Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het onderzoek God in Nederland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het onderzoek God in Nederland

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de uitkomst van dit onderzoek zijn nogal wat vragen te stellen. De eerste is of geloof zich wel in kaart laat brengen zoals het is gebeurd. Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de samenwerking tussen KRO/RKK en het 10-jarig bestaan van Kruispunt kreeg het bureau Intomart de opdracht dit onderzoek uit te voeren. Voor het eerst gebeurde dat in 1966. Het werd herhaald in 1979 en in 1997 moest de stand opnieuw worden gemeten. En hoe gebeurde dat. Wie de vraagstelling van 1997 vergelijkt met die uit 1966, constateert dat deze voor een groot deel is herhaald. In 1979 vonden enkele aanpassingen plaats waar het om aspecten van zingeving en waarden ging. Kleine aanpassingen geeft ook het rapport van nu te zien, maar in de vraagstelling en daardoor ook in de antwoorden komt te weinig tot uitdrukking, dat de kerkelijke realiteit in ruim dertig jaar tijd door ontwikkelingen van binnenuit en door invloeden van buitenaf is veranderd.

Een tweede en fundamenter vraag is of je geloof en het denken van mensen over geloofswaarheden kunt meten aan de hand van voorgegeven antwoordmogelijk-heden. Neem nu de vraag uit het onderzoek, waarbij men keuze moest maken tussen Christus als zoon van God, als bijzonder mens, als gewoon mens en als legende. Hier geldt niet „doorhalen wat niet van toepassing is", behalve dan bij de laatste keuzemogelijkheid. Tussen de eerste drie bestaat verwevenheid, maar met de nuances daarvan is bij de samenstelling van de vraag geen rekening gehouden. Onderzoeken als deze hebben als gevolg van de toegepaste methoden betrekkelijke waarde. Dat dit laatste rapport wetenschappelijk gezien niet veel toevoegt aan het enige tijd geleden verschenen rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau is een vrij algemene conclusie, naar ik meen. Dat neemt niet weg dat bepaalde uitkomsten de christelijke kerken in ons land en ons als christenen persoonlijk iets te zeggen hebben.

Voor het geloof is de kerk als instituut niet meer nodig
Het overgrote deel van de ondervraagden was dat van oordeel. Nu is dat al heel lang een stelling van buitenkerkelijken. Ik heb het dikwijls gehoord: „Om te geloven heb je de kerk niet nodig". Dikwijls was en is dat een alibi om te ontkomen aan de disciplines en de controle die aan kerkelijke gebondenheid vastzitten. Het ligt ook randkerkelijken en kerkelijke dissidenten in de mond bestorven. Maar het wordt ook als argument gebruikt om aan te duiden dat de kerk als het op de beleving van het geloof aankomt, geen tot jaloersheid wekkende uitstraling naar buiten heeft. En dàt moet ons uit het onderzoek iets te zeggen hebben. Opmerkelijk genoeg wordt de publieke functie van de kerken hoog aangeslagen en genieten haar bijdragen aan het publieke debat grote waardering, waarbij men dan geneigd is aan een soort greenpeace-functie te denken. Naar mijn gevoel en ervaring zijn er veel méér mensen dan wij vermoeden, die diep in hun hart van de kerk in deze wereld een duidelijk antwoord op allerlei zingevingsvragen zouden willen horen. Er zijn signalen dat mensen die kerkelijk niet meer praktizeren, toch nog een deur naar de God van hun verleden willen openhouden door zich niet uit de kerkelijke registers te laten uitschrijven. Heel wat mensen - je merkt dat in gesprekken - die door alles wat in deze tijd beangstigt en drukt, mentaal ontregeld raken en hun richtingsgevoel kwijt zijn, wachten bewust of onbewust op het spreken van de kerk, op een verlossend en bemoedigend woord van hen die menen vanuit het Evangelie nog wel openingen naar de toekomst te zien. Belangrijk is de vraag of wij als kerken, beter gezegd als leden van die kerken in een wereld vol verwarring en onrust voor anderen werkelijk een beetje een schuilplaats zijn, een geestelijk oriëntatiepunt, hoe beperkt en gebrekkig ook. Wie ogen en oren, vooral de laatste, goed de kost geeft, neemt om zich heen duidelijk waar dat veel mensen aan een nieuw oriëntatiepunt toe zijn.
Als kerken zijn we druk in de weer met de oplossing van allerlei binnenkerkelijke problematiek, met het wegnemen (of opwerpen) van belemmeringen voor inter-kerkelijke toenadering, met het bedenken van antwoorden op allerlei vragen, die na beantwoording met een aantal nieuwe vragen blijken te zijn vermenigvuldigd.
Allemaal nuttig en nodig. Of niet.

