Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ingewikkeld geloof (XII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingewikkeld geloof (XII)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prediking en verkiezing. Het loont de moeite om de Dordtse leerregels eens door te nemen wat betreft de prediking. Er zou heel wat gewonnen zijn, wanneer we zouden kunnen terugkeren tot de opvattingen die daar over de betekenis van de verkondiging van Gods Woord worden geboden. De gereformeerde opvatting van de prediking schept ruimte, doordat de verantwoordelijkheid voor geloof en bekering uiteindelijk niet bij de prediker, ook, als het er op aankomt niet bij de hoorder, maar bij God zelf te zoeken is. Wie zou menen dat hij in staat was om mensen te bekeren, zou het niet wagen om een preekstoel op te klimmen. Hij zou er evenmin van af durven te komen. Stel je voor dat wij mensen moesten bekeren! Dat was een onmogelijke opgave. Wie kan het mensenhart omzetten?

Wie kan de diepten van dit hart werkelijk bereiken, en daar die ingrijpende verandering tot stand brengen, waardoor een mens van geestelijk dood geestelijk levend wordt? Wie kan iemand overbrengen vanuit het rijk van de duisternis in het rijk van het licht? Wie kan het willen en het werken tot stand brengen, waarin het welbehagen van God zich openbaart?
Wanneer dit de verantwoordelijkheid van de prediker zou zijn, zou, als de werkelijkheid van dit alles tot ons doordrong, niemand meer een stap wagen in de richting van de preekstoel. We zouden op ons nemen, wat God aan zichzelf heeft voorbehouden. Het behaagt Hem, om door de prediking zalig te maken degenen die geloven. En Hij is het die de wasdom geeft. Wat wij te doen hebben, is niets anders dan planten en natmaken. Het eigenlijke werk is niet dat van Paulus, of Petrus of wie dan ook. Het eigenlijke werk is hetgeen God zelf doet.
Men zou ook geen preekstoel meer afkomen, wanneer men onder deze last gebukt ging. Wie zou amen durven zeggen, wanneer hij zou moeten denken, dat er misschien nog iemand was, die op een laatste woordje zat te wachten. God spreekt zelf het eerste en het laatste woord. Hij kan, wanneer Hij het wil, en door wie Hij wil, en op de manier die Hij verkiest naar zijn welbehagen, mensen bereiken, zodat alle verzet gebroken wordt en het hart wordt geopend. Zo staat het er immers: Paulus preekt en de Here opent het hart (Hand. 16).
Het is de verantwoordelijkheid van de prediker om het Woord van God recht te brengen. Meer niet. Als hij lui is geweest, of slordig in zijn uitleg en toepassing van het Woord, dan heeft hij zich te schamen en zich te bekeren. Een zegen als hij voor God weet, dat hij, zij het met tekort, oprecht zijn best heeft gedaan! Nu kan hij voor het overige de zaak aan de Here overlaten. God zal zijn werk voleindigen, als het Hem behaagt door de dienst van deze prediker. Ik meen dat het deze fundamentele en beslissende lijn is, die wij aantreffen in de belijdenis van Gods verkiezing. Zo treffen wij haar ook aan in de leerregels van Dordt.

Confessioneel geluid
Ik noem een paar zaken, waaruit blijkt dat inderdaad déze achtergrond voor de prediking in Dordt is te vinden. Om de mensen tot geloof te brengen, zendt God naar zijn grote goedertierenheid verkondigers van de zeer blijde boodschap, tot wie Hij wil en wanneer Hij wil. Door hun dienst worden de mensen geroepen tot bekering en het geloof in Christus de gekruisigde. De zeer blijde boodschap is deze, dat de liefde van God geopenbaard is in de zending van zijn Zoon in deze wereld. Een ieder die in Hem gelooft zal niet omkomen, maar het eeuwige leven hebben. Wie het evangelie niet gelooft blijft onder de toorn van God. Wie het aanneemt en dan ook de Zaligmaker Jezus met een waarachtig en levend geloof omhelst, die wordt van de toorn van God verlost en begiftigd met het eeuwige leven.
Zo staat het er. God laat het evangelie verkondigen, met geen ander doel dan dat de mensen het evangelie zouden aannemen en verlost zouden worden. Door de dienst van de verkondigers worden de mensen geroepen tot bekering en geloof.
De belijdenis schaart de prediking onder de middelen die God gebruikt en die wij ook mogen en moeten gebruiken. God gebruikt de bediening van het Woord als een middel van zijn genade. En wij gebruiken dit zelfde middel, om geloof en bekering te ontvangen en om in geloof en bekering te groeien, wanneer het geloof en het vertrouwen, de vrede met God in het hart niet krachtig gevoeld wordt. We hebben deze media met ernst te gebruiken.
De genadige verkiezing realiseert zich immers niet en er komt immers ook geen geloof tot stand zonder deze bemiddeling van het heil. Dit is de orde van het heil, zoals God die heeft ingesteld. En zoals Hij die aanwendt, waarom ook wij daarop volstrekt zijn aangewezen.

