Achter Mij!
„Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, en neme zijn kruis op en volge Mij". Mattheüs 16:24b
Het lijden van Christus vormt het hart van het evangelie. Tegelijkertijd is die kern het moeilijkst te verstaan. Leer mij o Heer' Uw lijden recht betrachten. Het kruisonderwijs van Jezus Zelf is daarom broodnodig. De discipelen hebben de tekenen van Zijn Messias-heerlijkheid gezien, Simon Petrus heeft dat helder onder woorden gebracht: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God". De consequenties daarvan overziet ook hij echter niet. De Messias en de Lijdende Knecht zoals Jesaja die beschrijft, zijn niet van elkaar los te maken. Zoals Jesaja vier maal de Lijdende Knecht des Heeren aankondigt, kondigt de Heere vier maal in het Mattheüs-evangelie Zijn lijden aan. Mattheüs gebruikt in 16:21 de uitdrukking tonen, aantonen, uitleggen.
Het gaat om een goddelijk moeten. Vanuit de Vader: Hij heeft een Verlosser beloofd om zondaren zalig te maken. Vanuit de Zoon Zelf: Zie Ik kom om Uw wil te doen. Hij wilde, vol van de Heilige Geest, zijn in de dingen Zijns Vaders. Hij moest en wilde met een doop gedoopt worden. Hij moest en wilde de weg van de Man van Smarten gaan. De onwaardigste onder de mensen worden. Verwond en verbrijzeld om onze overtredingen, om onze ongerechtigheden. Een moeten vanwege Gods gerechtigheid. Niet te peilen zondaarsliefde. Gadeloze ontferming... Opgaan naar Jeruzalem. Om veel te lijden. Om gedood te worden. En ten derden dage opgewekt. Een onbegrijpelijke weg. Door-de-dood-heen. Leven-verwervend. Goddelijke heilsweg! Maar die goddelijke weg is vernederend voor ons mensen. Een Simon Petrus had de lijdensweg willen verhinderen. Hij krijgt een scherpklinkend bevel: „Ga weg, achter Mij, satan!". Petrus krijgt onderricht in discipelschap. Wij, die dit lezen, met hem.
Allereerst, er zijn twee mogelijkheden, twee wijzen van gaan, van levensgang. Een satan-zijn òf discipel-zijn. Discipel-zijn betekent achter Hem te gaan, te volgen. Hij gaat vooraan en een discipel kan Hem in geen enkel opzicht passeren. Een discipel moet Hem in het oog houden. In Zijn nabijheid blijven. Christus nodigt ruim. „Zo iemand... indien iemand...". Hij houdt ons echter ook voor wat dat kost. Hem volgen op Zijn weg is: Hem volgen op de weg-van-het-lijden. Een dienstknecht is niet meer dan zijn meester. Wie Mij volgt, moet met Mij die uiterst smadelijke gang naar het kruis meemaken. Ieder die Mij navolgt, moet zich wagen aan een leven, dat even zwaar is als de lijdensweg van iemand, die op weg is naar de plaats van zijn berechting. Zichzelf verloochenen, dat is hier niet bedoeld als morele prestatie, maar het jezelf op het spel zetten, om Jezus' wil. Jezus volgen, dat is levensgemeenschap met Hem hebben in lijdensgemeenschap.
Werkelijk christen ben je slechts als discipel van Jezus Christus. Heel ons doen en laten, de praxis van ons leven moet daardoor gestempeld worden. We zullen als Christus weerkomt ook naar die maatstaf beoordeeld worden (vers 27!). Het discipelschap betekent: jezelf-ten-achter-stellen, kruis-op-nemen en volgen, Hem volgen. Zo kan dat, uit en door Hem, zelfs „vrolijk dragen" worden.
Nog twee dingen in dit verband. Vers 25 laat weten: dit zó verliezen van je leven is het vinden van hèt leven. Vervolgens, zichzelf verloochenen, kruisdragen, navolgen, valt óók onder het woord van Jezus: „zonder Mij kunt gij niets doen".
De nu bijna 53 jaar geleden door de nazi's smadelijk opgehangen Duitse theoloog in het verzet, Dietrich Bonhoeffer wijst in dit verband in zijn nagelaten geschrift „Navolging" er op dat als we gaan onder het juk van Christus, Hijzelf die ons kent meegaat. Hijzelf is het die de volgeling vindt wanneer hij zijn kruis opneemt. En Hij blijft bij ons. Maarten Luther wist daar ook van.
„Zie, dat is de weg van het kruis, die kunt ge niet vinden, maar Ik moet u leiden als een blinde; daarom zal niet gijzelf, niet een mens, geen schepsel, maar Ik, Ikzelf u onderrichten door Mijn Geest en Woord, in de weg waarop gij moet wandelen.
Niet het werk dat gij voor uzelf uitkiest, niet het lijden dat gij uitdenkt, maar wat u tégen uw keus, denken en begeren overkomt, dáár moet gij volgen; dáár roep Ik, daar moet ge leerling zijn, dáár is het tijd, daar is uw Meester".
Achter Mij! Horen wij het? Daar is de Meester en Hij roept u! Sta op, volg Hem en wees ge-Borg-en.
Maar er is meer!
Achter Mij! De Geest doet gaan in het spoor van het Lam. En Zijn kudde is zichtbaar in de wereld.
Achter Mij, opdat ook anderen, die Zijn beeld in u zien voor Hem gewonnen worden.
Achter de Herder! Zo laat Hij de kudde groeien. En als de Mensenzoon komt in heerlijkheid is de kudde volgroeid. In elk opzicht volmaakt.
Achter de Heiland! Nu! Dan draagt u straks voor 't kruis een kroon, door Jezus' bloed verkregen.
Schiedam, A.G. Boogaard
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1998
De Wekker | 16 Pagina's