouwd, en daaraan wordt in deze studie uitvoerig aandacht besteed.

De opzet wordt in een inleidend hoofdstuk geschetst, waarin trouwens ook aanleiding en motivatie een plaats krijgen. In een tweede hoofdstuk wordt de figuur van Van der Leeuw beschreven: zijn biografie en plaats in theologisch Nederland. In de hoofdstukken drie, vier en vijf volgen de hoofdlijnen van zijn theologische ontwikkeling, verdeeld over de drie perioden, welke in die ontwikkeling zijn te onderscheiden. In het zesde hoofdstuk volgt dan een dieptepeiling in het werk van Van der Leeuw. In het zevende hoofdstuk komen reacties op Van der Leeuw aan de orde, waarbij met name aandacht geschonken wordt aan Noordmans. In het achtste en laatste hoofdstuk wordt alles samengevat en komt de auteur ook toe aan een eigen visie. Een zeer uitgebreide bibliografie besluit deze studie, en alleen daarom al zal dit boek dikwijls geraadpleegd worden door mensen die zich in Van der Leeuw verdiepen.
Want Van der Leeuw verdient ruimer aandacht, dan de laatste tijd aan hem geschonken is. Afkomstig uit de ethische richting, heeft hij zich ontwikkeld tot een theoloog die eigenlijk niet eens zo gemakkelijk in te delen valt. Dat hangt samen met zijn specialisatie op het gebied van de theologie: de godsdienstfenomenologie, die zich vooral bezig houdt met de verschijningsvormen van de religies. De dissertatie van Van der Leeuw gaat over de „Godsvoorstellingen in de Oud-Aegyptische Piramidetexten". In zekere zin is in de methode die Van der Leeuw hanteert daarvan ook iets blijven hangen. Met behulp van driehoeken verduidelijkt Peppink de systematiek die hij in Van der Leeuws beschouwingen over geloof, theologie, wetenschap en kunst gevonden heeft. Theologisch gezien is Van der Leeuw de man van de Incarnatietheologie. Dat blijkt niet alleen in zijn studies over de liturgiek en de sacramenten, maar ook in zijn gedachten over de kunst. „De incarnatie, de vleesgeworden en gekruisigde Christus zette hij neer in het midden van wetenschap, religie, kunst en cultuur in een diep doordachte eenheid", aldus Peppink (pag. 309).

Dat wil intussen niet zeggen, dat de auteur zich door zijn onderwerp op sleeptouw laat nemen. Bij alle waardering die hij voor Van der Leeuw heeft, brengt hij ook geduchte kritiek in stelling. Daartoe vindt hij vooral aanknopingspunten in de Gereformeerde traditie en met name Calvijn. Dat zou een apart onderzoek vergen, en wie weet komt zoiets nog eens. Want al heeft Calvijn zich niet systematisch met de vragen rond de verhouding kunst en geloof beziggehouden, hij heeft er wel degelijk verspreid voorkomende opmerkingen aan gewijd. Toch moet daarbij wel bedacht worden, dat de kunst in de tijd van Calvijn een andere plaats had, dan in de tijd van Van der Leeuw. De auteur noemt Van der Leeuw meer dan eens een romanticus, in de zin van: iemand die zeer door de stroming van de romantiek is beïnvloed. Ik denk dat dat waar is, en dat de esthetica (schoonheidsleer) welke Van der Leeuw voor ogen stond in hoge mate bepaald is door idealistische opvattingen. Dat geeft meteen al de beperking van zijn opvattingen aan. Peppink signaleert dat Van der Leeuw voorbijgaat aan de avant-garde-kunst van zijn dagen (p. 301 vv). Dat zal grotendeels veroorzaakt zijn door het schoonheidsbegrip dat Van der Leeuw hanteert, en mede daardoor is zijn betekenis voor het doordenken van de complexe vragen over de verhouding tussen kunst en geloof groot, doch tevens beperkt.
Wat dat aangaat is de titel van deze dissertatie terecht wat dubbelzinnig: het is enerzijds een uitspraak van Van der Leeuw over de beeldende kunst, het is anderzijds misschien wel de samenvattende conclusie van Peppink over Van der Leeuws opvattingen: de beweging is tot stilstand gekomen. Wellicht weet de auteur er weer wat beweging in te brengen. Een aanzet ertoe is in dit proefschrift zeker te vinden. Ik denk aan de bijbelse gegevens, waarbij ik me trouwens wel afvraag of bijvoorbeeld het O.T. wel zo puur over „schoonheid" spreekt, als Peppink wil. Ik denk ook aan zijn gedachten over „christelijke kunst" waarvan ik me afvraag of daar niet wat te onbevangen over gesproken wordt. Het kan toch niet zo zijn, dat het begrip „christelijke kunst" staat voor een bepaalde kunststijl of kunstrichting, waarbij alle andere stijlen tot a-christelijk verbleken.
Het zou zeer de moeite waard zijn, wanneer de auteur zijn gedachten zou publiceren over christenen die kunst maken. Het zou me niet verbazen, dat de distantie van het Calvinistische spreken over kunst uitermate vruchtbaar kan zijn voor een verdere doordenking van deze vragen. Daartoe is de analyse van Van der Leeuws opvattingen, zoals die nu voor ons ligt, van groot belang. Aan dr. Peppink komt de waardering toe, dat hij zich aan deze analyse heeft gezet in dit goed leesbare
boek.

D.J.K.G. Ruiter

Dr. Th. Peppink, Gestremde Beweging. Een theologisch onderzoek naar de verhouding tussen kunst en geloof hij Prof. dr. G. van der Leeuw. 502 pag. Uitgeverij Mondiss, Kampen 1997. Prijs ƒ 69,-.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1997

De Wekker | 16 Pagina's

Gestremde beweging

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1997

De Wekker | 16 Pagina's