Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet haastig om rijk te worden en matig met alcohol

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet haastig om rijk te worden en matig met alcohol

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

1997 was een jaar als alle voorgaande jaren, althans voor wat betreft gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen die de wereld als geheel raken. Politiek, sociaal, economisch, militair en religieus gezien gebeurden in 1997 dezelfde dingen als in de jaren daarvoor.

De tonelen wisselden, oude spelers vielen weg en nieuwe kwamen op, het spel bleef hetzelfde. Voor ons persoonlijk, binnen het wereldje van ons eigen kleine bestaan, was 1997 misschien wel heel anders dan de jaren ervoor, door welke omstandigheden of gebeurtenissen dan ook. Het ging ons misschien goed in zaken; we studeerden af en vonden misschien snel een baan; we werden voor het eerst grootouder en dat dan nog samen; we trouwden en kregen misschien ons eerste kind; op zorg over de uitslag van een medisch onderzoek volgde de alleszins geruststellende verklaring dat niets werd gevonden dat op een ernstige afwijking wijst; we beëindigden misschien ons actieve bestaan in het maatschappelijk gebeuren om samen te gaan genieten van het vele goede dat God te genieten geeft. Allerlei schrikwekkende dingen die onze wereld en mensen daarop teisterden, gingen om en langs ons heen. Wel zagen we geliefden, vrienden en kennissen, dichtbij of wat verder weg, wegvallen en bij het ouder worden dringt sterker het besef door dat ook wij opschuiven naar het moment waarop wij in de geschiedenis van deze wereld zullen worden bijgezet.

Het is nogal wat om in de wereld van nu te moeten leven
Als vroeger werd gebeden voor land en volk en voor de overheden dan viel dikwijls de term „opdat wij een stil en gerust leven mogen leiden". Wat dat precies inhield, lag misschien niet voor iedereen gelijk, maar er werd in elk geval allereerst en vooral mee bedoeld dat de samenleving zó ingericht zou zijn dat er ruimte mocht zijn om dat dagelijkse leven in alle rust en vrede te leven, zonder geschreeuw op de pleinen, zonder omstandigheden van opgejaagdheid en gejakker, zich verheugend in de kleine en goede dingen van het leven van elke dag; een leven ook waarin het mogelijk was, ongestoord en met een gevoel van geestelijk welbevinden, in vrede en vrijheid de dienst van de Here God waar te nemen.
Een stil en gerust leven, wie durft die term in onze hectische tijd nog in de mond te nemen? Wie kan nog zeggen dat hij of zij, temidden van alles dat vanuit de mensenwereld mondiaal en vanuit de samenleving in onze eigen omgeving op ons toekomt, vandaag een stil en gerust leven leidt? We zijn gejaagd en we worden opgejaagd.
De vraag hoe we ons leven moeten of willen inrichten, wordt in het leven van bijna alle mensen door factoren van buitenaf bepaald, door omstandigheden en eventualiteiten waarover de media ons elke dag meedogenloos inlichten; door de snelheid ook waarmee de dingen in weken en de weken in maanden verglijden, zonder dat we in ons gevoel het leven van elke dag, bewust en in rust, in vrede en met een gevoel van geborgenheid hebben geleefd. Het is nogal wat om in de wereld van nu te moeten leven. Met fraudes, weifelende beurzen, beursschandalen, met het doek dat voor Fokker definitief viel, met rapporten over te grote werkdruk en toenemende stress in de samenleving, met toenemend geweld op straat en binnenshuis, met varkenspest en de niet geringe dreiging van atoomkoffers in landen van het vroegere Sowjetblok, om maar enkele dingen te noemen. Daartegenover staat aan positiefs de florerende economie, die zich op ongekende manier manifesteerde in het bestedingspatroon van de gemiddelde burger rond de gepasseerde feestdagen... Er werd meer dan ooit omgezet. Men zou bijna geneigd zijn te denken dat de armen, waarvoor monseigneur Muskens zich in 1997 zo sterk maakte, niet bestaan. Sommigen ging het al zeer goed. Zeker veertig mensen - aldus de dagbladen - zijn in 1997 miljonair geworden door prijzen in grote loterijen. Twintig werden het dank zij de Staatsloterij. Achttien werden „gelukkig" gemaakt door het winnen van de jackpot in de Lotto en aan de aanzienlijke rij miljonairs die ons land al telt, voegde de Bank-Giro-loterij er ook nog twee toe. De gemiddelde burger laat wat hij of zij in 1997 als negatief ervoer en dat niet heel direct het persoonlijk leven raakte, snel van zich afglijden. Men leeft met de euforie van de materiële welvaart van het moment en die bepaalt ook de verwachting voor de toekomst. Als we aan die toekomst denken, zijn vier dingen zorgelijk, zeer zorgelijk zelfs. Het zijn de zucht naar geld, de toenemende fraudes in allerlei verbanden, het groeiende geweld in de samenleving, het stijgende alcoholgebruik en het onmiskenbaar toenemende racisme.