Belofte van het evangelie
Van betekenis is wat de leerregels zeggen over de belofte van het evangelie. De inhoud van die belofte is, dat ieder die in de gekruisigde Christus gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft. Eeuwig behoud is er blijkens die belofte voor ieder die in Christus gelooft, in de gekruisigde Christus. Zo luidt de belofte van het evangelie. Met deze boodschap heeft Christus zijn discipelen de wereld ingezonden. Ga dan heen, verkondig het evangelie aan alle creaturen! Zij moet aan alle volkeren en aan alle mensen tot wie het evangelie komt, zonder enig onderscheid worden verkondigd.
Zonder onderscheid! Wanneer wij op die grond spreken over onderscheidende prediking kan dit geen betrekking hebben op het adres van de belofte. Zonder dat wij separeren dient de belofte aan een ieder die het horen kan, te worden voorgehouden, met bevel van bekering en geloof. Onderscheidende prediking kan nimmer inhouden dat wij enige beperking aanbrengen als het gaat over de ruimte van de evangelieprediking.
Zonder onderscheid! De belofte vereist een duidelijke, een ernstige en een onvoorwaardelijke prediking. Het bevel van geloof en bekering functioneert als een voorwaarde achteraf. Het dient als een krachtige oproep om tot geloof en bekering te komen. Immers God die eist, is ook degene die geeft. Hij schenkt zelf wat Hij belooft in het evangelie. En wie Hem aanroept zal geloof en bekering ontvangen.
Daarop duidt datgene wat de belijdenis zegt over de ernst van de prediking. Deze schuilt niet alleen in het feit dat zij beslissend is over eeuwig leven of over eeuwige dood. Die ernst van de prediking heeft vooral te maken met het feit, dat de roeping door het evangelie een ernstige roeping is. Want zo velen als er door het evangelie geroepen worden, die worden ernstig geroepen. Want God betoont ernstig en waarachtig in zijn Woord, wat Hem aangenaam is, namelijk dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen die tot Hem komen en geloven de rust der zielen en het eeuwige leven.
We mogen van deze ernst niets afdoen. Dan schieten wij te kort tegenover de hoorders en vooral ook ten aanzien van de Zender, de Here God zelf. God meent het. Hij speelt geen spelletje met ons, wanneer Hij in de prediking zegt dat Hij het meent. Hij houdt ons niet een poosje bezig in de kerk. Wij worden ernstig geroepen!

Krachtig geroepen
Wie op de roeping van Gods genade in het evangelie niet komt, kan daarvan de schuld niet toeschrijven aan het evangelie. Evenmin aan Christus, die in het evangelie wordt aangeboden. Men kan evenmin aan God een verwijt maken, die ons door het evangelie roept en die zelfs aan diegenen die Hij roept verschillende gaven meedeelt. De schuld van het niet opvolgen van de goddelijke roeping ligt geheel bij de mens. Hij weigert om te komen en gehoor te geven aan de Here.
Hier ligt alle nadruk op de verantwoordelijkheid van de mens die niet te verontschuldigen is, op geen enkele manier. Wanneer iemand op Gods uitnodiging geen acht slaat, haar naast zich neer legt en in zijn eigen onbekeerlijkheid volhardt, is hij zelf daarvoor alleen en geheel verantwoordelijk.
Wie aan de roeping van God gehoor geeft, mag dit echter niet toeschrijven aan eigen kracht. Hier blijkt, achteraf, dat de roeping niet alleen ernstig was, maar ook geladen met de kracht van de Heilige Geest die ons met het geloof begiftigt. Zo komt aan God de eer toe. Hij vernieuwt ons. Hij dringt met zijn Geest in het binnenste van de mens, zodat de mens door de genade die hij ontvangen heeft gelooft en zich bekeert. God gebruikt de prediking als middel. Wie dit goddelijke middel gebruikt, zal naar Gods belofte gezegend worden, doordat God dit middel gebruikt. Zo ligt de verantwoordelijkheid bij onszelf. De zegen van het geloof schrijven we toe aan de Here en aan Hem alleen. Zo klimt een prediker op de kansel om er ook weer af te komen. Zo stelt de hoorder zich onder het Woord, vertrouwend op de belofte van het evangelie. Wie het op deze manier niet meteen ervaart of beleeft, moet aanhouden en in geloof zich aan de Here Christus toevertrouwen, die gezegd heeft: Ik zal u rust geven! Komt allen tot Mij!

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1998

De Wekker | 16 Pagina's

Ingewikkeld geloof (XII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1998

De Wekker | 16 Pagina's