Mogelijkheden te over
We zouden onszelf en elkaar meer moeten afvragen waarmee we nu eigenlijk bezig zijn. Ja, met kerk zijn, met het op gang houden van het plaatselijk-kerkelijk leven, met trouwe waarneming van de zondagse samenkomsten, met de bevordering van de materiële voorzieningen die nu eenmaal voorwaarde zijn om de zaken gaande te houden, met de interne zorg voor elkaar in moeilijke omstandigheden en met het uit de weg ruimen van geschillen die in de plaatselijke kerken maar al te veel voor komen. Maar wat straalt er van die gemeente nu uit naar de wereld? Nee, we moeten hierbij niet denken aan de georganiseerde evangelisatie, maar aan de vraag wat er terecht komt van onze roeping en plicht om, levend en werkend tussen honderden mensen, dagelijks onze directe of wat verder verwijderde buren en kennissen met een groet passerend, iets te zeggen dat in een wereld waarin velen het niet meer zien zitten, tot bemoediging en vermaning kan zijn. Om zo mogelijk een handreiking te doen op plaatsen waar men met de vragen van dit leven is vastgelopen. Wie de wereld voor Christus zou willen winnen (in onze macht is dat niet, in onze wil zou het wel moeten liggen), die zal iets van eigen overtuiging moeten uitstralen en trachten een vonkje op die ander over te brengen.
Mogelijkheden om deze plicht, die het Evangelie ons oplegt, waar te nemen zijn er te over. Kijkt u maar eens rond. Hier de overspannen collega die onder de druk van zijn werkomstandigheden over de rode streep ging; ginds die verderop in de straat wonende kennis die met kanker in het ziekenhuis ligt; dichterbij de weduwe van die plotseling overleden collega; ook de collega die naar buiten misschien een vrolijkerd lijkt maar die aan heel veel dingen zwaar tilt en al heel lang op een verlossend woord wacht.
Schrijven we aan mensen op afstand, ook al valt het ons misschien niet mee onze gedachten over de moeilijke omstandigheden van die ander te verwoorden, wel eens een brief? Weet u dat het effect van zoiets heel groot kan zijn? Als het spontaan en hartelijk gebeurt worden mensen daardoor even en soms voor langere tijd boven hun ellende uitgetild.

Met de mond belijden wat men met het hart gelooft
Wat zouden we in een tijdsgewicht als dit toch veel meer, met zoveel mensen om ons heen, aan de hand van de bijbel moeten proberen antwoord te vinden op de vragen, die voor ongelovigen en „afvalligen" kennelijk een drempel vormen om zich aan de God die wij in het christelijk geloof belijden, gewonnen te geven aan dat geloof verbonden te blijven; vragen die hun persoonlijk leven raken en vragen die de gang der dingen in de grotere verbanden van de menselijke samenleving aangaan; vragen die toch ook dikwijls onze vragen zijn. We maken - niet ten onrechte - misbaar over het feit dat de wereld om ons heen steeds ongeloviger en onverschilliger wordt, dat aan het Woord en de Wet van de Here God steeds méér met minachting en geringschatting wordt voorbijgegaan, maar vergeten we niet te veel hoe groot het voorrecht is dat ons de genade ten deel is gevallen het „ongelooflijke" van het Evangelie te geloven en dat in een hectische wereld als waarin wij leven, wij houvast mogen hebben aan de gedachte dat alles wat in deze wereld gebeurt en dat ook ons soms zo kan benauwen, een plaats heeft in de geschiedenis die God zelf schrijft? Vanzelfsprekend is dat houvast overigens niet.
Wie eigen hart en verstand eerlijk peilt, wie opmerkzaam door de wereld gaat en de dingen die zich aan ons voordoen nuchter weegt, die zal in alle eerlijkheid moeten erkennen dat het ongelovigen, de niet bij de dingen van het geloof opgevoede mensen, van de mens uit gezien niet kwalijk is te nemen dat zij op de ondoorzichtigheid van allerlei vragen rond doel en zin van dit aardse bestaan stuklopen en dat zij, zonder dat het hen met overtuiging wordt voorgehouden en door de mensen van de kerk wordt voorgeleefd, niet zo gauw aan het Evangelie als laatste hoop in bange dagen vastmaken. Er is zo veel in alle dingen om ons heen, dat voor de mensen de waarde van die hoop ontkent en er is in het leven van degenen die zeggen deze hoop te koesteren, zo veel dat die hoop weerspreekt, al was het alleen maar de zwijgzaamheid waarmee we in de persoonlijke omgang met de mensen door onze dagen gaan.
Is het niet hard nodig, ieder op eigen plaats en wijze, ten overstaan van de wereld en denken we daarbij dan allereerst aan de persoonlijke ontmoeting met de mensen die dagelijks onze weg kruisen - met de mond te belijden wat we met het hart zeggen te geloven?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1997

De Wekker | 16 Pagina's

Het onderzoek God in Nederland

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1997

De Wekker | 16 Pagina's