De zucht naar geld
Al in 1985 legde een rapport van de Interdepartementale Stuurgroep Misbruik en Oneigenlijk Gebruik (ISMO) bloot dat er in ons land op grote schaal sprake was van oneigenlijk gebruik op het terrein van belastingen, sociale zekerheid en subsidies. Naar schatting beliep het zwartgeldcircuit in Nederland op dat moment 16 tot 21 miljard gulden. Een vooraanstaand econoom maakte naar aanleiding van dit rapport de opmerking dat de verwevenheid tussen de „normale" en de „ondergrondse" economie zo groot was, dat het wegvallen van de laatste aardverschuivende consequenties voor ons economisch bestel zou hebben. Uit de cijfers sprak duidelijk dat er onder ons volk een mentaliteitsverandering met bedenkelijke kanten op gang was gekomen.
De welvaart van na de tweede wereldoorlog heeft de meeste burgers een aantrekkelijk materieel leefniveau bezorgd. In het verlangen - elk mens misschien eigen - om het leven zo gerieflijk mogelijk in te richten, hebben niet weinigen financieel hoger proberen te reiken dan hun inkomensarm lang was. Het beangstigend groot aantal Nederlandse huishoudens met hoge schuldenlasten heeft in dit opzicht wel iets te zeggen. De kooplust van het publiek is ongeremd. In menig gezin gaat dat ten koste van het budget van de directe levensbehoeften. Er wordt geleend bij het leven, op allerlei manier. Een verkoper uit een van de grootste warenhuizen vertrouwde mij enkele dagen terug toe dat het de dag na nieuwjaar redelijk druk was met klanten, die voor de feestdagen gekochte juwelen en sieraden, waarmee tijdens de feestdagen voor de omgeving was gepronkt, terugbrachten onder het motto „het staat me toch niet zoals ik had gedacht". Een tegoedbon? Nee, geld terug alstublieft. Men had het alleen even willen lenen... Hoe houden we wat we hebben en hoe komen we aan meer, vormt op zorgelijke wijze de levensvraag van de massa. De verleiding van de vlucht in kleine zonden als renteverzwijging (zo er al iets te verzwijgen viel of valt), arbeidsongeschiktheids- of werkloosheidsuitkering met „zwarte" schnabbeltjes hier en daar, „zwarte" betaling voor huishoudelijke hulp, is voor velen dan ook onweerstaanbaar gebleken en het is geen geheim dat deze dingen een grote vlucht hebben genomen. En dat is dan in zekere zin nog maar een kleinschalig gebeuren. Welke vlucht heeft ook niet het wegmoffelen van „zwarte" bedrijfsinkomsten genomen, al of niet via buitenlandse belastingparadijzen en hoe vindingrijk blijkt men niet te zijn in het uitdenken van wegen waarlangs aan wettelijke regels kan worden ontkomen, waarbij de grens tussen het commercieel haalbare en het ethisch aanvaardbare dreigt te vervloeien. Fraudepraktijken in deze sfeer hebben voor niet weinigen in de samenleving hun ethische dimensie verloren. Allereerst vanwege de algemeenheid. Wie altijd met lammen omgaat, gaat zelf tenslotte hinken, zegt een Latijns spreekwoord en daarvan is iets waar. De collectieve zonde sust het individuele geweten. Doordat het in de beste en hoogste kringen en in allerlei verbanden voorkomt, hebben het gezag van en het ontzag voor de overheid en haar wetten aan kracht ingeboet. Het protest in de samenleving tegen allerlei wetten en regelingen relativeert de ernst van de overtreding ervan. De frauduleuze financiële praktijken die van tijd tot tijd aan het licht worden gebracht, waarbij soms respectabele ondernemingen en instellingen en achtenswaardige personen betrokken blijken te zijn, dragen aan die relativering in niet geringe mate bij.
Vormen wij christenen een uitzondering op dit alles? We weten misschien weinig over soorten bevolkingsgroepen, bedrijven en instellingen met het grootste aandeel in het „zwarte" circuit. Maar het zou van weinig bescheidenheid en werkelijkheidszin getuigen als we zouden denken dat geen geld van christenen in dit circuit circuleert. Het circuit van de beunhazerij strekt zich ook tot kerkelijke kringen uit. Ook christelijke middenstanders zullen in hun felle concurrentiestrijd niet altijd weerstand kunnen bieden aan de verleiding om gecoupeerde opgaven van hun omzet aan de fiscus te doen. En met name van sommige zakenlieden in bepaalde christelijke kringen is bekend dat zij in fiscaal opzicht het standpunt huldigen dat het geloofsleven ophoudt waar het zakenleven begint. „Die haastig is, om rijk te worden, zal niet onschuldig wezen", zo heet het in het boek der Spreuken. Het staat er niet voor niets.

Alcoholmisbruik en geweld
Vergeleken met andere landen zijn in Nederland tot nu toe door de overheid nauwelijks systematische pogingen gedaan om het gebruik van alcohol aan banden te leggen. Landen als België, Engeland, de Scandinavische en Noord-Amerikaanse landen hebben op dit punt een wat andere geschiedenis. Dat ons land geen gerichte alcoholpolitiek kent, zal wellicht teruggaan op onze liberale tradities. Als het aankwam op de taak van de overheid ten aanzien van het privé-leven van haar onderdanen, was er altijd een grote terughoudendheid. Thorbecke, liberaal staatsman, stond al in 1856 op het standpunt dat de taak van de overheid zich moest beperken tot het handhaven van de openbare orde (het opvangen van de excessieve gevolgen van drankgebruik naar buiten), maar dat het alcoholgebruik op zich het beste door morele en godsdienstige opvoeding in de privésfeer kon worden aangepakt. Die gedachte lijkt vandaag niet meer houdbaar. De verwevenheid van de overheid met allerlei particuliere aangelegenheden is in ons politieke bestel van vandaag zo groot geworden, met name ook op het terrein van de volksgezondheid, dat de overheid in een ernstige situatie als waarin wij ons als volk nu bevinden, de plicht heeft een gericht alcoholbeleid te ontwikkelen.
De middelen die een overheid daartoe ten dienste staan zijn natuurlijk beperkt. Met verzwaring van de belastingdruk op gedistilleerd en met een verbod op bepaalde vormen van reclame kan misschien wel iets worden bereikt. Een goede voorlichting over de medische complicaties bij overmatig alcoholgebruik zal, evenals bij de voorlichting over de gevaren van het roken, wellicht remmend kunnen werken. Ofschoon ook hier de risico-kansen van individu tot individu verschillen, is toch genoeg documentatie over klinische ervaringen met alcoholisten beschikbaar om de burger aan te geven waar de grenzen van een veilig consumptieniveau liggen. In de medische wetenschap zijn belangrijke verschillen aangetoond tussen rassen en individuen ten aanzien van de snelheid waarmee alcohol in het lichaam wordt afgebroken, maar generaal gesproken moet toch worden erkend, dat overmatig drankgebruik op kortere of langere termijn lichamelijke stoornissen tot gevolg heeft. Om over de geestelijke maar niet te spreken. Dit moet vooral de christen iets te zeggen hebben, van wie geldt dat zijn lichaam een tempel van de Heilige Geest is.

Verschijnsel in een welvaartscultuur
De moeilijkste vorm van preventie is de mentale beïnvloeding. De naoorlogse welvaart voerde het gebruik van alcoholische dranken met sprongen omhoog. Het verwierf zich een vaste en niet meer weg te denken plaats in het sociale leef- en gedragspatroon van het brede volksleven. Maar dat niet alleen. Het niet opgewassen zijn tegen de complexe maatschappelijke situaties die onze westerse samenleving kenmerken, de spanningen in werkomstandigheden, de stress van mensen op posities met brede verantwoordelijkheden, de vereenzaming van ouderen en alleenstaanden en de sombere toekomstverwachtingen voor mens en wereld onder jongeren hebben de behoefte aan het opwekkende en verdovende effect van alcohol een extra impuls gegeven. Deze ontwikkeling onder controle nemen is voor een overheid uiteraard zeer moeilijk. De individuele nood van de burger onttrekt zich aan haar waarneming, daargelaten de vraag of zij over middelen, anders dan het doen opvangen van de ernstigste probleemgevallen, beschikt om er iets ten goede aan te doen.
Wie dagelijks in bredere samenlevingsverbanden verkeert, mensen in hun bezig zijn observeert en het hollen en draven in onze cultuur analyseert, moet wel tot de conclusie komen, dat we met zijn allen eigenlijk een merkwaardig soort welvaart hebben bereikt. Door de drang en de dwang naar nòg beter en nòg meer zit onze welvaart vol spanningen, onzekerheden en angsten. Faalangst, rivaliteit, fysieke of geestelijke ontoereikendheid om vereiste productienormen te halen, stress in de zorg rond een bedreigde concurrentiepositie, waarmee heel wat kleine zelfstandigen rondtobben en niet te vergeten de spanningen bij duizenden, die in materieel opzicht een grotere broek aantrokken dan hun financiële positie van het moment toeliet en die nu in minder riante levensomstandigheden terecht zijn gekomen, het zijn enkele maar wel even zovele verschijnselen in een welvaartscultuur, die de vlucht in de drank hebben vergroot.
Ook onder christenen worden stille drinkers geteld. Ook in christelijke milieus worden feesten gevierd en evenementen georganiseerd waar de gezelligheid in de kleine uurtjes groeit naarmate het bier vloeit. Ook christenjongeren (en hun ouders...) kennen het begrip „stappen", waarbij het jonge volk de grenzen van eigen capaciteit niet altijd genoegzaam onderkent, afgezien van het feit dat de lichte of zwaardere roes die men eraan overhoudt zich niet verdraagt met de vereiste aandacht voor de zondagmorgenpreek.
In de cultuur waarin wij leven, zullen wij als christenen de vele bijbelse waarschuwingen tegen de gevolgen en de gevaren van overmatig drankgebruik ter harte moeten nemen. „Laten wij, als bij lichten dag, eerbaar wandelen, niet in brasserijen en drinkgelagen..." (Rom. 13:13), zijn woorden die ook christenen van nu aangaan. Efeze 5:15-21 verschaft ons de code voor de inrichting van onze christelijke feesten en andere vormen van onderlinge gezelligheidsbeoefening. „En bedrinkt u niet aan wijn waarin bande- loosheid is, maar wordt vervuld met den Heiligen Geest en spreekt onder elkaar in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen...". Gesproken is dan nog niet over enkele bijbelplaatsen (Titus en 1 Timotheüs) met profielschetsen voor ambtsdragers, waarbij het verzot zijn op veel wijn als een negatief selectiepunt wordt aangemerkt.
Als christenen past ons niet alleen beperking. We hebben ook een roeping, in deze zin, dat we als christenen - zelf door genade matig, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig heenlevend naar de toekomst van Christus - onze aandacht zullen richten op allen in onze omgeving die in alcohol de oplossing van hun levensproblemen hebben gezocht of die zonder direct aanwijsbare oorzaak eraan verslaafd zijn geraakt of dreigen te geraken.
Over het geweld en het groeiende racisme in de samenleving en de taak van de overheid en van de kerk daarin graag in een volgende aflevering.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1998

De Wekker | 16 Pagina's

Niet haastig om rijk te worden en matig met alcohol

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1998

De Wekker | 16 Pagina's